woensdag 31 oktober 2007

31.10.2007: dag 107: Agra-Varanasi


Eén kamer wordt ontruimd; de andere houden we tot deze avond zodat we ons nog kunnen douchen en een onderkomen hebben vooraleer we afreizen naar Varanasi.
Vanmorgen wordt nog een grote was gedaan. We hopen dat de apen, die met tientallen de omgeving onveilig maken en baas zijn op de daken, eraf blijven. Het zijn brutale gedrongen en forse beesten met vervaarlijke hoektanden die met kleine oogjes dreigend op je af komen als je eten bij je hebt.
Vandaag moeten een aantal praktische zaken geregeld worden.
Kristien en Jasmien doen een nieuwe poging om het pakje in het postkantoor af te halen. De verantwoordelijke van het kastje is vandaag ‘op post’ en weet al direct wat er verwacht wordt. In de kast tussen een hoop rommel ligt inderdaad het pakketje al enkele dagen te wachten en Jasmien is in de wolken.
Het systeem werkt maar je moet ontzettend geduldig zijn en de juiste persoon treffen die een bepaalde taak waarneemt. Alle andere medewerkers houden hun handen af en sturen je wandelen.
Ik ontdek dat ons treinticket naar Varanasi onvindbaar is. Het kostbare biljetje is nergens meer te bespeuren; ik vermoed dat ik het in een vlaag van opruimen in de vuilnisbak weggegooid heb. Verdomme! Hoe is dat nu toch mogelijk ...
Onze namen zitten wel in het computersysteem maar ik heb geen bewijs in handen.
Een reisbureau raadt ons aan om een beleefde brief aan Indian Railways te schrijven met onze gegevens, waarin het probleem van het verloren ticket beschreven wordt met de vraag om een dubbeltje te printen.
In het bezit van het schriftelijke verzoek begeef ik me, met de moed van de wanhopigen naar het ‘Computer Reservation Office’ van de spoorwegen in het station van Agra.
Er is een speciaal loket voorzien voor ‘foreigners, freedomfighters(!!), the crippled, the blind, seniors and journalists’.
De man achter het raam leest mij brief grondig na, tikt enkele commando’s in zijn computer en onze vijf namen verschijnen op het scherm. Onze gegevens worden op mijn verzoekbrief genoteerd en voorzien van een ferme stempel. Hij kan echter alleen een duplicaat printen als de Station Master himself hiervoor de toestemming geeft via een tweede nota op mijn verzoekbrief.
Platform 1: een houten bord toont me waar de Station Master zijn kantoor heeft. De man in het wit is voorkomend, aanhoort en begrijpt de vervelende situatie als ik voorwend dat één van mijn zonen al spelend het ticketje verloren heeft gedaan. Hij noteert zijn autorisatie op de brief vergezeld van een rode stempel. “Crazy foreigners ...”
Nog even terug aanschuiven en ons duplicaatje rolt uit de printer. Yes !!! Geweldig, die Indische spoorwegen ... We kunnen vanavond toch mee in de ‘super-deluxe-firstclass- airo-sleeper’!
We hebben tenslotte pasfoto’s nodig voor ons visum van Nepal. De fotograaf bezorgt ons van ieder twaalf blinkende kiekjes voor anderhalve euro.
We eten opnieuw bij “Lucky”; een mens mag dat nu en dan wel eens zijn ...
We zijn netjes op tijd in het het station Agra-Fort. Al gauw blijkt dat we nog niet in de trein zitten: het vertrek is voorzien om twee uur in de nacht of er is een vertraging van vijf uren! Het station zit afgeladen vol met vermoeide reizigers, de inkomhal ligt vol met slapende mensen, de wachtzalen zijn bezet, er is geen enkele stoel of bank meer vrij. Het restaurant is niet uitnodigend: een dikke rat zit op de grond in een hoekje te dutten. Minstens vijf uren wachten in deze omstandigheden is vreselijk. Gelukkig beschikken de spoorwegen over ‘retiring rooms’ waar vermoeide reizigers met centen een kamer kunnen huren in het stationsgebouw naast het perron. Er is nog een tweepersoonskamer vrij die we snel reserveren vooraleer anderen op hetzelfde idee komen. Een nette kamer met douche. Met zijn vijven leggen we ons naast elkaar te rusten. Treinen stoppen voor het raam, andere denderen fluitend voorbij. Het is weer eens wat anders. De airco doet het niet en als compensatie krijgen we ieder een kartonnetje mangosap. Even later krijen we gratis nog een tweede kamer zodat iedereen comfortabel de nacht in kan.
Ondertussen loopt de vertraging verder op: twee uur wordt drie uur en uiteindelijk staat vijf uur op de klok als vertrekuur geprogrammeerd op het grote scherm. De meeste toeristen zitten versufd op banken op het perron; wij liggen knus in bed. De schade is beperkt tot tijdverlies maar hiervan hebben we wel wat op overschot ...

dinsdag 30 oktober 2007

30.10.2007: dag 106: Agra



Hoogdag ... De Taj!
Zes uur in de ochtend is een tikkeltje vroeg, maar rond zevenen gaan we via de rode monumentale poort die toegang geeft tot de Taj binnen.
We moeten er wel diep voor in onze geldbeugel tasten. De inkom voor het toeristenembleem van India is voor buitenlanders zevenentwintig keer hoger dan voor de lokale bevolking, of bijna het weekloon van een modale Indiër. Om de pil te vergulden krijgen we een flesje mineraalwater voor de dorst onderweg en een paar ‘schoenovertreksokjes’ cadeau.
Rubens’ babyface spaart ons een ticket: kinderen onder de vijftien mogen gratis naar binnen.
In het zachte licht van de opkomende zon ontvouwt zich, op een platform het witte marmeren mausoleum in al zijn glorie. Dit is de plek waar de toeristen drummen om de foto van hun leven maken als de Taj reflecteert in het water van de tuinen. Sprakeloos kijkt iedereen toe en probeert de schoonheid te beschrijven maar niemand slaagt erin deze extravagantie in woorden om te zetten.
Het gebouw is al even romantisch als de geschiedenis ervan. Keizer Sjah Jahan gaf in 1631 opdracht de Taj als eerbetoon te bouwen voor zijn geliefde overleden vrouw Mumtaz Mahal. Hij stelde een Perzische architect aan en liet de beste ambachtslui van centraal-Azië tot uit het verre Europa naar Agra komen om ze, met de fijnste materialen het mooiste gebouw ter wereld te laten bouwen.
Zijn jaloerse zoon stootte de keizer later echter van de troon en sloot hem op in het Rode Fort waarin papa de rest van zijn dagen moest slijten in een kamer met uitzicht op zijn Taj waar Mumtaz begraven lag. Hier is dan ook de zegswijze ontstaan “Van je kinderen moet je het hebben ...”
Alles aan het monument is adembenemend en benadert de perfectie: de ligging aan de rivier en de tuinen en moskeeën errond, de kleur, de lijnen, de rondingen, de verhoudingen, geen muurtje of torentje, geen steen of accent is teveel of te weinig. De decoraties en inlegwerk met halfedelstenen zijn sober en op een vreemde manier toch sierlijk en zwierig en nergens is er sprake van enige overdaad.
Volgens Ruben staan we in het midden van een postkaart.
’s Ochtends is het nog vrij rustig maar in de loop van de voormiddag lopen de tuinen vol met Indische en tientallen groepen toeristen van over de hele wereld. Vooral de Japanners vallen op in hun smetteloze tropenkledij en witte handschoenen; zij zijn al een bezienswaardigheid op zich.
Het wordt stilaan tijd voor de brunch, want het ontbijt hebben we overgeslagen. We denken dat we in restaurant ‘Lucky’ wel aan het goede adres zijn ...
Kristien en Jasmien bezoeken nmiddag het hoofdpostkantoor van Agra; Jasmien verwacht enkele brieven en een pakje. De teleurstelling en het vertrouwen in de Indische posterijen krijgen een flinke deuk als ze van het kastje naar de muur gestuurd worden en de bureacraten niets voor hen kunnen doen. Zelfs een pakje naar huis sturen vergt doorzettingsvermogen, kalmte van alle zenuwen en het behoud van goede manieren.
Ons ticket belooft eveneens inkom tot een aantal andere monumenten van Agra waaronder het imposante Rode Fort. We moeten echter opnieuw een flink bedrag ophoesten: in het globale ticket zou er enkel sprake zijn van een korting. Nochtans staat er zwart op wit dat de inkom reeds in de totale prijs verrekend is. Dit is puur bedrog en afzetterij en dat laten we dan ook blijken aan de controle door onze goede manieren alweer te verliezen. Niets helpt ... we mogen er niet zonder extra betaling in en dat weigeren we. Ook goed, ze kunnen met hun fort de boom in, en hun andere sights willen we zelfs niet meer zien. Corrupt zootje ongeregeld! Ongezien hoe toeristen hier zo openlijk gepluimd worden in Agra!
De horden souvernirventers, niet aflatende riksjchauffeurs, het gedrum, het lawaai en de drukte en de oneerlijkheid: Agra werkt serieus op de zenuwen en we besluiten de rust van ons hotel op te zoeken en een rustig tafeltje bij ‘Lucky’.

maandag 29 oktober 2007

29.10.2007: dag 105: Jaipur-Agra


De ‘deluxebus’ van tien uur vertrekt stipt aan de terminal van Jaipur. Dit wordt de laatste lange busrit in India. We verwachten om half vier deze namiddag in de stad van de Taj Mahal aan te komen. We zitten comfortabel en we rijden express zonder stops onderweg.
De tweehonderdvijftig kilometer lange weg is één gote bouwwerf: de smalle tweebaansweg wordt over de ganse lengte tot Agra verbreed tot een snelweg van vier rijstroken met nieuwe bruggen en viaducten. Honderden bulldozers trekken een litteken door het landschap. Woningen die in de weg staan worden op een weinig subtiele manier onteigend: grijpers breken alles af dat het traject van de weg hindert. Dorpen worden in tweeën gesplitst om het steeds toenemende zware goederenvervoer meer ruimte te bieden. India is een economische reus geworden en de behoefte aan meer en betere wegen is de laatste jaren enorm toegenomen en niets kan deze evolutie tegenhouden.
De kleurrijke tulbanden en sarongs van de Rajastani verdwijnen stilaan uit het straatbeeld. Een boog over de weg heet ons welkom in de staat Uttar Pradesh. We rijden door vruchtbaar landbouwgebied. De aarde bestaat uit rijke klei. Hoge vierkanten schoorstenen steken langs de weg als vingers in de lucht: op ambachtelijke wijze wordt er in fabriekjes baksteen geproduceerd. Tractoren met aanhangwagens volgeladen met rode brikken rijden af en aan.
Een half uur voor Agra zit alle verkeer plots vast: enkele kilometers verder blokkeren boze boeren de weg. Alles staat stil. Het wordt te warm in de bus en langs de stoffige bouwwerf van de weg wachten we af. Het duurt een uur vooraleer “governmentofficials” de situatie kunnen deblokkeren en de boeren hun obstakels van de weg willen halen. De stroom voertuigen trekt zich opnieuw traag op gang.
Vijf uur: we rijden Agra binnen, een op het eerste zicht zoveelste typische vervuilde miljoenenstad.
We hebben twee autoriksja’s nodig om ons naar de wijk van de Taj Mahal te brengen. Het hotel hebben we gisteren gereserveerd en vanop het dakterras hebben we nog net een zicht op de witte koepels en de minaretten die bleek afsteken in het avondlicht en de grijze vervuilde lucht van Agra.
In Agra moeten we een beetje selectief zijn in de keuze van restaurants. Enkele jaren geleden werden merkwaardig veel westerlingen ziek van het eten in restaurants in de buurt van de Taj. Na onderzoek bleek dat hotels en restauranthouders het eten vergiftigden om de patient nadien naar een bevriend privéziekenhuis te brengen voor verzorging tegen zeer hoge tarieven. De klinieken eisten nadien van de verzekeringsmaatschappijen de gemaakte kosten terug. Deze laatsten kregen stilaan argwaan en stelden een eigen onderzoek in waaruit bleek dat de ziekenhuizen eveneens in het complot betrokken waren. Na het schandaal moesten een aantal restaurants hun deuren sluiten, maar de meeste koken vandaag opnieuw na een belofte om deze toeren niet meer uit te halen ... en de privéziekenhuizen werken nog steeds alsof er niets is gebeurd. Het zijn kapoenen, die Indiërs ...
De bezoekers van het restaurant van ons hotel zien er - voorlopig althans - gezond uit en dus schuiven we voor het avonmaal hier maar aan tafel.
Als de buik het toelaat en om de grote drukte te voor te zijn, zullen we morgenvroeg bij het ochtendlicht rond zes uur bij de eersten zijn om aan te kloppen voor de ingangspoort van het mooiste monument van de wereld.

zondag 28 oktober 2007

28.10.2007: dag 104: Jaipur



Jaipur heeft, zoals alle zichzelf respecterende Rajputsteden een reputatie hoog te houden en ook hier staat er weer - fier op een rots - het klassieke fort en ommuring. De Britten hebben het indertijd handig gespeeld: in plaats van deze oninneembare vestingen één voor één te veroveren, met grote verliezen als gevolg, heeft men gewoon de lokale maharadja’s het Britse leger getoond en hen de keuze gelaten om te vechten of op te gaan in het grote legers van de Engelsen met de belofte dat zij hun privileges mochten behouden en als stromannen verder konden regeren over hun onderdanen en enkel aan de Britse goeverneur verantwoording schuldig waren. De mannen met de roze en gele tulbanden kozen eieren voor hun geld ...
We huren een taxiriksja en laten ons rijden door de roze stad. De taximan vertelt zijn levensverhaal, deelt foto’s van zijn familie uit en slalomt ondertussen door de helse drukte van de stad door te manoevreren zonder rekening te houden met eender welke andere weggebruiker.
Een kort bezoek brengt ons eerst naar het marmeren mausoleum van een maharadja die ook alweer op deze manier onsterfelijk wil blijven.
Amber is het fort dat enkele kilometers buiten de oude stad de grenzen van Jaipur verdedigde. In de verte slingert zich als een slang een metershoge dubbele muur met verdedigingstorens over de grijze heuvelruggen. Op de meeste plaatsen is de muur in prima staat en op de brede trappen heb je het gevoel op een Indische versie van de Chinese muur te staan.
Beschilderde en met rode spreien bedekte olifanten brengen bezoekers, die liever geen tien minuten lopen langs een hellende weg tot bij de ingangspoort van het fort dat volledig gerestaureerd wordt. Zo weten we tenminste dat ons inkomticket, dat vijf maal duurder is dan de prijs die de Indiërs voor hun bezoek betalen, goed besteed is.
In heel het land betaal je als niet-Indiër gemiddeld vijf keer meer voor inkomtickets van monumenten.
Echt eerlijk kun je zo’n systeem niet noemen, maar het blijft voor de modale westerling, die honderden euro’s kan besteden om naar hier te reizen, een kleine inspanning van hooguit een flesje bier om de restauratie van dergelijke monumenten mee te helpen bekostigen, zodat nog generaties na ons kunnen genieten van dit unieke werelderfgoed.
Sander en Ruben zitten nagenoeg aan de verzadigingsgrens wat forten en paleizen betreft en de spiegelgalerij, de zuilenhallen, de wal met uitkijk, kortom de grandeur van de Rajpoets gaat snel aan hun voorbij. Gelukkig was dit het laatste bolwerk op het programma.

zaterdag 27 oktober 2007

27.10.2007: dag 103: Pushkar-Jaipur


Na nauwelijks enkele minuten in de bus zijn we terug in het vertrouwde India: opeengepakt, lawaai en georganiseerde chaos. In Ajmer staat de volgende bus naar Jaipur vertrekkensklaar en in nauwelijks drie uur over de expressweg zijn we in de Pink City en lichtjaren ver van Pushkar.
We brengen de komende twee nachten door in “Pearl Palace” in een in slaapzaaltje voor vijf. Een oase van rust in een zijstraatje.
Jaipur is modern met rechte brede vierbaanslanen en onvoorstelbaar druk; de oude stad kreunt onder het lawaai en de walmen van alle mogelijke voertuigen. Wandelen is een hachelijke onderneming; zowat alle ruimte op en naast de weg wordt ingenomen door autoverkeer, motor- en fietsriksja’s, geparkeerde voertuigen en straatstalletjes. Het gelijkvloers en de overdekte straatgalerijen van de prachtige roze geverfde gebouwen uit de negentiende eeuw zijn omgevormd tot winkeltjes komen in deze drukte niet meer tot hun volle recht. Je moet steeds omhoog kijken om de pracht van de zandstenen gebouwen met hun koepeltjes en gekrulde bogen, raampjes en balkonnetjes te ontdekken. In het zachte licht van de late namiddagzon komt de roze kleur mooi tot haar recht en lijkt het alsof de muren gloeien.
Het visitekaartje van Jaipur, het Paleis der Winden met zijn ingewikkelde gedecoreerde voorgevel staat verborgen onder een reusachtige bamboestelling: het bouwwerk wordt gerenoveerd en krijgt een opfrisbeurt: een nieuw roze kleurtje, de kleur van de gastvrijheid van de Rajputs.
We zijn vandaag aan wat astrologie toe en we gaan een kijkje nemen in het openluchtobservatorium Jantar Mantar met zijn vreemde stenen en marmeren contructies die de Indiërs van de achttiende eeuw in staat stelden de meest ingenieuze berekeningen van de stand en de bewegingen van de planeten en sterren te maken.
Het is druk op de site: Indiërs en groepen senioren uit Italië schuifelen van het ene naar het andere kunstwerk en hun Sikhgids probeert in het Italiaans met Indisch accent om de moeilijke materie verkocht te krijgen aan de verzameling shorts, bloemetjesbloezen, sandalen met witte sokken en rood aangelopen gezichten verborgen onder Dolce & Gabanna-zonnebrillen en bedekt met slappe zonnehoeden. Iedereen heeft het begrepen.
Onze les verloopt ondanks de verhelderende uitleg van Kristien niet zoals gewenst: we snappen er - buiten de werking van de zonnewijzers - eigenlijk niks van; de buitenaardse sculpturen lijken op reusachtige ronde marmeren waskommen met gaten erin verborgen in de grond, hellende wanden voor skaters, scheve ronde muren met lijntjes, trappen die naar nergens leiden of een soort rad van fortuin: en dat laatste doet wel een belletje rinkelen: “Ik koop nog een klinker, Walter!” Verkeerd antwoord, ga maar terug zitten, nul op tien, gebuisd voor dit vak en morgen terugkomen! Ik meld me alvast ziek ...

vrijdag 26 oktober 2007

26.10.2007: dag 102: Pushkar




Ruben en Sander zijn deze morgen slecht gezind: een groot deel van hun nachtrust werd verknoeid door een onophoudelijk geklingel van belletjes, trommelgeroffel en gezangen in de tempel vlak bij de slaapkamer met een climax in de ochtenduren toen de fanfare erbij bijgehaald werd. Muziek verzacht de zeden niet altijd en India en zijn bizarre ‘gebruiken’ moeten het weer ontgelden ...
Een koppel, omhangen met tientallen oranje, rode en gele bloemenkransen en hun tientallen familieleden, begeleid door een muziekgroepje, bezoeken de gebedshuizen en delen geld uit aan omstaanders.
Naast de bizarre Indische sadu’s is Pushkar, samen met Goa en Kathmandu, een centrum van allerlei westerse kwieten die hier op het einde van de zestiger jaren, in volle flower powertijd, toen India hip was en de Bagwan de Beatles inspireerde, zijn blijven hangen en deel zijn gaan uitmaken van de Indische scène. Een aantal verplaatst zich op prachtige oldtimermotoren van het type Harley Davidson of het legendarische Indische model Bullet Enfield of de Royal Enfield: schitterend blinkende met het nodige chroomwerk voorziene motoren met lintjes aan de handvatten en een lage zit met schapenvel. Het archetype is de kalende late vijftiger met grijze wapperende haren of bijeengebonden in een staartje met rode hoofddoek, bandje of slobberhoed met buttons, imposante baard en snor, sigaret in de mondhoek en op de neus een donker John Lennonbrilletje. Deze getaande easy riders dragen een afgeschoten en gescheurde spijkerbroek met een barokke riem, een vaal, mouwloos gerafeld shirt en lederen gilet zodat hun tatoeages op armen en schouders goed zichtbaar zijn en aan de voeten stoere cowboylaarzen met ijzeren punten. Op hun mp3-player staat gegarandeerd Jimmy Hendrix en Jannis Joplin. Zij passen perfect in deze omgeving en zijn dan ook net zo fotogeniek als Baba of Guru.
In onze rugzakken steken wat spullen die we de afgelopen maanden nog niet aangeraakt hebben. In het postkantoor worden onder andere een toetsenbord (!), enkele snorkels (niet echt noodzakelijk in de Himalaja) en wat boeken die Sander dierbaar zijn, naar huis verzonden.
We mijmeren nog wat na bij onze laatste zonsondergang in Pushkar want morgenvroeg vertrekken we naar Jaipur of de Pink City, de hoofdstad van Rajastan.
Op de foto's: onze favoriete bedelaar op wieltjes, Easy Rider en Indische zomermode

donderdag 25 oktober 2007

25.10.2007: dag 101: Pushkar



Vanaf zes uur in de ochtend wordt het druk aan de ghats als pelgrims met honderden hun bedevaart voltooien aan de waterkant. De geluiden en wierookgeur dringen onze kamer binnen. De houten luiken gaan open en Puskhar ontvouwt zich in de ochtendnevel recht vanuit ons bed alsof we op het water wonen.
Na het buffetontbijt bezoeken we de spinternieuwe witmarmeren Sikhtempel. Onder een geel baldakijn leest een priester de hele dag in het heilige boek tot de avond valt. Blootsvoets en het hoofd bedekt met een doek mogen we rondkijken.
Puskar is een van die Indische centra waar sadu’s van allerlei pluimage een stek hebben gevonden. Ze trekken in groepjes het land door en blijven maandenlang kamperen onder een boom of bij een tempel. Aan de rand van het meer worden we door een groepje uitgenodigd voor een praatje bij een melkthee. Halfnaakt, lang opgebonden piekhaar, ongewassen met lange grijze baarden, gezichten gekleurd en hun lichaam behangen met amuletten en kralenkettingen en de huid ingeveegd met grijze asse van verbrande koeiendrek, Het zijn door de bevolking gerespecteerde, vriendelijke onthechte figuren, vertrouwend op hun ‘good karma’ en levend van aalmoezen ze door de bevolking en pelgrims in de bedelnap gestopt krijgen. Ze brengen de dag door met yoga, meditatie, hasj roken en kunstjes uitvoeren waarbij ze hun ledematen in allerlei pijnlijk lijkende en onnatuurlijke posities rond hun lichaam kunnen draaien.
Eén bijzondere vaardigheid wordt ons ongevraagd door een grijze babu getoond, waarbij een vijfentwintig kilo wegende rotsblok aan een touwtje opgehangen wordt aan zijn penis en hij het gewicht als een pluimpje onhoog tilt ... Oeiiii ... Bij een volgende demonstratie wordt diezelfde - ultra soepele - penis enkele keren rond een stokje gedraaid .., Aaaiiii ... Bewondering bij de omstaanders; wij kijken een beetje onthutst, lacherig met wat plaatsvervangende schaamte toe en weten niet of we na afloop moeten applaudiseren; de andere sadu’s doen niets, dus wij onthouden ons dan ook van handengeklap ... De artiest steekt zijn onbeschadigd instrument terug onder zijn lendendoek en gaat dan maar verder met thee maken. De slogan “Amazing India” is hier op zijn plaats.
Na de thee, een donatie en het uitwisselen van e-mailadressen – sadu’s zijn onthecht maar ook on-line - de handen tegen de borst gevouwen, worden we vriendelijk uitgewuifd en doen we onze gang rond het meer verder.
De vraag van mijn reisgenoten om deze truuk ook eens te proberen heb ik categoriek van de hand gewezen.
Na de voorgaande vertoning kunnen twee slangenbezweerders even verderop met enkele cobra’s ons niet meer verbazen. Er moeten straffere toeren getoond worden om ons nog te doen opkijken in India ...

woensdag 24 oktober 2007

24.10.2007: dag 100: Pushkar



Een groot stuk van de nacht maken meutes loslopende honden de lege straatjes van Pushkar onveilig met gejank, gehuil en geblaf; je doet bijna geen oog dicht door die rotbeesten.
Als het licht wordt zwijgen ze; overdag liggen ze uitgeput langs de straat of lopen ze kwispelstaartend en aandacht zoekend achter je aan.
Als niemand het ziet zal er toch minstens eentje met een bijzonder pijnlijk, al dan niet heilig achterwerk, de volgende nacht tegemoet gaan ...
We verhuizen naar een nieuwe stek vlak aan het water: volgens onze reisgids de meest romantische kamer van Pushkar met balkons die aan drie zijden uitkijken op de ghats en het meer.
Vooral ’s ochtends is het druk als de talrijke pelgrims - mannen in lendendoek en vrouwen volledig gekleed - zich ritueel baden en begeleid door priesters, rechtstaand in het water gebeden opzeggen, bloemen in het water strooien en kaarsjes laten drijven. Het water is vuilgroen van kleur en smerig, er zwemmen waterratten in en alle uitwerpselen van koeien, honden en apen komen er uiteindelijk in terecht. Een ontleding van een staaltje in een labo zou een prachtig gamma van alle mogelijke wormen, bacteriën, bacillen, amoeben en vele andere griezels aan het licht brengen. Voor Indiërs is dat geen probleem: hun weerstand tegen dat soort lagere wezens is bijzonder groot en heilig water is nu eenmaal ook proper water ...
In de voormiddag maken we een wandeling langs de ghats rondom het meer. Irritante jonge mannen, azend op een fooi, proberen ongevraagd bloemblaadjes in je handen te duwen met als bedoeling deze als offergave in het water te gooien. Kolonies apen met zwarte gezichten en lange staarten nemen je nieuwsgierig op vanaf hun veilige posities op hoge muren en koepels van tempels. In de schaduw van hoge banijanbomen (eveneens heilig), kamperen onthechte halfnaakte en beschilderde sadu’s. Zij proberen hun bedelnap te vullen door aalmoezen te verzamelen bij pelgrims en toeristen.
Een heuvel even buiten Pushkar met de onvermijdelijke tempel boven op de top is een klassieke uitstap voor de zonsondergang. Een prachtig zicht op de wijde omgeving en het meer is de beloning. Enkele oranje heilige mannen lezen teksten en mediteren op de trappen ergens halverwege en bedelen om geld.
“Ten roepies only? It hardly buys two teas!
“Sorry, but that’s all we can afford to give you.”
“Thank you anyway and may the gods bless you.”
Vanavond schuiven we weer aan aan het buffet bij ‘Om Shiva’. Jasmien steekt helemaal in een nieuwe garderobe Indianlook.

dinsdag 23 oktober 2007

23.10.2007: dag 99: Jodhpur-Pushkar


“Can I make a reservation for the bus to Pushkar please?”
“Yes! Go to window one in the next building.”
(walk to the opposite building)
“Can I make a reservation for the bus to Pushkar please?”
“No come here twenty minutes before departure!”
“But I was told by your colleague that I could make a reservation here to secure our seats in the bus!”
“No, not here, go to window “reservations” in the opposite building!”
“I came from that window and I was directed to your window.”
“We don’t make reservations here, so go back there!”
(walk to the opposite building)
“Excuse me again, but the man in the other building told me to make the reservation here at this window!”
“No, it’s not possible to make a reservation here!”
“But this is the window for reservations; it says “reservations” here right above you on this window!”
“We only make reservations for Ajmer, not for Puskar!”
“So if I can’t make a reservation here for Pushkar, where else should I make a reservation?"
"You can’t make reservations for Pushkar from here; you better make a reservation for the bus to Ajmer and next take another bus to Pushkar.”
“So, why didn’t you tell me …forget it … Five tickets to Ajmer please!”
“Where can I find the bus to Ajmer and at what time does it leave?”
“The bus is here right in front of you. The departure is scheduled in five minutes. Here are your tickets and that will be five hundred and twenty five roepies.”
“Thank you!”
“You’re welcome sir! Goodbye!”
“Get in the bus kids!”
Aaahhhh, Puskar: wat een blij weerzien: het meest vegetarische, puriteinse, heiligste, vriendelijkste, alcoholvrije en meest relaxe stadje van India. Al het goede, alle mystiek, alle magie van heel India in een Madurodam rond een heilig meer. Witte en blauwe tempels, ghats aan het water, pelgrims in het oranje, heilige en minder heilige beschilderde mannen, kwakzalvers en charletans, bedelaars en toeristen op zoek naar de geest van de sixties en seventies, gekleed in brede katoenen slobberbroeken in de verkeerde kleuren, Bob Marleykapsels, losse shirts en met opzichtige ringen. “Hey man ... chill and be cool ...”
Gebeden en offertjes met bloemen, water en vuur aan het meer, klokken- en bellengeluiden, ratten, honden, apen en koeien: in Pushkar alle wezens hebben een plekje onder de zon.
De zon die rood ondergaat achter de heuvels en schittert in het groene meer.
De mooiste guesthouses vlak aan het water met balkonnetjes en terrassen met zicht op het spektakel beneden.
Restaurants die buffetten aanbieden in de stijl van “All-you-can-eat” but “please don’t waste the food” voor een euro per persoon.
En wij die dat allemaal nog eens mogen meemaken!

maandag 22 oktober 2007

22.10.2007: dag 98: Jodhpur


Vanaf negen uur is er op een verlicht pleintje naast het raam van onze slaapkamer een dansfestival: keiharde hindoemuziek blèrt door luidsprekers en van slapen is er geen sprake, zelfs de radicale oplossing van de oorstopjes brengt geen soelaas. Er zit maar één cd in de speler en deze wordt steeds herhaald. Tot tien uur wordt er door jonge meisjes gedanst in traditionele klederdracht, daarna hangt wat jong mansvolk rond. Als we om half één stilaan wanhopig worden, gaan plots de feestlichtjes uit en worden de luidsprekers afgezet; de koeien die hun slaapplaats afgenomen zagen nemen het van de feestvierders over en alles is weer stil.
Ik ga apart ontbijten in een echt Indisch vegetarish restaurant voorbij de markt; ik ben het platte toeristenvoer van pap, pannenkoeken, toast en eieren een beetje beu gegeten en kijk al uit naar een (h)eerlijke kruidige massala dosa en frisse yoghurt met verse groenten als ontbijt. Er is tussen alle ontbijtende Indiërs nog een toerist die denkt zoals ik ...
In de voormiddag bezoeken we het marmeren en zeer verfijnd grafmonument van ene maharadja Jaswant. Op sommige plaatsen is het marmer in de muren van het gebouw zo delicaat dat de stralen van de zon doorheen de stenen schijnt. Even verder beheerst het machtige Meherangarh fort de blauwe stad Jodhpur.
Langs het voetpad dalen we weer terug naar beneden in de wirwar van straatjes van de oude stad.
De straatjes van de oude stad zien er verschrikkelijk uit; omwille van een hindoefeest is de ‘koeienvlaaienopruimdienst’ al enkele dagen niet neer langsgekomen en de straatjes zien er dan ook uit als een echte koeienstal. Auto’s, scooters, riksja’s, fietsers rijden door de uitwerpselen en we moeten steeds alert zijn om niet in de stront te trappen. Maar het heeft wel de gezonde geur van een vakantie op de boerenbuiten.‘Beautiful India’ ...

zondag 21 oktober 2007

21.10.2007: dag 97: Jaisalmer-Jodhpur



De “touts” of de tussenpersonen en sommige riksjachaffeurs die aan het eindstation de reizigers van de bus of trein staan op te wachten, zijn een vervelend fenomeen van reizen in India. Hun oog valt direct op Westerse toeristen met rugzakken.
Jaisalmer is een schoolvoorbeeld. Een dozijn van deze zeer opdringerige touts, meestal jonge mannen, klampen je aan vanaf het moment dat je – wat versuft van de lange reis – uit de bus stapt en je bagage uit de koffer van de bus klauwt. Allemaal bieden ze je een goedkoopste en beste guesthouse aan, een gratis rit ernaar toe en ze blijven plakken totdat je vermoeid toehapt; soms is dat een handige oplossing als je niet onmiddellijk een onderkomen voor de nacht op het oog hebt. Het zijn ongevaarlijke maar vervelende etters die er alleen op uit zijn een vette commissie op te strijken bij het guesthouse van hun keuze, en door die commissie wordt de kamer ongemerkt duurder.
Sommige riksjachauffeurs hebben een andere strategie. Je zet nog maar een voet uit de bus of je bent al gespot: een veel te aardige chauffeur biedt je een verdacht goedkope rit aan en na enkele minuten proberen ze je naar een ander guesthouse te loodsen omdat het guesthouse dat je zelf op het oog hebt gesloten is, veel te duur of niet proper zou zijn. Zij weten een veel beter onderkomen, bla, bla, bla ... en bij aankomst betaal je weeral teveel voor de kamer omdat de eigenaar een commissie betaalt aan de chauffeur voor het aanbrengen van nieuwe gasten. Soms weigeren chauffeurs je te vervoeren omdat ze weten dat er geen commissie op te strijken is in het hotel van dat je op het oog hebt. Aan de ingangspoort hangt er dan ook vaak een bord met de tekst “No commission payed for taxidrivers”.
Geen probleem vandaag: bij aankomst in Jodhpur worden we netjes en zonder problemen afgeleverd in het Hare Krisjna Guesthouse – een eeuwenoud gebouwtje in een smal laantje van de oude stad en gebouwd boven een Brahmatempel. Een heilige koe en haar kalf staan te herkauwen in de patio als gasten voor de balie van de receptie. We kijken er al lang niet meer van op; niets verbaast ons nog in India ...
’s Avonds op het dakterras doemt het fort achter ons op als de gigantische boeg van een donkere spooktanker op de oceaan. De klokkentoren van de markt en het pompeuze paleis van de maharadja staan als verlichte bakens in de stad. Hier en daar knallen voetzoekers en wordt er gemusiseerd en gedanst in de tempels van Jodhpur.

zaterdag 20 oktober 2007

20.10.2007: dag 96: Jaisalmer



Een uitstapje voorbij het bloemetjesfort van de Roze Ridders naar het ingedamde meertje of de tank, om de visjes nog wat vetter te voeren is de enige gedenkwaardige gebeurtenis van vandaag.
Wat een vreemde gewaarwording: dit is voor het eerst in bijna twee maanden in India dat er volledige stilte heerst; geen stadslawaai, geen mensen, geen verkeer, gewoon niets ... stilte ... fantastisch ... want ook ’s nachts is er lawaai en hoor je onbewust het geluid van de draaiende ventilatoren of zoemende luchtkoelers.
Jasmien en Ruben hebben in een internetcafé een hele reeks cd’s op hun muziekspeler kunnen installeren zodat er hopelijk uren luisterplezier in het vooruitzicht staan.
Te vroeg gejuicht! Vanavond blijkt de iPod ineens niet meer te werken: het toestel is geblokkeerd en geen enkele toets brengt enig leven in het rotding. Heeft het downloaden van muziek er iets mee te maken? Wie weet het ... Het is nu welletjes geweest! Wat een miserie is dat met die hightechspullen op reis; je bent stukken beter af met een gewoon ouderwets boek dat je telkens opnieuw inruilt en pen en papier om brieven en gedachten op te schrijven. Wat een gedacht om die dure rommel in eerste instantie mee te slepen, kwijt te spelen en nog eens opnieuw aan te schaffen!
Een telefoontje naar de winkel in Jodhpur leert ons dat je alle knopjes wel juist moet weten te bedienen ... Probleem weer opgelost. Oefff! Dat scheelt een slapeloze nacht ...
De bus helemaal terug naar Jodhpur is geboekt voor morgen. Gelukkig zijn die plaatstalen roestbakken wel betrouwbaar.

vrijdag 19 oktober 2007

19.10.2007: dag 95: Jaisalmer


Een nieuwe verhuis deze morgen: vlak aan de muren van het fort ligt een guesthouse in een gebouw van driehonderd jaar in de kenmerkende stijl van Jaisalmer. De ‘familyroom’ bestaat uit een hal die uitgeeft op drie kleine kamertjes met in koperwerk beslagen ingangspoortjes. Dikke witgekalkte muren met nissen en roodgeverfde kastjes en piepkleine raampjes houden de hitte van overdag buiten en ’s nachts blijft het koel. Het plafond bestaat uit donkeren houten balken met latwerk.
Van buitenaf lijkt het fort elegant en wat ‘vrouwelijk’: in plaats van de klassieke sombere en oninneembare wallen en hoge grijze muren zie je hier een vrolijke honingkleurige ommuring met ronde uitkijktorens, sierlijke gebeeldhouwde kantelen, venstertjes en uitstekende balkons met bloemmotiefjes. Wat anders verwacht je van verdedigers in witte rokken en roze tulbanden ... “Voetjes vegen vooraleer aan te vallen, voorzichtig met die sabeltjes en let op de vaasjes ...”
Het fort van Jaisalmer is een levend museum. De middeleeuwse woningen met de prachtige voorgevels en balkonnetjes, winkeltjes en stalletjes zijn verstopt in een labyrint van smalle steegjes. Vele huizen zijn omgevormd tot guesthouses, restaurants en winkeltjes die het typische Rajastani borduurwerk met ingenaaide spiegeltjes, fijne stoffen en de klassieke Indische souvenirs slijten. Een beetje teveel van het goede: iedereen wil zijn graantje meepikken van het toerisme en de straatjes lijken één grote marktplaats. Herkauwende koeien verroeren geen centimeter en versperren de wegjes en pleinen. Op de wallen achter de kantelen spreidt de vlakke en dorre land zich eindeloos uit. In de verte draaien tientallen windmolens die Jaisalmer van elektriciteit voorzien op ijzeren pylonen; een zicht waar we graag naast kijken.
Helaas eist ongebreideld toerisme zijn tol: het fort is niet berekend om zoveel mensen te herbergen: lekkende waterleidingen in hotels en woninigen en de open riolen spoelen de onstabiele ondergrond van het fort weg zodat op vele plaatsen verzakkingen en scheuren in gebouwen optreden. Bestaande guesthouses en hotels worden door de regering verplicht om te verhuizen naar locaties buiten de ommuring, een maatregel die op veel tegenstand stuit. Ook de bekende ‘Lonely Planet’ reisgids, die bezoekers nu aanraadt om niet meer in het fort te overnachten, krijgt er van langs omdat ze de mensen zou broodroven. Het fort staat nu op de Unescolijst de honderd meest bedreigde wereldmonumenten.
De watertank met paviljoentjes aan de rand van het fort, die de stad in de droge tijd van water voorziet, zit vol met vette meervallen die perfect in een braadpan passen, nochtans staat er in geen enkel restaurant vis op het menu: alle leven is heilig, weet je wel ...

donderdag 18 oktober 2007

18.10.2007: dag 94: Jaisalmer


Als we onze ogen openen zien we vanuit ons bed door het raam het massieve zandstenen fort met zijn ommuring badend in de ochtendzon. De dunne rode stof van de gordijnen voor het raam filteren het binnenvallend zonlicht. Het zicht van de hoge bastions die die recht oprijzen in de woestijn is een onvergetelijk zicht als in een sprookje van duizend en een nacht.
Er zijn weinig plaatsen die zo tot de verbeelding spreken als de binnenstad en het fort van de Gouden Stad Jaisalmer. In de tijd van de grote karavanen in de middeleeuwen was het een knooppunt op de route van China naar het Midden-Oosten en het handelscentrum van zijde, goud en edelstenen Nadat de zeeroute naar India ontdekt werd door de Portugezen was de welvaart en het belang van Jaisalmer gedoemd om te verwijnen ten gunste van Goa, Mumbai en andere plaatsen aan de Indische kusten en binnen korte tijd was de stad niet meer dan een schim van haar roemrijke verleden. Het toerisme en het militaire belang hebben Jaisalmer terug op de kaart gezet.
Het duurt een tijdje vooraleer iedereen uit bed is; vooral Jasmien wil zoveel mogelijk genieten van haar prachtige kamer met nissen, gebeeldhouwde erkers met fijne boogjes, schemerlampjes en een groot bed met een geborduurde rode sprei en kussentjes en gordijnen met gouddraad die wuiven in de wind van de ventilator.
Een wandeling door een labyrint van smalle straatjes toont ons de rijkdom van vroeger. Rijke handelaars en bewoners van Jaisalmer bouwden er weelderige paleizen, handelshuizen en woningen die met niets te vergelijken zijn. De honingkleurige zandstenen gevels, de houten ramen, portieken en deuren zijn ongelooflijk gedetailleerd en delicaat gebeiteld met geometrische figuren, dieren- en plantenmotieven. Iedere vierkante centimeter is uitgehouwen tot een magnifiek geheel. Er staan nog honderden van deze woningen, de meeste zijn nog steeds bewoond en in goede staat.
Het is een vreemde stad en Indiërs zijn op zijn minst 'bijzondere' mensen: alle leven is hun dierbaar en mens en dier wonen met elkaar. Jaisalmer loopt vol met opmerkelijk veel koeien die samen met de honden, varkens, geiten, een enkele kamelenkar, voetgangers en gemotoriseerd verkeer de smalle winkelstraten en markten delen. De beesten ruimen alle mogelijke eetbaar afval, papier en karton op. Je moet steeds attent op straat uitkijken om niet in de alomtegenwoordige koeienvlaaien of urineplassen te trappen. De stad ruikt dan ook als een gigantisch erf van een boerderij. ’s Avonds als de straten verlaten zijn hebben de koeien alle ruimte voor zich en liggen ze langs de kant of in het midden van de weg in groepjes te slapen. De chauffeur van een auto die de weg verspert ziet zal dan met zachte hand proberen de dieren naar de kant te krijgen; van geweld of een mep is er nooit sprake.
Nadat we een felle ruzie ontketenden met een dubieuze ticketverkoper omtrent het al dan niet betalen van een ticket zijn we zijn nog net op tijd voor de zonsondergang op het Sunset Point, even buiten de stad, waar je een wijds zicht hebt op de woestijn en het fort dat opnieuw de kleur van honing krijgt.

17.10.2007: dag 93: Jodhpur-Jaisalmer


Onze deluxe-bus vertrek pas om elf uur, dus kunnen we nog wat genieten van een uitgebreid ontbijt met zicht op het fort dat door de ochtendzon rozig kleurt: een wat meisjesachtige tint voor een dergelijk militair bastion. Nu ja, als de mannen hier met oranje tulbanden en grote gouden oorringen rondlopen is deze kleur misschien toch gepast ...
De rit naar de meest westelijk gelegen stad van India zal zo’n zestal uren duren, dus slaan we onze traditioneel reisrantsoen in: droge glucosekoekjes van het onvolprezen merk ‘Parle-G’ of ‘the world’s largest selling biscuit’, bananen, wat snoepgoed en een paar flessen mineraalwater. Onderweg, als de bus een stop inlast kunnen we de voorraad aanvullen. Jasmien en Ruben hebben wat muziek kunnen downloaden op hun nieuwe muziekspeler en zo is dat aspect tegen verveling in de bus ook van de baan.
We reizen opnieuw in een slaapbus en dat betekent dat er boven onze hoofden passagiers gezellig bij elkaar in smerige bedden liggen. Onze zetels zijn deze keer in goede staat.
De bus rijdt over een lange, eenzame asfaltweg. De zon brandt en de temperatuur loopt op tot meer dan vijfendertig graden. Er is weinig verkeer, het landschap is droog met doornige struiken en een enkele boom. Onderweg is er slechts één stadje van betekenis dat de rit onderbreekt voor een korte plaspauze. Deze uithoek van India is strategisch van groot belang: er is een grote militaire aanwezigheid: het leger heeft er vliegvelden en moet de grens met het nabije Pakistan in het oog houden. In deze woestijn werden eveneens ondergrondse kernproeven gehouden en het is een publiek geheim dat er hier ergens kernraketten opgesteld staan.
Een reiziger, die boven ons in één van de nesten ligt spuwt naar buiten, maar door de wind waait het goedje via het raam terug naar binnen en in het gezicht van Jasmien: wat een zootje smeerlappen; ik wist niet dat Jasmien zo een arsenaal aan scheldwoorden bezat en dat in verschillende talen ...Enkele kilometers voor we aankomen stopt de bus en worden wij verzocht een ‘bezoekerstaks’ van een halve euro per persoon te betalen; waarom hebben we dan een visum? Dit zijn maffiapraktijken; discussiëren helpt niet en met veel tegenzin dokken we af.
Als we in de verte het fort van Jaisalmer zien verschijnen is de rit ten einde en na zes uren bus worden we opgewacht door de man van ons hotel dat we eerder telefonisch geboekt hebben. Met de jeep is het maar enkele minuten tot ons nieuwe verblijf voor de eerstkomende drie dagen. De afgelopen week hebben we behoorlijk romantisch gelogeerd en dit hotel is een beetje een teleurstelling na de paleislogementen van de vorige dagen. We besluiten nog wat rond te kijken en te vergelijken om na een uur tot de conclusie te komen dat de eerste keuze toch de beste was. Het is alweer donker als we onze rugzakken neerplanten in de kamers van het ‘Shahi Palace Hotel’ met vanuit het raam een perfect panorama op het middeleeuwse en nog steeds bewoonde fort van Jaisalmer. Na de hele dag glucosebiscuits en een tros bananen willen nu eindelijk iets fatsoenlijks achter de kiezen steken.
De douche na de lange reis doet weer alle vermoeidheid vergeten. De bedden zijn prima, de matrassen zacht en de lakens proper. Als we deze nacht echter licht geven in het donker weten we dat er iets niet pluis is in Jaisalmer ...

dinsdag 16 oktober 2007

16.10.2007: dag 92: Jodhpur


Om kamers van koelte te voorzien hebben hotelkamers het systeem van de ambachtelijke geventileerde waterkoeler. Buiten voor het raam van de kamer staat een vierkanten metalen waterbak met een ventilator gemonteerd. Het waterreservoir en de ventilator worden afgesloten met een metalen raster dat aan de binnenzijde bedekt is met een centimeter dikke laag van taai stro. Het water wordt met een pompje via twee buisjes uit de bak naar boven gepompt waardoor het zich verspreid in het stro en terug naar beneden in de bak druppelt. Het effect van nat stro en de draaiende ventilator zorgt voor een frisse wind in de kamer. Wegens de grote verdamping moet het watrerreservoir een paar keer per dag bijgevuld worden. Het lelijke robuuste ding van een kubieke meter omvang zal nooit een prijs voor elegantie ontvangen, het maakt een hels lawaai, maar de kamer is koel.
Die koelte is wel nodig om het adrenalineniveau van Jasmien en Ruben te doen dalen na het akefietje van gisteravond in de elektrowinkel.
Een vredelievend bezoek aan het fort van Jodhpur kan de gemoederen vandaag hopelijk bedaren ...
Het formidabele Meherangarh Fort is het meest spectaculaire fort van Rajastan en staat dreigend en oninneembaar op een hoog en loodrecht rotsplateau. Een smalle weg leidt naar de eerste van zeven ingangspoorten. Een tweede ingang toont nog te sporen van kanoninslagen, een vergeefse poging om te vesting te breken. De laatste poort voor de ingang tot het schittende paleis is de meest bekende met in de muur de vijftien handafdrukken van de weduwen die zich in 1843 in de brandstapel wierpen, bij hun overleden maharadja, een praktijk die ondertussen verboden is.
Het hart van het fort is een verzameling van paleizen en binnenplaatsen met suggestieve namen als het Plezier Paleis, het Bloemenpaleis of het Zonne Paleis en allemaal zijn ze oogverblindend mooi en delicaat als suikertaart. Een aantal kamers en vertrekken van de maharadja zijn koninklijk ingericht. Sander is vooral fan van de collectie zwaarden en de meest geraffineerde dolken en vroege vuurwapens.
Op de ommuurde verdedigingswal staan tientallen kanonnen gericht om het fort te verdedigen. Het zicht op de blauw geverfde huizen en de smalle steegjes van de oude stad in de diepte, beneden het fort is weergaloos. De verdedigers van dit immense fort zijn nooit overwonnen en dat kun je pas echt begrijpen als je van hierboven naar beneden kijkt. Het fort heeft als decor gediend voor de verfilming van ‘Jungle Book’ naar het boek van Rudyard Kipling met John Cleese en Sam Neill en het is van hier – Jodhpur - dat de naam van die rare smalle rijbroeken van ruiters te paard vandaan komt.
Via een wirwar van drukke straatjes waarlangs de prachtigste honderden jaren oude huizen staan, geraken we terug in de buurt van ons guesthouse.
De zoektocht en bijbehorende lijdensweg naar een muziekspeler gaat in de vooravond verder na nieuwe informatie van de eigenaar van ons guesthouse: hij brengt ons met zijn auto buiten de stad naar een elektrowinkel waar het gezochte kleinood verkrijgbaar zou zijn. Er is nog rechtvaardigheid in deze wereld: de iPod is voorradig, het ding is nieuw, er zit garantie op en er komt niet alleen muziek uit: je kunt er films op bekijken, radio beluisteren en foto’s op zetten. Jammer dat je er niet mee kunt bellen ...

maandag 15 oktober 2007

15.10.2007: dag 91: Ranakpur-Jodhpur


We verwachten de bus die vanuit Udaipur rond acht uur aan de tempel stopt op weg naar Jodhpur. We hebben nog wat tijd voor een klein ontbijt in het enige winkeltje aan de halte. In het smoezelige keukentje pruttelt melkthee en met een pakje droge biscuits erbij kunnen we een paar uur verder. We hebben het gezelschap van een tiental nieuwsgierige grijze apen met witte gezichten die klaar zitten om eten te roven en te verdwijnen in de bomen. Verder wat straathonden, een paar koeien, kraaien en in de rivier zitten witte ibissen, waterhoentjes en in de bosjes kwetteren groene halsbandparkieten.
Om acht uur stopt de ‘deluxebus’ inderdaad; alle zetels zijn bezet en dat betekent dat we minstens vier uren moeten rechtstaan. Het is een bont gezelschap: traditionele fiere Rajastani: mannen recht uit een exotische film met hun vrouwen gesluierd in de mooiste stoffen en behangen met goud en zilver, Siks met met hun grote zwarte tulband, Punjabi met lange baard, groene tulband in lang hemd en broek en de moderne Indiërs met gsm en mp3-player en vijf Belgen in verkreukte t-shirts en korte broek.
Ruben moet een tijdje vooraan op het trapje zitten en heeft zo weer voldoende redenen om zijn dagelijkse verwensingen aan het adres van de Indiërs te uiten. Gelukkig stappen een aantal exotische reizigers na een half uurtje uit en kunnen we zitten tot Jodhpur en zo is dit leed ook alweer geleden ...
Naarmate de tijd verstrijkt wordt het landschap steeds droger: accaciabomen, droge grassen en laag struikgewas vormen het decor in een vlak land. De oogst van mais en graan is volop aan de gang en de halmen worden op de akkers in bussels rechtopgezet om verder te drogen. De temperatuur stijgt weer een beetje: we naderen de grote Tharwoestijn. Buffelkarren en boeren met gekleurde tulbanden en indukwekkende snorren, gekleed in witte tuniek hoeden koeien en schapen op de weg en de bus moet regelmatig stoppen om het vee te ontwijken.
In de verte zien het roze fort hoog op een rotsplateau: we naderen Jodhpur.
Met de riksja zijn we snel in het oude centrum aan de voet van de rots. Ons guesthouse ligt vlak aan de voet van het fort dat onoverwinnelijk lijkt op het plateau boven ons.

Ja, dan zal ik (Jasmien) ook maar eens een verhaaltje in de blog zetten :)
Zoals jullie wel al weten waren we nog altijd op zoek naar een iPod of een mp3 ... Deze middag waren we in Jodhpur aangekomen na 4 uren tamelijk vermoeiende bus. Tot grote vreugde zagen Ruben en ik dat er toch wel veel elektronicazaken langs de weg lagen en toen bleek dat ons hotel vlak bij die winkelstraat lag waren we niet te houden. Meteen na het middageten trokken we erop uit. Sander bleef in het hotel naar maffiafims op tv kijken terwijl mama, papa, Ruben en ik op mp3-jacht gingen. Maar we werden al snel teleurgesteld. Na een paar winkels te hebben bezocht bleek dat er alleen maar valse exemplaren beschikbaar waren. Op de vraag “Do you sell musicplayers of Apple?” werd al snel gezegd: “No Apple, this is India!” (We wilden perse Apple hebben omdat we eerder al verkeerd waren aangekomen met een ander toestel.) Ik begon al snel mijn geduld te verliezen, maar ik was niet de enige, wij allemaal waren het grondig beu om winkels in en uit te lopen. Tot we in een klein winkeltje kwamen waar ze, eindelijk, wel een echte iPod verkochten! Wij natuurlijk allemaal heel blij en we begonnen te onderhandelen over de prijs. OK, na een tijdje waren we het daarover eens en we vertrokken blij naar ons hotel terug. En toen begon de miserie ... Van het moment dat we het toestel hadden gekocht hebben Ruben en ik het uit op de laptop. Geen succes. De prul werkte niet. We zaten beneden in het hotel op het internet en de hotelbaas zag ons klungelen. Hij vroeg ons waar we het hadden gekocht en toen we het briefje met de prijs zag, schrok hij zich een bult. We hadden veel te veel betaald! Hij zei dat we ons geld moesten terug eisen en hij zei ook dat als het niet lukte, we naar de politie moesten gaan, Hij tekende zelfs een plannetje waar we het politiekantoor moesten vinden. Wij dus in vollevaart terug naar de winkel want het was al laat. Toen we daar aankwamen begon ons avontuur. :) Hij wilde het geld niet teruggeven en toen we dreigden met naar de politie te gaan, besteedde hij daar geen aandacht aan. “As you wish, go to the police.” Ja zeg! Dus wij naar dat politiekantoor op zoek. (Het was al donker, dus dat was niet gemakkelijk en zeker als ge de weg moet vragen aan Indiers die geen woord Engels verstaan!) Nadat we eindelijk een politieman hadden gevonden en uitgelegd wat er aan de hand was, gingen we weer in sneltempo terug naar de winkel want we hadden schrik dat die man de winkel had geloten. Toen we terug aankwamen bij het winkeltje begonnen we ruzie te maken. Gelukkig waren de politiemannen aan onze kant. Ik denk dat ze de toeristen te vriend moeten houden omdat er anders klachten of weet ik veel wat kan komen en dan komt er niemand meer naar India. Maar goed, ondertussen was er een hele menigte rond ons komen staan. (We stonden half op straat) Er was een hele verkeersopstopping door ons. :) De baas van de winkel was echt heel kwaad geworden maar na lang discussiëren gaf hij het met heel heel veel tegenzin terug. Hij zei wel dat we het geld goed moesten natellen en dat we niet meer moesten terugkomen. Alsof we dat nog van plan waren! :)
Ik vind dit wel heel wat spannender en interessanter dan aan een lange, ijzeren tafel te eten in een ashram ;)

14.10.2007: dag 90: Udaipur-Ranakpur


Met wat pijn in het hart verlaten we vandaag ons guesthouse en Udaipur. Eén van de jongens van het restaurant geeft ons een Ganesjfigurtje mee als geluksbrenger op onze lange tocht door de wereld.
Aangezien we geen goede herinnering hadden van de laatste rit in de ‘deluxe-bus’ proberen we nog eens de onvolprezen met haken en ogen aan elkaar hangende rammelende, toeterende, overvolle ‘governmentbus’. Het valt al bij al mee; weinig volk en we vertrekken onmiddellijk. Om half negen verlaten we de stad voor een drie uur durende rit naar Ranakpur. Men is volop bezig met de smalle weg recht te trekken en te verbreden. Ganse stukken berg worden opgeblazen om plaats te maken voor een vierbaansweg. Bulldozers ruimen rotsen en zware vrachtwagen voeren het puin weg. Nieuwe bruggen en viaducten worden aangelegd: een titanenwerk
Ranakpur is niet meer dan een stoffige halte aan de voet van de heuvels en de rand van een wildreservaat. Slechts enkele huisjes, een winkeltje, een hotel en de mooiste en grootste Jaïntempel van India. In het Shilpihotel logeerden we al eerder met hele kleine kinderen en vandaag zijn we er opnieuw gast.
Er leven enkele miljoenen Jains in India en zij belijden een variant van het hindoeisme waarbij meditatie, geweldloosheid en respect voor alle leven centraal staan. Jains zijn veganist en dragen geen leder.
De Jains horen bij de rijkere Indische klasse en de meesten wonen in de staat Gujarat waar ze in de textiel- en diamantwereld zaken doen.
Middageten doen we in het restaurant van de tempel: een grote hal waar honderden pelgrims en bezoekers gevoed worden. Je moet blootsvoets naar binnen en voor een symbolisch bedrag van dertig eurocent krijg je een volledige maaltijd. We zitten samen met de massa, arm en rijk, in de eetzaal aan lange tafels op houten bankjes. Voor ons een aluminium schaal met twee kommetjes en een drinkbeker. Obers komen onophoudelijk langs met emmers gevuld met de gerechten en vullen de kommetjes met kleine porties rijst, lentils, een currysoep en puri - een soort oliebol maar dan in een platte versie - gevolgd door de somielier met een emmer van het helderste water van een goed jaar, en die ieders drinkbeker vult. De maaltijd is sober en lekker. De kommetjes worden zo vaak als je wil bijgevuld maar het is de bedoeling dat je ook alles opeet en als we vertrekken worden Sander en Ruben er op geattendeerd hun schaal volledig leeg te eten: voedsel is kostbaar en wordt niet weggegooid bij de Jains. Op enkele uren tijd zijn honderden middagmaaltijden verdeeld en om twee uur sluiten de deuren tot morgenmiddag.
We mogen de tempel pas binnen als iedereen erop gekleed is: lange broek of rok en een minder uitdagend bloesje voor Jasmien. Dat betekent verandering van garderobe.
Aan de buitenkant lijkt de vijftiende eeuwse Jaincomplex op een gewone Hindoetempel maar de binnenkant maakt het verschil: het volledige interieur bestaat uit witte marmeren hallen, koepels, minutieus gesculpteerde zuilengalerijen, kappellen met de zittende godheid die met starre, spookachtig blinkende ogen de gelovigen aankijkt.
Er wordt veel geld gespendeerd wordt aan het interieur van de tempel en de offerschaaltjes zijn goed gevuld met bankbiljetten, of zoals de Jainleer voorhoudt: schoonheid zie je niet aan de buitenzijde maar zit binnenin. Indische en westerse toeristen vullen de galerijen tot vijf uur en daarna is de toegang enkel voorbehouden voor de Jains.
We zijn de enige gasten in Shilpi en ’s avonds is er geen beweging en is akelig stil. In de grote sombere eetzaal serveert de receptionist ons het avndeten. Er valt hier verder niets meer te beleven als het eenmaal donker is en we liggen vroeg in bed ...
... Here’s Johnny !!! ...

zaterdag 13 oktober 2007

13.10.2007: dag 89: Udaipur



Het is een heerlijk koele nacht onder het muskietennet. Sander slaapt op de ligbank van het buitenterras. Kwetterende parkieten in een boom aan ons raam en een van geen ophouden wetende zingende priester ergens in een heiligdom houden ons uit een diepe slaap. De lage ochtendzon priemt al vroeg door het raam. In de ochtendnevel hurken de wasvrouwen aan de ghats en hoor je het kloppen van de latten op het wasgoed. Tempelgangers luiden de bel. Een briesje waait zoete wierook naar onze richting en prikkelt de neus. Het ontbijt wordt geserveerd onder het baldakijn op het dakterras: spiegeleitjes op toast, fijn gekruide rijstpudding, pannenkoeken, verse yoghurt en koffie. Enkele hyperactieve apen ruiken eten en slingeren van tak naar tak in de boom voor ons balkon. Magisch India op zijn mooist!
Aangezien gisteren grondig verknoeid werd met computerperikelen plannen we een extra dag in Udaipur: het is een prachtige stad en we logeren op de mooiste locatie die je kunt dromen, aan de waterkant; ons verblijf heet dan ook terecht “Dream Heaven Guesthouse”.
Kristien en Jamien doen de was deze ochtend op de klassieke manier: in de badkamer schrobben in een oude cementkom die we hier ergens vonden en opeens is alle magie verdwenen ...
Eindelijk geraken we terug on line na nog eens vier uren zoeken door onze zeer geduldige en niet versagende computerman; het moet gezegd worden: Indiërs zijn specialisten. Prijs voor acht uren intensief werk inclusief twee verplaatingen met de brommer: 9 euro! Geen wonder dat grote westerse bedrijven dit werk uitbesteden aan Indische informatici.
Via de ghats wandelen we nog eens naar het hotel waar we dertien jaar geleden logeerden en ik mijn pols brak na een onzachte val op de natte marmeren trappen. Jasmien herinnert zich de plaats nog.
In het laatste licht van de ondergaande zon eindigt de dag zoals hij begon: de wasvrouwen zijn terug, de avondrituelen in de tempels gaan gepaard met slagen op trommels klokkengeluidenm sahdu's mediteren op muurtjes onder beelden van Ganesj. Vuurwerk verlicht de hemel. De lampjes van het paleis weerspiegelen in het donkere water van het meer.

vrijdag 12 oktober 2007

12.10.2007: dag 88: Udaipur


We verhuizen naar een ander guesthouse vlak aan het Picholameer; een mooie kamer met terras en een weids panorama op het meer en het paleizencomplex. Op het dakterras onder de baldakijnen bij het ontbijt waant iedereen zich een beetje maharadja.
Onze computer heeft een virus opgelopen en sluit niet meer af; wat een hoop miserie is dat met die dingen die een mens meezeult: meer ergernis dan plezier. We zitten de hele namiddag te stressen in een internetkantoortje waar een specialist het probleem probeert op te lossen: niks helpt dan het hele onding terug te formatteren en de hele procedure van installatie te hernemen. De installatie van de driver voor de draadloze verbinding lukt niet; morgen neemt de man contact op met de servicedesk van Acer om dit laatste probleem van de baan te helpen. Onze hele namiddag is zo naar de vaantjes. Moeten wij nu net in de mooiste stad van India zijn om tegen dit soort van problemen aan te lopen ...
Gelukkig is er nog een avondmaal onder de sterrenhemel; in het James Bondhotel is er een duur feestje gaande met een spetterend vuurwerk boven het water.
Morgen hopelijk een dag zonder virtuele zorgen.

donderdag 11 oktober 2007

11.10.2007: dag 87: Udaipur


We hebben heerlijk geslapen in onze koninklijke kamers. Een prinselijk ontbijt op het terras met zicht op het meer en het paleis van de maharadja is een prima begin van de dag. Het weer is ideaal: ’s nachts koel en overdag warm, zonnig en droog.
De enige valse noot echter is de muziekspeler van Jasmien die niet aan de verwachtingen voldoet. De aankoopsom wordt na veel aandringen terugbetaald en zo zitten we weer zonder muziek ...
Het grote City Palace beantwoordt aan alle cliché’s van het sprookjespaleis en de weelde en het artistiek gevoel van de maharadja’s van Rajastan. Het paleis is een verzameling gebouwen voorzien van balkons, terrassen, binnenplaatsen versierd met porceleinen tegels en glazen mozaïeken van pauwen, galerijen met gedraaide pilaren, torentjes met koepels en baldakijnen van stenen kantwerk. Erkers met raampjes in gekleurde glastegels, vloeren en trappen in wit en zwart marmer, delicate miniatuurschilderingen met taferelen van heroïsche veldslagen en portretten. Invallend daglicht doet de spiegelkamers schitteren in alle kleuren, toegangsdeuren met ivoren inlegwerk leiden naar de vertrekken van de bewoners van toen waaronder de badkamer en de toiletstoel van de maharadja.
Het was ooit de gewoonte dat de maharadja zich liet wegen onder de marmeren toegangspoort en zijn gewicht in goudstukken liet uitdelen aan zijn onderdanen. De bevolking was dus steeds bezorgd om de gezondheid en vooral het gewicht van hun geliefde vorst.
Restaurants zijn er in overvloed in Udaipur en de locatie is telkens prachtig met zicht op het Picholameer en het paleizencomplex. Aan de ghats of trappen aan het water staan enkele hindoetempels en doen vrouwen de was. Het vuil wordt uit de kleren geranseld en de slagen klinken honderden meters ver.
Tijdens het avondeten kijken we op het dakterras naar de film “Octopussy”: een passende afsluiter met scènes op locaties die we vandaag hebben bezocht.
Veel verschil is er eigenlijk niet tussen de scene met de achtervolgende motorriksja's en het dagelijks vekeer vandaag in de straatjes van Udaipur ...

woensdag 10 oktober 2007

10.10.2007: dag 86: Ahmedabad-Udaipur



Om vijf uur biept de wekker van de gsm: opstaan, de bus naar Udaipur vertrekt om zeven uur. De rugzakken hebben we gisteravond al ingepakt; nog een douche want we zijn proper op ons eigen. We stappen over de nachtwaker die slaapt op een matras en de uitgang verspert. In het kerkhofrestaurant tegenover ons guesthouse is het al druk: vroege gasten slurpen thee en wij doen dus mee.
Alles is nog stil: de vroege ochtend is lekker koel en Ahmedabad slaapt nog heel even verder. De daklozen en bedelaars zijn de enigen die al ronddwalen. Verkopers van mobiele kraampjes en venters liggen onder dekens voor hun met zeilen afgedekte winkeltjes te slapen op een bankje of gewoon op de grond. Op straat eten koeien de resten karton en papierafval, honden snuffelen in vuilnishopen.
Ahmedabad draagt nog steeds de littekens van de verwoestende aardbeving van zes jaar geleden. Voorgevels zijn ingestort en vele gebouwen liggen nog steeds in puin. Met twee motortaxi’s rijden we in het donker naar de stoffige busstand waar het al erg druk is.
Onze “deluxebus” staat klaar: het is een “sleeperbus”, een Indisch fenomeen: deels ingericht met zetels met erboven ruimte om te slapen in een soort bagagerek met matras. Deze zijn na jaren gebruik smerig en stinken uren in de wind; een zwijnenstal. Gelukkig hebben wij plaats in de zetels die al niet veel beter zijn: de zittingen zijn los, de kussens vergaan, de rugleuningen werken niet meer en staan scheef: deluxe op zijn Indisch: alles is kapot maar het gaat nog jaren mee.
Na een aantal valse starts en rondjes rijden om zoveel mogelijk passagiers op te pikken zit of ligt iedereen gelaten in zijn ligbak en verlaten we eindelijk de grootstad die alweer bruist van het leven, bruin ziet van het stof en blauw walmt van de uitlaatgassen.
We rijden de tweehonderdvijftig kilometer over een nieuwe gladde vierbaansweg tot in Udaipur. Nu kunnen we eens profiteren van een goede weg, maar nu laat de bus het afweten: het versleten vehikel haalt met heel veel gepuf nauwelijks vijftig kilometer per uur; zelfs de vrachtwagens steken ons voorbij en de rit duurt dan ook langer dan we dachten. Om twee uur komt Udaipur eindelijk in zicht.
De vervelende rit wordt gecompenseerd met een schitterende bestemming en een mooi hotel: We logeren een voormalig paleis midden in het centrum van de oude stad bij het fort van de maharadja met zicht op het meer en het Het Lake Palace Hotel. Twee prachtige kamers met nissen en raampjes met gekleurd glaswerk, muren in wit en blauw met muurschilderingen van driehonderd jaar oud en zware houten deuren met houtsnijwerk. Het mag ook wel eens gezellig zijn.
In Udaipur werd grotendeels de Bondfilm “Octopussy” met Roger Moore als Bond opgenomen. De spectaculaire achtervolging met de motorriksja’s in de nauwe straatjes van Udaipur en de intriges in het Lake Palace Hotel zijn bij de Bondlovers zeker bekend. Café’s en restaurants hebben ’s avonds de film voor de toeristen geprogrammeerd.
De oude stad is schittend volgebouwd met eeuwenoude wit en blauwgekalkte paleizen, tempels, elegante residenties en handelshuizen. Eenvoud en extravagantie naast elkaar.
Honderden kleine souvenirshops verkopen de klassieke toeristenprullen maar je vindt er ook de betere winkels met juwelen, delicate stoffen, zijde, schittende miniaturen en houtsnijwerken waarvoor Rajastan bekend is. De Rajastani zijn buitengewoon elegant: de vrouwen dragen opvallend zware gouden en zilveren juwelen, neusknoppen en grote oorringen en bewegen gracieus in sarongs met alle kleuren van de regenboog, de mannen met lange snorren en gouden oorringen zijn bepaald indrukwekkend in hun witte hemden en lendedoeken. Fluo-oranje of witte tulbanden zijn rond hun hoofd gedrapeerd.
Geen tijd meer voor toerisme vandaag: Jasmien krijgt eindelijk haar muziekspeler en dus moeten we een laatste keer op zoek naar elektronica in de nieuwe stad. Gelukkig vinden we hetgeen we zoeken. Iedereen content en laten we nu hopen dat dit zo blijft.

dinsdag 9 oktober 2007

09.10.2007: dag 85: Ahmedabad


Om vijf uur in de ochtend worden we in de trein wakker gemaakt door onze buurman: we rijden het station van Ahmedabad binnen. Wat een verademing zal dat zijn: in deze stad wonen slechts zes miljoen mensen ...
Twee motorriksja’s rijden ons door de nog duistere en verlaten straten van de stad naar het guesthouse. De receptionist ligt op een matras voor de ingang te slapen. Na wat porren wordt de man wakker en toont hij ons twee kamertjes; de lakens op de bedden zijn niet ververst en na aandringen krijgen we een paar verse exemplaren. We zijn nog moe van de reis en leggen ons te rusten voor de rest van de ochtend. Check-out is vierentwintig uur na aankomst, en dat betekent dat we morgenvroeg om half zeven uit de kamers moeten.
We moeten een beetje opschieten in de komende weken als we op tijd in Nepal willen geraken. De verlaten straten van deze ochtend zijn omgetoverd tot een heksenketel van riksja’s, brommers, fietsers, bussen en auto’s. Zo zien we het graag ...
Ik trek er op uit om een busticket te bemachtigen om morgen naar Udaipur in Rajastan te geraken. Met een deluxe-bus van een privemaatschappij kunnen we in vijf uren op onze bestemming komen. Vertrek morgenvroeg om zeven uur en dat komt goed uit.
De drukte van Mumbai en de treinrit hebben ons vermoeid en de rest van de dag wordt in de kamers van het hotel doorgebracht. De jongens studeren wat, schrijven brieven, spelen op de gameboys en op de computer en ik blijf gefascineerd door de Bollywoodfilms op tv: zo slecht dat je blijft kijken. Het internetcafé wordt in de namiddag langdurig bezocht: surfen kan voor twintig eurocent per uur. Kristien leest en bezoekt het postkantoor.
Vlakbij tegenover de moskee ligt een prima vegetarisch restaurant; we moeten niet ver lopen om de maag te vullen. Alleen de straat oversteken is een huzarenstukje, maar hierin zijn we specialist geworden. Tussen de tafels her en der verspreid bevinden zich een dozijn groengeverfde langwerpige grafstenen omgeven door een laag hekje: we eten op een islamitisch kerhof!
Vanavond kijken we tv; het zal weer een Indische musical worden met een simpel boy-meets-girlverhaaltje, mooie acteurs die hun best doen om zoveel mogelijk aan overacting te doen, kleurrijke kostuums, drama, passie, langdurige close-ups van bezorgde, verliefde, angstige, hatelijke blikken, uitbundige muziek en dans voor een bloemenpark of aan een zonnig strand, het hoofdpersonage/zanger, die altijd lipt op een zangstem van een Indische Willy Sommers met de look van een Jo Valley en het meisje/zangeres, altijd mooi, lief en onderdanig met een iel schril zangstemmetje. Er wordt wild uitdagend, bijna spatisch gedanst, maar het blijft kuis en meer dan een handkus ga je in de films nooit zien. Als je al deze ingrediënten door elkaar klutst krijg je de perfecte Indische kitch-massalafilm; Indiërs vinden het prachtig ... het toont hen een beeld van een wereld die onbereikbaar is en trekt hen even weg uit de sleur en de dagelijkse strijd om te overleven.
Wat verlangen wij naar Canvas ... VTM is ook goed ...

maandag 8 oktober 2007

08.10.2007: dag 84: Mumbai en Mumbai-Ahmedabad



Zoals eerder gezegd is onze naaste buur het gigantische Taj Mahal hotel: het sjiekste onderkomen in India en al jaren in de top vijf van de beste hotels ter wereld. Het majestueuze gebouw werd gebouwd door de Indische industrieel Tata in het begin van de vorige eeuw nadat hij ooit de toegang geweigerd werd in een hotel in Europa wegens de verkeerde huidskleur. Tata is vandaag een icoon en een begrip in India: hij behoort tot de grootste industrielen van de wereld en overal zichtbaar. Een groot deel van de Indische zware industrie is in handen van zijn groep. Tata bouwt bussen, vrachtwagens, auto’s en verbouwt thee, beheerst de telecom en maakt zeep. Tata is in zijn eentje de Rotary- en Lionsclub van India: hij onderhoudt parken, sponsort studenten en apen in de zoo, schenkt bushokjes en doet aan liefdadigheid.
Op ons paasbest, met vers gewassen kleren gaan we met de nodige schroom en eerbied langs de geuniformeerde Sikh-deurwachters de moumentale ingang binnen. De lobby valt een waterval op, ingelegde marmeren vloeren bedekt met dikke perzische tapijten, kristallen lusters, prachtige bloemstukken en heel veel schoon (mager) volk: dure gracieuze lady’s en gentlemen die in de koude airco zich ogenschijnlijk zitten vervelen in de longchairs en lederen salons. Pronkstuk is de enorme trappenhal die tot hoog tot in de enorme koepel van het hotel klimt. Foto’s van beroemdheden die in de Taj logeerden sieren een muur: Clinton, Churchill, queen Elisabeth, John Lennon, Chirac, de sjah ...
Je geld spenderen is geen probleem: in de boetieks van Louis Vuitton, Bulgari of Rolex wachten gedistingeerde verkopers op de klanten van het hotel. Geen prijskaartjes, dat zou onbeleefd zijn; je koopt wat je verlangt en je betaalt met je golden creditcard. Na een tijdje wordt er discreet (stiff upperlip) gevraagd of men ons kan helpen; ja, we hebben de boodschap begrepen: we vallen hier op als olifanten in een porceleinwinkel. “Eh, no, thank you, we were just checking the rates ... Toedeloe! ...”
Bedelaars worden in de omgeving van de Taj niet getolereerd, maar nauwelijks honderd meter verder zie je een jonge vrouw naar bruikbare spullen zoeken tussen rottend afval in laadbak van de vuilniswagen in haar beste sarong; de armsten mogen dan wel leven als de beesten; hun waardigheid verliezen ze niet. Een moeder met enkele vuile peuters eet op de stoep uit een plastic zakje wat rijst met een rode saus, de kinderen lepelen wat korrels uit een krant.
Jongetjes, grijs van het vuil met treurige ogen trekken aan je mouw: “Please help me sir, help me sir”. “Wat moet je daar mee”, vraag je je de hele tijd af. Moet je geld geven gewoon omdat iemand arm is of omdat iemand erom vraagt, moet je geld geven aan kinderen; je leert ze bedelaar worden. Je zit constant in een tweestrijd; het is makkelijker om iets aan een moeder met een baby te geven, of aan iemand die op handen en voeten door de straat kruipt, iemand die duidelijk ziek is, verminkt of melaats is, maar ze zijn met zovelen en je ziet ze overal in de grootstad. Je wordt daar zo moedeloos van, vooral nadat je zonet de overdadige luxe van de Taj zag: die mensen wonen daar in een anticeptische omgeving, in een veilige toeristenbel ver van de boze wereld, van alle realiteit, in een ander sterrenstelsel en velen hebben niet het minste benul van wat er zich op nauwelijks honderd meter van hun gouden kooi afspeelt. Straks de limousine in en naar de luchthaven. “India was sooooo lovely and soooooo beautiful with the kindest people in the world”.
Naast de Taj staat de enorme triomfboog die in 1911 werd opgericht ter gelegenheid van het bezoek van King George aan India: de Gateway Of India en het bekendste monument van Mumbai. De dijk voor de Taj ziet zwart van wandelende bewoners van Mumbai (Mumbaiers?). Je kunt ritjes maken in een zilveren paardenkar, leurders verkopen enorme ballonnen, waarzeggers, kwakzalvers en gekken zitten langs de kanten, kraampjes verkopen allerlei snacks.
Het boottochtje is een beetje overbodig, maar het biedt een prachtig zicht op de Taj en de Gateway Of India, zoals het voor King George en zijn Queen bedoeld was toe zij hier voet aan wal zetten.
In de verte lijkt het een rood gotisch paleis met koepels en torens; het is zonder twijfel het meest indrukwekkende treinstation van de wereld; een gebouw in stenen kantwerk: elegant, degelijk. De hallen lijken op het centraal station van Antwerpen, maar het is allemaal veel groter, hoger, geraffineerder en vooral druk, druk, druk ... Victoriastation is het grootste treinstation van het land, en volgens Indische normen wil dat wat zeggen!
We zijn maar net op tijd voor onze nachttrein naar Ahmedabad. In het helse verkeer doet de taxi anderhalf uur om de twintig kilometer naar het Bandrastation af te leggen.
Onze namen staan al netjes geafficheerd op een computerprint die aan de ingang van de wagon geplakt is:
coach C10: nr.48 marc s, 52, nr.49 kristin p 50, nr.52 jasmien s 18, nr.53 sander s 16, nr.54 ruben s, 15: fantatisch die Indische treinen ...
We hebben gezelschap van een zwartrijdende muis die regelmatig als Speedy Gonzalez tussen ons voeten flitst. Pas na enkele uren rijden we opnieuw op het platteland en ligt Mumbai achter ons; wat een gigantische stad!
De nacht verloopt zonder rustig, de trein zit volgens traditie vol en alle bedden zijn bezet. Iedereen legt zijn hoofd te rusten op een koffer, een zak of een ander stuk bagage. Sommigen haken hun koffers vast met een kettting en hangslot. De trein knarst, puft en kraakt gestaag in een rustig tempo. Het geraas, de luchtverplaatsing door de open ramen en getoeter van aankomende treinen doet ons regelmatig in ons hazenslaapje opschrikken.

zondag 7 oktober 2007

07.10.2007: dag 83: Mumbai



Ons vriendje rat is deze morgen niet op tijd voor het ontbijt. Ratten zijn nachtdieren en dus langslapers. Vandaag bekijken we Mumbai tevoet en maken een wandeling langs de voornaamste bezienswaardigheden. De taxi brengt ons tot aan de Hornimancircle. Een weelde aan statige Britse koloniale architectuur lijnen de rotonde: grote internationale banken hebben hier nu hun zetel en zetten de traditie van macht verder. In de Sint-Thomaskathedraal rusten we even in de stoelen waar - volgens de vergulde naamplaatjes - ooit King George, Queen Mary en moeder Theresa gezeten hebben. Aan de prachtig gedecoreerde marmeren Florafontein in een parkje heb je een prachtig zicht op de gebouwen die de grandeur en de macht van het Britse wereldrijk in de verf zetten.
Het verkeer in de brede met bomen omzoomde avenues rijdt gediciplineerd, zonder overbodige getoeter. Opvallend zijn de dure geblindeerde Mercedissen en BMW’s van de rijke elite van Mumbai.
We lopen even in de indrukwekkende Victoriaanse universiteit binen. In de binnenkoeren verwachten we elk ogenblik inspector Morse tegen het lijf te lopen. In de tachtig meter hoge toren, die eerder in Venetie thuishoort, speelden de klokken tot aan de onafhankelijkheid ieder uur ‘God save the queen’. Vandaag studeren hier de kinderen van de rijke Indische upperclass, ze praten Engels met elkaar en houden allemaal van crickett. In de David Sassoon Library staat de tijd sedert 1850 stil: stoffige boeken vullen de donkerbruine houten rekken en kasten, aan zware leestafels zitten studenten te bladeren in naslagwerken en oudere mannen lezen de krant. Het zoemen van enkele plafondventilatoren is het enige dat de heilige stilte breekt. Silence please! Hier moeten we dus niet tel lang rondhangen ... Jasmien laat haar naam schilderen op een rijstkorreltje dat in een glazen kokertje wordt bewaard.
Het Prince of Walesmuseum lijkt op een moskee met een indrukwekkende koepel en gelegen in een mooie tuin. Niemand heeft veel zin om hier nog eens binnen te gaan: het is warm en we hebben dorst.
De schilderijen in de National Gallery kunnen enkel Kristien nog boeien. Het is dus genoeg geweest voor vandaag en we zetten koers naar een fastfoodfestijn bij Mac Donalds. Aan de wi-fihotspot testen we of de nieuwe laptop het doet: we zijn terug online!
Dankzij een nieuw ontdekt restaurant hoeven we vanavond niet meer terug te keren naar het rattenhol van gisteren en genieten we van een lekker Indisch maal aan een propere tafel. Vriendje rat moet nu elders gaan bedelen ...

zaterdag 6 oktober 2007

06.10.2007: dag 82: Mumbai


Half zeven: langs ellendige sloppenwijken rijdt de trein rijdt het enorme Victoriastation van Mumbai binnen. Nog voor we de hal van het prachtige Victoriaanse gebouw binnen zijn loopt onze trein opnieuw vol om binnen enkele minuten de terugreis naar Panjim aan te vatten. De perrons en de vertrekhal zien zwart van het volk. Stapels bagage liggen opgehoopt voor de treinen. Dragers sleuren enorme pakken en kisten naar de perrons. In de mensenmassa liggen talloze passagiers op krantenpapier te slapen in de hal, onverstaanbare stemmen roepen in luidsprekers boodschappen en vertrektijden om. Een enorm digitaal bord toont alle treinen die van Mumbai over heel India zullen uitzwermen, sommige ritten zullen tot twee dagen duren vooraleer de bestemming in zicht komt. Overal staan stalletjes waar thee, snacks, kranten en andere spullen, die een treinreiziger zoal nodig heeft, verkocht worden. Het overvalt ons allemaal zo ’s morgens vroeg en we proberen ons zo snel mogelijk naar de uitgang te begeven en nemen meteen de taxi naar ons hotel vlak naast het duurste en mooiste hotel van Mumbai: de Taj Mahal. Ons hotel Carlton heeft minder allure maar de lokatie is net zo perfect als de dure buur aan het indrukwekkende Britse monument ‘India Gate’ of ‘The Gateway to India’. We voelen ons allemaal bijzonder smerig na de nacht in de trein en de douche spoelt het kakkerlakkengevoel weg.
Het valt meteen op: Mumbai is een kolossale stad van zeventien miljoen zielen waarvan de meerderheid extreem arm zijn en op straat probeert te overleven met allerlei klusjes op te knappen of door gezoon te bedelen. Een kleine minderheid is schrikkelijk rijk. Mumbai is ook on-Indisch; de stad heeft een Britse ziel: de parel aan de kroon van het Britse imperium: monumentale Victoriaanse gebouwen die nu door de regering worden gebruikt sieren de stad, groene parken met hoge bomen en grasvelden, rode dubbelkekbussen in brede lanen, rotonden met standbeelden, weelderige mansions, statige collegegebouwen in rode steen met spitse torens, gotische ramen en koepels: veelal mooi gerestaureerd maar meestal vervallen en aangetast door het vochtige klimaat. Londen of Oxford in de tropen en aan een breed strand aan zee.
De hele namiddag wordt besteed aan de aankoop van een nieuwe computer: in een klein winkeltje in een zijstraatje wordt in drie uur een compleet nieuwe laptop op maat in elkaar gestoken, surfklaar en met alle nodige software. Sander en Ruben vinden nog enkele spellen en Jasmien moet nog even wachten op haar muziekspeler.
In het restaurant naast ons hotel eten we een lekkere kip massala in het gezelschap van een vette bruine rat die heel brutaal van achter een tafelpoot de etensrestjes komt stelen. Iedereen ziet het, geen mens die er van opkijkt. Vanaf ons balkon zien we op straat een kraai de resten van een karkas oppikken. Gelukkig hebben we deze nacht een veilige en propere haven maar het kakkerlakkengevoel wil vandaag toch niet weggaan ...