zondag 2 maart 2008

27.02.2008: dag 226: Labuanbajo – Komodo







De kapitein heeft de boodschap en richtlijnen begrepen: zoet water is nuttig om zich te wassen na zemmen in zeewater, een extra ton zoet water staat klaar op de boot, drinkwater is ook niet onbelangrijk, hij heeft twee dozen mineraalwater gekocht. Reddingsvesten zijn vrij essentieel op een schip dat in de woelige wateren naar Komodo vaart. We hebben vijf splinternieuwe en fluorode vesten in ons bezit. Men kan ons kilometers ver zien drijven ...
Negen uur en we varen naar Rinca, één van de grotere eilanden van het Komodo Nationale Park, drie uren ver. De zee is behoorlijk kalm, de zon schijnt en de bewolking doet niet vermoeden dat het zou gaan spoken in de Floreszee. We zijn met zeven, samen met de kapitein en de kok-matroos. De boot vordert traag en vaart langs het vasteland, tientallen grote en kleinere eilanden liggen verspreid in de omgeving als een groene gordel van smarargd met hagelwitte strandjes, mangroven en ontoegankelijke hellingen. Hier en daar liggen kleine vissersdorpjes vlak aan zee. Rinca doemt op in de verte; een behoorlijk groot en onbewoond eiland. In tegenstelling tot Flores ziet het er helemaal anders uit: geen tropische bebossing maar overwegend kaal met hier en daar op de toppen metershoge sagopalmbomen en klein struikgewas. Het is alsof dit eiland hier niet thuis hoort. We meren aan tegen de houten pier: “Welcome to Rinca Komodo National Park”.
We begeven ons meteen naar de rangerspost voor ons inkomticket tot het park en een begeleide wandeling op zoek naar meer komododraken. We worden al meteen geconfronteerd met een tiental grote en kleine exemplaren die zich ophouden in de buurt van de keuken van de rangers. De grootste hagedissen zijn een meter of drie lang en honderdvijftig kolo zwaar. Kleinere draakjes houden zich verderop afzijdig, want zij lopen anders het risico opgepeuzeld te worden door de kannibalistische ouders. De gids maakt een grote boog rondom de onbeweeglijk kijkende wezens en samen gaan we in de wildernis op zoek naar andere draken. We lopen langs een nest waarin eieren zouden verborgen liggen in diepe gaten afgedekt met bladeren. Het ziet er bevreemdend uit; de vegetatie is droog, de hellingen met hoge grassen verbergen gifslangen en de palmen met hun brede bladeren doen prehistorisch aan. Apen schreeuwen ergens ver weg. Buffels en wilde zwijnen vormen het hoofdmenu van de draken. Een zwarte buffelstier graast langs het pad; het beest heeft een ontstoken en met vliegen bedekte bijtwonde van een komodo op de rug. In het speeksel van de draak zitten een vijftigtal soorten bacteriën die de wonde verder doen etteren. Het beest kan nog tot drie maanden na de beet blijven leven vooraleer het onherroepelijk bezwijkt aan een bloedvergiftiging. De draken blijven in de buurt en sporen het karkas op om het op te peuzelen. Kleinere dieren zoals varkens worden meteen verscheurd. Door de zon gebleekte skeletten van buffels liggen verspreid tussen struiken ... Een beet van een Komodo bij een mens geneest zeer moeizaam en heeft - ondanks een lange antibioticakuur - toch nog vaak een dodelijke afloop, zo zegt onze gids tenminste.
Onverwacht treffen we een slapend exemplaar op een platte rots in de schaduw van struiken. Hij soest wat in de schaduw van de hete middagzon. Het zijn koudbloedige hagedissen die ’s morgens in de zon gaan liggen om op te warmen en te jagen door geniepig in de billen van buffels, herten of wilde paarden te bijten en de rest van de dag hun temperatuur is de lommer op peil houden in afwachting van een sterfgeval ergens op het eiland. Het zijn geniepige doders ... Hij snuift even luidruchtig en negeert ons verder, nu en dan steekt hij een lange gele gevorkte tong uit; hij ‘proeft’ zo onze aanwezigheid; we staan echter niet op zijn menu als we ons stilletjes terugtrekken. Nog wat buffels en een eenzaam hert; we keren langs een droge rivierbedding terug maar we spotten geen andere komodo’s meer.
Het koksmaatje heeft intussen een heerlijk slaatje geprepareerd: tomaten, avocado’s, ajuintjes en komkommers met een kruidige vinaigrette, vervolgens vers gevangen gebakken vis, rijst en ananas: fantastisch!
We laten Rinca achter ons en varen voort. De kapitein wisselt van plaats en Ruben neemt het roer in de kajuit over! Hij vaart gedurende twee uren de hele afstand van Rinca naar de overnachtingsplaats in een stille baai voor het eiland Komodo.. Komodo is zowaar nog woester dan Rinca; de onherbergzame zwarte en smaragdgroene toppen van Komodo geven je het gevoel dat je in een andere wereld en in een andere tijd binnenvaart. King Kong woont vast ergens in die oninneembare rotskastelen ...
Ruben laveert - op aanwijzigingen van de kapitein - tussen rotspieken en vissersschuiten en meert de boot aan op de plaats waar de boei drijft.
In het ondiepe heldere water zemmen kleurrijke vissen; we zwemmen tussen de scholen felgekeurde koraalvissen met namen als anamoon- of papegaaivis.
Het avondeten wordt klaargemaakt; Sander, Ruben en Jasmien schrapen de schubben van de gevangen visjes schoon op het dek. De zonsondergang is spectaculair: alle tinten van rood en oranje zitten gevangen in hoge dunne wolken. De contouren van Komodo steken scherp en dreigend af in de gekleurde avondlucht. Uit hoge grotten en spleten fladderen onhandig honderden krijsende donkerbruine vliegende honden uit als prehistorische archeopterixen. Dit is magisch! ... Jurrasic Park ... straks verschijnen uit de bossen de lange halzen van dino’s...
Het wordt snel duister; er is geen elektriciteit; een stormlantaarn zorgt voor de enige verlichting. Het is pikdonker en duizenden sterren prijken; de melkweg is zichtbaar als een helverlichte straat aan de zwarte hemel.
Na het vismenu en een slaapmutsje van arak met Sprite en limoen word het dek klaargemaakt voor de nacht; we rollen de slaapmatten uit en spannen muskietennetten rond de randen om de duimgrote bruine kakkerlakken die nu op het dek op zoek zijn naar restjes van ons lijf te houden. Enkele kannetjes water uit de kruik over de hoofden en we zijn schoon voor de nacht.
De boot beweegt niet en ligt volmaakt stil op het donkere spiegelgladde water, enkel het gesnurk van de kok - die op de plankenvloer in de kajuit slaapt - verstoort de absolute stilte. De kapitein legt zich tenslotte ook languit op het dek, het hoofd op een onzer reddingsvesten.

Geen opmerkingen: