woensdag 30 januari 2008

30.01.2008: dag 198: Tuk Tuk




De dorpjes op Samosir zijn erg klein, soms niet meer dan enkele tientallen huizen. Ze liggen als een lint langs de enige hoofdweg die het eiland omzoomd of een eind ervan, verscholen tussen hoge bomen, tussen de rijstvelden en bereikbaar via een smal aarden pad.
De gezinnen zijn groot en dat merk je meteen als rond twee uur in de namiddag de school uit is. Honderden opgewekte jeugdige uniformpjes in roodwit of blauwwit verlaten een schoolgebouw; het is alsof alle studenten tegelijk het Lyceum van Genk verlaten. De meesten zijn tevoet en moeten nog enkele kilometers door de hete zon naar hun woonst ergens in de buurt op het platteland; enkele minibusjes staan aan de kant van de weg en vertrekken pas als ze tot de nok en het dak gevuld zijn (lessen in verkeersveiligheid staan hier voorlopig nog niet op het programma). Slechts enkele kinderen bezitten een fiets. Waar gaan die in de toekomst allemaal werk vinden? Toerisme ligt op apegapen, in de miljoenenstad Medan zit er niemand op hen te wachten en in de megastad Jakarta weten ze geen blijf met de toestroom van gelukzoekers
Niemand heeft vandaag nog belangstelling voor de waterval aangezien we vlak voor onze deur over meer dan voldoende nattigheid beschikken.
We houden het dus eenvoudig bij de waterkant. Bij onderzoekende blikken van de Hollandse senioren op ligstoelen wordt de duikplank deze namiddag aan een uitgebreide duurzaamheidstest onderworpen.

dinsdag 29 januari 2008

29.01.2008: dag 197: Tuktuk: Simanindo





De verhuurster van mountainbikes is tevreden; we kloppen opnieuw aan. Het ritje naar Simanindo is twintig kilometer op een verharde weg die langs het meer kronkelt. Hier en daar enkele nijdige hellingen maar dat wordt vanzelfsprekend gecompenseerd met even veel snelle afdalingen. Cacaoboompjes die in de schaduw van grote bomen groeien dragen in deze tijd vruchten. Onderweg staan - met zicht op het meer - mooie zinkendaken woonboten op palen. Voor de woningen liggen op rieten matten oranje maiskolven en donkerbruine cacaobonen uitgespreid te drogen.
Na anderhalf uur trappen in de zon komen we aan in Simanindo, een klein gehucht dat in betere tijden en lang geleden een belangrijk centrum op het eiland was waar een lokale koning zijn verblijf had, getuige enkele mooi geconserveerde Batakwoningen en rijstschuren.
We zijn nog te vroeg voor het dagelijkese optreden van de "Famous Classical Batak Dances" van een Batakdansgroep om kwart voor twaalf. Ons reishandboek beveelt dit spektakel aan. We kopen een ticketje voor drie euro per persoon. In een klein winkeltje annex eethuisje nuttigen we in afwachting dan maar een noedelsoepje. We horen achter de bamboestruiken wat trommels en schelle fluiten klinken en dat betekent dat de dansen op het plein voor het koningshuis al begonnen zijn. Het publiek bestaat uit twee Japanners en wij die - zo blijkt op ons papiertje - op twee na alle dansen gemist hebben. Ja zeg: de klok staat hier een kwartier later; het zal wel lokale Bataktijd zijn zeker ...
Op een aarden pleintje, met als decor het koningshuis trippelen - onder begeleiding van een driemansorkest dat zich op het balkon van het koningshuis bevindt - enkele mannen en vrouwen in het rond, gekleed in mooie typische batakgewaden en hoofddeksels. Ze bewegen elegant enkele vingers en kijken verveeld, misschien zijn ze wel boos op ons; we kunnen dat wel begrijpen als je publiek slechts uit zeven personen bestaat waarvan er vijf helemaal op het einde komen opdagen. Veel eer valt er bij dergelijke voostelling dan niet te rapen. We worden al meteen op het plein uitgenodigd voor de "publieke dans", zo staat het zwart op wit in het Nederlands op ons programmablaadje; moeten we al meteen onszelf te schande maken; ik denk dat het een soort wraak is voor onze laattijdige komst. We passen beleefd doch dwingend ... "We just arrived by bike and had some noodlesoup so you see ..." Enkel Kristien beperkt gezichtsverlies en trippelt vrolijk met de Japanse enkele rondjes rond de buffel en totempaal, nu en dan enkele onverstaanbare kreten uitend. Jasmien, Ruben en Sander maken zich zo klein mogelijk: zij zouden liefst in de grond kruipen van ellende. Gelukkig duurt het allemaal niet te lang en mag Kristien terugkeren naar de tribunes.
Een laatste dans gebeurt met medewerking van een staande pop die (allicht) houterige bewegingen met de armen maakt, net als een agent die het verkeer regelt, als er in de holte van de rug stiekem aan een touwtje wordt getrokken. De buffel die in het midden van de plein aan een paal is vastgebonden had waarschijnlijk een rol in de voorstelling maar welke dat is ontgaat ons; we hebben dan ook acht dansen niet gezien. Misschien heeft hij wel een pirouette gemaakt. Shit ... moeten we dat nu juist missen!
De artiesten buigen het hoofd en ontvangen een applaus van de drie toeschouwers. De kinderen zitten ondertussen in de graanschuur en komen pas naar beneden als de dansers verdwenen zijn, de gewaden aan de kapstok hangen en terug naar de rijstpaddi's keren voor het serieuze werk. Hebben ze die toeristen vandaag weer eens een goed bij de neus gehad; moeten ze maar niet zo stom zijn, ha ha ha ...
We fietsen dan maar in de middagzon de twintig kilometer terug naar Tuk Tuk. Jasmien, Sander en Ruben zijn ver voorop; zij willen nooit meer aan deze "Famous Classical Batak Dances" herinnerd worden; ik hoop dat Kristien hen geen blijvend trauma heeft bezorgd ...

maandag 28 januari 2008

28.01.2008: dag 196: Tuk Tuk: Tomok en Ambarita




Aan de kust van het kleine schiereiland liggen twee kleine nederzettingen die bekendheid hebben vanwege hun merkwaardige stenen tomben, meubilair en beelden die - met wat goede wil - enige gelijkenis hebben met de grotere mysterieuze monolieten op Paaseiland.
We huren mountainbikes en maken er een daguitstapje van; het gaat bergop en weer bergaf, de weggetjes zijn rustig en er is weinig verkeer. We fietsen langs het Tobameer in een weelderig tropische omgeving van rijstvelden tegen een achtergrond van de ruige hellingen van de oude vulkaankrater. In de verte glinstert een waterval; daar moeten we een dezer dagen maar eens naartoe gaan.
Tomok bezit nog een aantal mooi geconserveerde Batakwoningen. Deze bevolkingsgroep telt prima dakwerkers in hun midden. De elegante zadeldaken - vroeger in riet en tegenwoordig allemaal in zink - steken als een sierlijke boeg van een boot in de lucht. De houten woonst op palen is versierd met fijn houtsnijwerk: afschrikwekkende koppen van goden en witgeverfde geometrische figuren. Enkele metershoge houten totempalen met opeengestapelde onsympathiek starende koppen kijken uit op een centraal pleintje. Verweerde, met mos bedekte stenen tomben met een zwaar deksel hebben de tand des tijds doorstaan. Tientallen soevenirstalletjes leiden tot de site; wij zijn samen met een Indonesische familie de enige bezoekers. De hebbedingetjes liggen uitgestald; verkopers kijken smekend; er zijn geen klanten, geen mens die iets koopt. Het ooit florerende toerisme is ingestort, het is me een raadsel hoe deze tientallen families nu overleven.
Enkele kilometers verder in Ambarita rusten we uit aan een zware ronde stenen tafel op de massief stenen stoelen. De kwaliteit van het meubilair was indertijd van die aard dat het enkele eeuwen diende mee te gaan. Op deze plaats, in de schaduw van een banyanboom werden misdadigers berecht en gevonnist; even verder staat nog steeds de stenen tafel waar de ongelukkige werd onthoofd; een geultje moest het bloed afvoeren, kwestie van het allemaal een beetje proper te houden. Ook hier bevinden zich nog een aantal authentieke Batakwoninigen. In een "schand blok" of een Indonesische versie van de schandpaal werden kleine criminelen een tijd lang met een voet vastgeklonken in een houten klem. Een soort electronische enkelband avant la lèttre. Er is niks nieuws onder de zon. Hollandse dominees maakten bij hun komst een einde aan deze volkse gebruiken. Het zuinige witte protestantse kerkje met een torentje als een gebiedend vingertje in het groen herinnert de Bataks eraan om niet meer over te gaan tot die folklore van vroeger.
De meeste restaurantjes onderweg zijn leeg; er is geen voorraad in de keukens, enkel een biertje of frisdrank is mogelijk. Met een lege maag fiets je niet zo ver en we pedaleren dan maar terug richting hotel, het enige met een restaurant in werking. We zijn de enige gasten samen met het groepje zilverkleurige Hollanders die in Sumatra de winter doorbrengen; het moet niet altijd Torremolinos of Benidorm zijn ...
Donkere wolken pakken samen boven het meer, het rommelt en nu en dan flitst er een bliksemschicht.

zaterdag 26 januari 2008

27.01.2008: dag 195: Tuk Tuk





De luxe in ‘Catalina’ in het dorpje Tuk Tuk op het eiland Samosir wordt heel fel gewaardeerd en vooral de kinderen vinden het hotel in de koele tropische tuin en aan het heldere water van het Tobameer geweldig.
Het Tobameer is een ongelooflijke restant van de oerkrachten die Sumatra geschapen hebben. Het meer vult een gigantische krater van een vulkaan die instortte na een uitbarsting zo’n honderdduizend jaar geleden. Het was meteen de grootste ontploffing die de planeet in haar bestaan meegemaakt heeft. In het midden van de krater verscheen het huidige vulkaaneiland Samosir en omgeven door steile en door nevels en mist omgeven bergen.
Indonesische families op weekend bezetten haast alle kamers. Bomen met een breed uitwaaierende kruinen zorgen voor schaduw en koelte op de heuvel tussen de teakhouten bungalows in de typische batakstijl met hun steile rieten daken in de vorm van een boot. Hier en daar klinkt wat beginnersgetokkel op een gitaar. Het restaurant ligt bij de bloementuin; bougainvilla bloeit uitbundig lila en rood. Aan de tafels in het restaurant zit een groepje grijze Nederlanders herinneringen ophalend aan de goede oude tijd waarin zij de dienst uitmaakten in Batavia. Ze spreken een behoorlijk mondje Bahasa Indonesia als ze bestellingen doorgeven of een praatje maken met de bedienden van het hotel.
De tsunami, aardbevingen, modderstromen of vulkaanuitbarstingen die Sumatra tegenwoordig met de regelmaat van een klok treffen hebben de toeristenstroom grotendeels doen opgedrogen; de vele mooie smaakvolle guesthouses en hotels zijn nauwelijks gevuld. Indonesiërs op vakantie brengen gewoonlijk hun eigen voorraad eten mee en zijn bijgevolg geen klanten voor de vele restaurantjes aan het meer die bijna geen Westerse klanten meer over de vloer krijgen. De eetwaren in de winkeltjes zijn maanden over datum wegens gebrek aan klanten. Slechts enkele jaren geleden was dit Tobameer een toeristische topper in Indonesie
Terwijl Jasmien en Kristien een afspraak hebben bij de kapster genieten Ruben en Sander van het koude water in het vulkaanmeer. Er is geen strand en vanaf de rotsige rand heeft het donkere water meteen een diepte van vijfhonderd meter.
We hebben een deja-vu: ik lees zonet de 'Standaard Online' en stel vast dat oud-dictator Soeharto is overleden; de schaduw van die man achtervolgt ons - levend of dood - overal in dit land. Tien jaar geleden, bij zijn afzetting en op precies dezelfde plek keken we naar de onlusten, brandstichtingen en evacuaties van toeristen op dezelfde tv. Hopelijk lokt zijn overlijden nu weer geen nieuwe rellen in het land uit; alhoewel, er zijn ergere dingen dan noodgedwongen vast zitten in Tuk Tuk ...

26.01.2008: dag 194: Bukit Lawang – Tuk Tuk



De nacht is Bukit Lawang is vochtig en klam; onder het muskietennet is de temperatuur ondraaglijk warm. Slapen is vaak een moeilijke inspanning in de tropen.
Samen met Alesh en Hemmy huren we wederom een minibusje om de afstand terug naar Medan in één rit af te leggen.
We rijden opnieuw langs palmnoten- en rubberplantages. De bast van de rubberbomen wordt ingekerft en de witte latex druppelt in een lege halve kokosnoot die onderaan de stam van de boom is bevestigd. Na een week wordt het stinkende en elastische pasta verzameld, tot blokken samengeperst en weggedragen. De dunne asfaltlaag van de weg is helemaal kapotgereden door zware vrachtwagens die de oogst van latex en palmnoten vervoeren. We rijden drie uren over nauwelijks honderd kilometer gaten en kuilen.
Medan nadert opnieuw, een verschrikkelijk drukke, hete en chaotische stad; er lijkt geen einde te komen. In het station staat er al een bus klaar voor de laatste vier uren naar Parapat. De rit naar het Tobameer is opnieuw zwoel: de kleine raampjes zorgen voor onvoldoende verluchting en iedereen is het moe. We passen nauwelijks in de zitjes die voor kleine Indonesiërs zijn ontworpen. Dit is wellicht het enige land waar er geen rookverbod is in bussen; passagiers smoren de ene na de andere sigaret en de rook hindert en prikkelt de ogen. De uren passeren traag en we zweten de rit uit. De laatste kilometers klimt de bus over de smalle baan en de lucht koelt zienderogen af; we naderen het Tobameer gelegen op een hoogte van achthonderd meter, net voldoende om de drukkende warmte te overstijgen.
De ferry van zes uur staat vertrekkensklaar en we zijn net op tijd voor de korte overzet naar het eiland Samosir. In Tuk Tuk vinden we ons vertrouwde hotel Carolina waar we eerder tien jaar geleden noodgedwongen vast zaten tijdens de rellen en ongeregeldheden die overal in Indonesië losbarstten naar aanleiding van de moeilijke machtsoverdracht van generaal Soeharto. Er is intussen niets veranderd. De tv waar we eertijds ongerust het nieuws volgden staat er nog altijd. Het is weekend en alle kamers zijn volzet. Eén luxekamer is nog vrij: dit wordt de onze.
Hoog tijd voor de douche, Heinekenbier – godbetert - en fatsoenlijk eten na een hele dag koekjes en enkele mandarijntjes.

25.01.2008: dag 193: Bukit Lawang





Na de verwoestende vloedgolf en de diepe wonden die deze gebeurtenis heeft geslagen, is de bevolking bezig het dorp te heropbouwen en wacht men terug op toeristen die naar de laatste in het wild levende mensapen komen kijken.
Het oerwoud herbergt de laatste zevenduizend Orang Utangs die door de Indonesische overheid beschermd worden in het Gunung Leuser Nationale Park. Vele apen zijn opvangdieren die van overal in Indonesië en de rest van de wereld naar hier worden overgebracht nadat ze uit handen gegeven zijn door mensen die ze als huisdier niet meer aankunnen, jonge dieren die in beslag genomen worden bij illegale handelaren of wezen die gevonden zijn nadat de moeder is gedood door stropers. Vooraleer ze terug in hun natuurlijke omgeving worden vrijgelaten moeten de meeste dieren tot vijf jaar lang voorbereid op een nieuw leven in de wildernis.
We volgen de gids die ons, via smalle paadjes door een rubberplantage naar de dichte jungle leidt; we hopen stilletjes op een ‘close encounter’ met onze neven. We hoeven niet lang te lopen. Twee volwassen rosse pluizenbollen rusten in het hoge bladerdak van een boom. De gids heeft bananen bij om de dieren naar beneden te lokken en dat lukt wonderwel; de moeders klauteren langzaam naar beneden. Eentje heeft tegen haar borst een baby geklemd. Het is een ontroerende ontmoeting tussen mens en mensaap; vriendelijke ogen nemen ons nauwkeurig op en kijken ons met een zachtmoedige blik aan. Haar gezichtsuitdrukkingen veranderen als de baby zich roert; bezorgd legt ze hem met liefdevolle bewegingen en met haar grote handen terug op haar plaats. De baby begint te wenen en krijgt een kusje op het gezicht. We staan oog in oog en kunnen haar enkele bananen geven die traag in ontvangst genomen worden. Zij zoekt nader contact; eerst steekt ze voorzichtig een vinger uit en raakt de uitstoken hand van Jasmien; het tafereel doet ons denken aan een fresco in de Sixtijnse kapel; de wijsvinger van God de Vader beroert de uitgestoken hand van Adam. Tenslotte krijgt Jasmien een stevige bruine harige hand als afscheid; een prachtig beeld; de hand van de mens in de hand van de mensaap; we kijken naar ons evenbeeld. Moeder en baby klauteren weer traag langs de takken omhoog en verdwijnen in het gebaderte. Verderop ontmoeten we weer enkele moeders, eentje met een boreling, de andere hoogzanger en telkens onderzoeken we elkaar; je ziet dat de andere denkt en waarschijnlijk eveneens een mening over ons heeft. Deze ontmoetingen zijn een onvergetelijke gewaarwording. Het is heet en vochtig, het zweet stroomt uit alle porien, maar toch lopen rillingen over de rug.
Na drie uren stappen en ontmoetingen met zeven Orang Utangs en een aantal kleinere gibbons zien we het houten voederplatform; Twee keer per dag wordt door parkwachters fruit aan de dieren aangeboden; dit wordt langzaam en systematisch afgebouwd zodat de apen genoodzaakt worden om verder het woud in te trekken om voor zichzelf te zorgen. Een rehabilitatieproces dat jaren kan duren.
Slechts één Urang Utang hier is deze morgen komen opdagen om te eten, de andere dieren verblijven dieper in het woud. Een goed teken dat ze zonder hulp van de mens kunnen overleven, en dat is de bedoeling van het hele opvoedingsproject in Bukit Lawang: ‘s werelds laatste Orang Utangs een veilige leefomgeving bezorgen, ver van stropers en menselijke bewoning.
Iedereen is erg onder de indruk van deze uitstap en de ontmoetingen met onze naaste vriendelijke en zachtaardige verwanten.

24.01.2008: dag 192: Penang – Bukit Lawang



We verlaten vandaag Penang en meteen ook Maleisië en zetten koers richting Indonesië. De snelle boot doet er zes uren over om de Straat van Malakka over te steken. We staan om half negen aan de haven. Een koffie en een portie noedels in een piepschuimen doosje op de straatstoep is het ontbijt. De immigratieformaliteiten worden snel in de haventerminal afgewerkt.
De grote speedboot naar Medan in Sumatra is slechts met enkele tientallen passagiers gevuld. We hebben het hele benedendek voor ons alleen. Met een half ur vertraging worden de trossen losgemaakt. De lucht is nevelig, de zee oogt grijs en futloos, het wateroppervlak zo kalm als de Molenvijvers in Genk op een zomerse namiddag, Nochtans kunnen op deze oceaanbodem onzagelijke krachten het water omhoogstuwen en verwoestende tsunami’s veroorzaken. Vandaag lijkt alles vredig en rustig. De krachtige motoren rollen en de boot houdt een hoge snelheid aan glijdend over het grijze water. Een kijkje op het dek is van heel korte duur: de zeelucht is dik en warm en laat onmiddellijk een vettige laag achter op de huid en kleren.
Nu en dan passeren houten vissersschuiten. Containerschepen en reuzentankers op weg naar Singapore kruisen kruisen ons vaarwater.
Als we de territoriale wateren van Indonesië binnenvaren wordt de Maleise vlag gestreken en vervangen door de roodwitte Indonesische.
Tijdens de overtocht geraken we in gesprek met een jong Iraans koppel dat eveneens, zonder veel plannen, enkele dagen in Sumatra gaat doorbrengen omdat hun verblijfsvisum van drie maanden voor Maleisie vervallen is. Een kort intermezzo in een ander land geeft nadien recht op een nieuwe verblijfsperiode van drie maanden. Zij zijn kort geleden Iran ontvlucht omdat de vrijheid belangrijker blijkt dan een goedbetaalde baan als veearts en informaticus in Teheran. Zij leiden nu een onzeker bestaan in Kuala Lumpur, studeren opnieuw en hopen binnen enkele maanden naar Australië te emigreren.
We zetten voet aan wal op het benauwd warme Sumatra. We willen ten alle prijze de onaangename en vervuilde stad Medan vermijden. We huren, samen met de nieuwe Iraanse vrienden en kostendelend een minibusje om meteen en rechtstreeks door te rijden naar de jungle in Bukit Lawang.
Klaar voor het tweede deel van de reis kruipen we met zeven in een gammel minibusje en volgen we de drukke weg naar de vervuilde heksenketel genaamd Medan en onmiddellijk verder richting platteland en Bukit Lawang. We komen uiteindelijk, na het invallen van de duisternis en via een slechte weg aan in het kleine dorp aan de rivier en aan de rand van het Leuser Nationaal Park, één van de twee laatste ongerepte plekken in Zuidoost Azië waar Orang Utangs nog in het wild voorkomen.
Bukit Lawang haalde in 2003 het wereldnieuws toen de rivier ’s nachts onverwachts buiten haar oevers trad na een alles vernietigende modderstroom die aan bijna vierhonderd mensen het leven kostte en het dorp compleet van de kaart veegde. Ondertussen zijn er op een hoger niveau enkele nieuwe guesthouses gebouwd waar we in eentje twee kamers vinden voor de nacht. De rivier kabbelt beneden geheel onschuldig en op veilige afstand van het nieuwe dorp op de heuvel.
We maken een afspraak om morgenvroeg een jungletocht te maken onder begeleiding van een gids op zoek naar onze naaste verwant die hier vlakbij huist in de kruinen van de hoogste bomen.
Het wordt een klamme nacht onder het muskietennet.

woensdag 23 januari 2008

23.01.2008: dag 191: Penang





Penang zou het grootste speelgoedmuseum ter wereld herbergen. Dan willen we wel eens zien. De folder belooft een gigantische verzameling hedendaags speelgoed en figuren uit de film; levensgrote Star Wars-figuren, Lord of the Rings en andere fantatische films.
Het blijkt enkel een pseudo speelgoedwinkel te zijn met een opeenstapeling van poppetjes. Een typisiche en vooral dure toeristenval! Enkel Sander is nog geinterresseerd en gaat kijken.
Een taxi rijdt ons naar de botanische tuin van Penang met een mooi pad dat door een stukje woud leidt. Ontelbare muggen doen ons een stapje sneller stappen tussen al dat vochtig groen.
Aan de ingang van de tuin is het feest: Georgetown is vandaag in de ban van ‘Thaipusan’ een officiële feestdag in Maleisie. Het feest lokt duizenden hindoe’s naar de grote tempel aan de tuin van Penang.
De Hindoetempel boven op een heuvel aan de ingang van de tuin is het eindpunt van een kilometers lange processie die zwart ziet van het volk; Indische families op hun paasbest, de vrouwen in hun mooiste sarong en strengen jasmijnbloemen in het haar gevlochten. Talloze kraampjes met hapjes, snacks en prullaria staan langs beide zijden van de straat naar de tempel op de heuvel. Muziek bleirt in een kakafonie en oorverdovend uit luidsprekers.
Thaipusan is een feest waarin mensen willen boeten voor de gemaakte fouten van het afgelopen jaar. De fundamentalisten steken naalden en haken in het lichaam als teken van boete. In de processie dragen jonge mannen een imposant ogend tuig op hun schouders bestaande uit houten raamwerk en piepschuim opgetuigd met kleurrijke papieren afbeeldingen van hindoegoden en pauwenveren. Vlijmscherpe ijzeren pinnen houden het ding in evenwicht en steken in de blote rug en borst. Niet buigen en rechtop lopen is de boodschap. Door de wangen steekt een spies in de vorm van een drietand, de lippen en tong zijn doorboord met amuletten aan kettingen. Familieleden ondersteunen de martelgang van hun zichtbaar lijdende bedevaarder die met open mond en verstarde blik voortstrompelt. Nu en dan wordt er halt gehouden om de getormenteerde te voorzien van een slok water. Bij andere boetedoeners is de rug en borstkas behangen met tientallen metalen kruikjes en schelpen die met haken in de huid aan het lichaam bengelen. Een rood en wit poeder verhindert blijkbaar het bloeden van de wonden. Het gezicht is op vele plaatsen met dunne ijzeren pinnen doorboord. Sommigen lopen als in trance hun blik op oneindig. Het lijkt allemaal heel ernstig maar Indiërs maken er een leuk spektakel van dat een mix is van een Hindoeistisch oerritueel, een christelijke kruisweg, karnaval in Rio en een grote kermis met veel lawaai en muziek. Er wordt gelachen en pret gemaakt. Wat onthustst bekijken we deze bizarre gebeurtenissen. Op centrale plaatsen naar de tempel worden duizenden gratis maaltijden van rijst en curry uitgedeeld aan iedereen die honger heeft en op de hete weg in de zon naar de heuveltop staan kraampjes waar aan de lopende band verfrissende bekers fruitsap worden aangeboden. De bedevaarders passeren de tempel, voltooien de rituelen, gieten kokosmelk over de stenen hindoebeelden, offeren fruit en rijst, branden wierook, luiden de klok en keren dan weer terug naar beneden. Ja, met Hindoe's is de buurt is er altijd wat te beleven ...
Chinese inwoners van Penang en toeristen mengen zich in de menigte en lopen mee in de processie. Mobiele hulpposten zijn nooit veraf. Politie houdt een oogje in het zeil. De organisatie verloopt vlot en vlekkeloos maar dat hadden we niet anders verwacht van de efficiënte Maleisiërs.
Grote afwezigen zijn de moslims, nergens is er een hoofddoek te bespeuren; zij wensen duidelijk geen deel uit te maken van dit heidense gebeuren.
We volgen de processie in tegengestelde richting, maar het einde is niet in zicht; de optocht zou zo’n zes kilometer lang zijn!
Op een parking staan stadsbussen klaar om de mensen naar de stad te brengen. Een korte rit brengt ons uit het gewoel terug naar een uitgestorven centrum van Georgetown.
Onze vertrouwd Indisch restaurant ‘Yasmeen’ is open en daar is er gewoon ‘business as usual’. Moslimwinkels zijn dicht en de Chinezen zijn - zoals altijd - aan het werk. Zij wachten op hun nieuwjaar.

dinsdag 22 januari 2008

22.01.2008: dag 190: Penang




De Chinees naast ons hotel serveert een voortreffelijk Amerikaans ontbijt met spek en bruine bonen. Ik sta stipt, volgens de afspraak in de rij voor mijn paspoorten waarin - naar ik hoop - een mooi visumklevertje zit. Inderdaad, het is er eentje van goede kwaliteit en dat mag wel verwacht worden voor vijfendertig euro!
Ik ga ook eindelijk eens binnen in een politiekantoor voor de aangifte van diefstal van mijn rijbewijs indertijd op de trein in India. Ik dien een nieuw rijbewijs in Genk aan te vragen want we hebben dit nodig voor de auto die we gaan huren in de USA later in april. Ondanks de geruststellende bordjes met “May We help You?” aan de ingangen van politiekantoren in Myanmar kon ik de stap niet gezet krijgen voor een bezoek op eigen initiatief en een visite bij de Khmercollega’s in Cambodia leek me ook geen prettig vooruitzicht. In Maleisië heb ik minder drempelvrees en de gesluierde agente aanhoort mijn verklaring en typt ze in op haar pc. Binnen enkele minuten sta ik terug op straat en loop ik met de paspoorten en de politieverklaring terug naar het hotel. Een vruchtbare voormiddag!
Penang Hill was ooit een mondain ‘hillstation’ waar de Engelse elite eertijds koelte en rust zocht.
De stadsbus, die de zeven kilometer tot de basis van de heuvel normaal in een kwartier overbrugt, doet er nu ruim een uur over; in iedere straat zit het verkeer muurvast, verschillende wegen zijn met het oog op de festiviteiten van morgen afgesloten.
Een elektrisch kabeltreintje legt de achthonderd meter naar de top van de heuvel af in een kwartiertje. Hier heerst er een minder drukkende warmte, een aangename temperatuur en heb je een spectaculair zicht op Georgetown, de zee en de wijde omgeving van het eiland. De heuvels zijn nog volledig begroeid met een ongerept tropisch woud. Enkele statige en nog steeds bewoonde landhuizen uit het begin van de vorige eeuw met hun weelderige tuinen zijn getuigen van de Britse aanwezigheid op Penang Hill.
Een ‘canopy-walk’ of een wandeling met knikkende knieën over een serie wiebelende hangbruggetjes gemaakt van dikke touwen en gespannen tussen verschillende kruinen van woudreuzen geeft je even het gevoel dat een aapje hoog in de bomen moet hebben als het enkele tientallen meters hoog in de takken naar beneden kijkt.
Het Zwitserse treintje brengt ons terug naar zeespiegelniveau en de warmte slaat ons weer in het gezicht. De bus laat lang op zich wachten, vast in een file; we nemen de taxi terug naar onze travellerslodge.
Restaurant ‘Yasmeen’ serveert heerlijke verse naanbroden en bananenroti’s met een ijsgekoelde zoete lassi.

21.01.2008: dag 189: Penang




Ik ben de hele voormiddag de handen vol om een Indonesisch visum te bekomen. Vooraleer het land binnen te mogen en indien we langer dan dertig dagen in het land willen blijven moeten we vooraf een visum in onze paspoorten gestempeld hebben. Aan de Burmastraat ligt het consulaat dat visa binnen de vierentwintig uur aflevert. Dit vereist echter aanschuiven, een hoop papierwerk in duplo, kopies, pasfoto’s en de visakosten. Mijn dossier wordt in orde gebracht, de paspoorten worden achtergelaten in ruil voor een recuutje. De man achter het loket belooft dat het visum morgen om elf uur klaar is.
Namiddag trekken we er eindelijk op uit om het koloniale en vooral Chinees-Indische Georgetown te bekijken. We volgen het ‘Heritage Trail’ door de stad dat ons door het historische deel van Chinatown en Little India langs tempels en sfeervolle maar drukke straten leidt. In de straatgalerijen worden bamboegordijnen neergelaten als bescherming tegen de felle middagzon. De magnifieke en overdadig gedecoreerde villa van Fatt Tsze of de Rockefeller van het Oosten valt vooral op; de woning van deze Chinese handelaar is een voorbeeld van de rijkdom en weelde die de kooplui van de negentiende eeuw vergaarden. Het gebouw is een caleidoscoop van draken, beelden, muurschilderingen, lampionnen en kleurrijke tegeltjes. Art Nouveauramen met gekruld ijzerwerk en een schitterend gedecoreerd dak met keramiektegels in alle kleuren van de regenboog, De grote staande Junghansklok uit 1905 speelt ieder kwartier een kristalhelder wijsje.
In Little India is men voorop bezig met de voorbereidingen van de festiviteiten voor het feest van ‘Thaispusan’ overmorgen; de hindoetempels en schrijnen worden met bloemen en palmtakken behangen, er wordt een zes kilometer lange processie door de stad verwacht en meer dan een miljoen kokosnoten worden verzameld on ze tijdens het feest kapot te slaan. Dit is ook meteen de reden waarom alle hotels in de stad zijn volgeboekt; niemand wil het spektakel overmorgen missen.
Penang is één groot openluchtrestaurant, de keuken is multicultureel en weerspiegelt de diversiteit van haar inwoners: eetstalletjes worden drukbezocht en zijn overal te vinden en de geuren en aroma’s prikkelen onze neuzen.
Het witte fort Cornwallis ligt aan de kust, een herinnering aan de Engelse overheersing van Penang. Er resten enkel nog enkele borstweringen met de klassieke kanonnen gericht naar de zee.
Als het donker wordt keren we terug naar de avondmarkt met zijn dozijnen eetkraampjes en waar de keuze voor een hapje vaneigens niet gemakkelijk is.

zondag 20 januari 2008

20.01.2008: dag 188: Langkawi - Penang



Het is hoog tijd om eindelijk van dit eiland te geraken en nieuwe horizonten te verkennen. Jasmien staat weer met beide benen in de werkelijkheid.
We beheren onze beurs zoals een goede huisvader betaamt. Er is een dure maar rechtstreekse snelle ferryboot die vanuit Langkawi naar het eiland Penang vaart. We kunnen eveneens terugvaren naar het vasteland en daar met de bus honderd kilometers zuidwaarts rijden en dan opnieuw met de korte ferry Penang bereiken. Het is allemaal wat omslachtiger maar het levert een mooie winst op of de kosten van bijna twee overnachtingen. We kiezen de tweede optie.
Om tien uur zijn we met de taxi op weg naar de haven van Langkawi.
De overtocht over een erg kalme zee naar Kuala Kedah duurt anderhalf uur.
Er zijn twee stadsbussen nodig om uiteindelijk in het intercitystation van Alor Setar te geraken alwaar een luxe-autocar naar Butterworth vertrekkensklaar staat en nog net voldoende plaatsen vrij heeft. Deze rit duurt nog eens een uur en stopt netjes aan de ferryterminal waar we na een kwartier opnieuw in de boot zitten voor de korte overzet naar de haven van Georgetown. Een taxi - die slechts vier personen mag vervoeren - levert bijna iedereen af aan ons gereserveerde Chinese hotel. Ik loop dan maar tevoet na, gewapend met de stadskaart de weg zoekend door Chinatown: 75 Travellers Lodge, twee blokken naar rechts en dan vijf blokken rechtdoor naast Love Lane.
Ja, een mens moet er wat voor over hebben om twintig euro te verdienen ...
Nadat de machtige Britse East India Compay het eiland verliet werd hun plaats ingenomen door gelukzoekers uit heel Azië; vooral Chinezen, Indiërs en Indonesiërs hebben hun stempel op het eiland gedrukt. We logeren in de Chinese wijk van Georgetown: een levend museum en een miniatuurversie van het oude China met straten vol prachtige eeuwenoude rijen handelshuizen met houten luiken die nog steeds dienst doen als winkels of pakhuizen, restaurants of goedkope hotels. Het is zweterig warm en vochtig; de lucht voelt aan alsof je je in een erwtensoep beweegt. De koele zeebries reikt niet meer tot hier. Mannen in onderlijfjes zitten op krukjes in de schaduw van de galerijen van de huizen aan lage houten tafeltjes te keuvelen bij een glas Tigerbier. Verweerde houten affiches, namen en opschriften bestaan haast allemaal uit rode Chinese karakters. In parkjes staan rijk geornamenteerde Boeddhatempels met onvriendelijk kijkende draken en lampjes in papieren lantaarns. Architectuur van een onschatbare waarde die vandaag in het eigen moederland in een snel tempo verdwijnt om plaats te ruimen voor nieuwbouw. Onze jongens vinden het prima dat dit erfgoed – door hen meestal omschreven als ‘krotten’ en ‘bouwval’ – snel plaats maakt voor eigentijdse shoppings of KFC-fried chickens.
We eten in de drukke avondmarkt waar de kleine eetkraampjes Chinese, Thaise, Indische en Maleise gerechten vers geserveren. We proberen de gelakte eend en varkenskoteletjes. Ik stel zelf een vissoepje samen door de ingrediënten die in schalen liggen zelf te verzamelen. Als ik vannacht visioenen krijg dan heb ik wellicht de verkeerde padde(n)?stoelen en zwammen uitgekozen ...

zaterdag 19 januari 2008

19.01.2008: dag 187: Langkawi



Verliefdheid weerhoudt ons om vandaag – zoals gepland – Langkawi te verlaten. Jasmien heeft echter sedert enkele dagen een student leren kennen en dat zorgt voor vertraging in onze planning. Tja ... meisjes van achttien, en wie weerstaat de charmes van een Australiër aan een zonovergoten strand in Maleisië?
De jongens vinden dit oponthoud erg welkom en aangezien we niet over een plan B beschikken veroordelen we onszelf tot een extra dag onder de boom samen met een vriendelijk koppel Amsterdammers.
Het is weer weekend en de dagjesmensen zorgen voor een gezellige drukte; de waterscooters duiken weer op. Enkele figuren razen gevaarlijk dichtbij de zwemmers. Op nauwelijks enkele meters afstand zoeven sommige ongediciplineerde macho’s - bloemetjeszwembroek, bruin verbrand, borsthaar, zonnebril en een staartje - voorbij Sander en Ruben (Jasmien heeft ander bezigheden enkele honderden meters verderop).
Ik kan het niet langer aanzien en binnen enkele minuten heb ik een ferme woordenwisseling rond het onverantwoord gedrag met de staartjesflurk en zijn speelgoedje. We druipen allebei boos af. De personen van de veiligheid, die in de uitkijktoren enkel met zichzelf bezig zijn beloven deze scooterfans tot de orde te roepen.
Maleisie is een tolerant land als het op badkleding gaat; je ziet alle mogelijke gradaties van kostuums: Chinezen zijn het meest ruimdenkend; de jongens en meisjes lopen in bikini, moderne moslimjongeren houden het bij badpakken en alles verhullende zwemshorts en de conservatieve islamieten veroordelen zichzelf tot baden met al hun kleren aan. De enkele fundamentalisten zonderen zich af: ze hebben een tentje mee waarin de jongen van kleding wisselt en met de zwembroek aan tevoorschijn komt terwijl het meisje haar chador wisselt voor een zwarte lange broek, shirt met lange mouwen en een alles verhullende hoofddoek waarna ze voorzichtig te water gaat. Zij proberen er alles aan te doen om discreet te zijn maar vallen uiteindelijk het meest op: een rariteit waar iedereen naar kijkt en een mening over heeft.
Onze nieuwe vriend neemt afscheid: e-mailadressen worden uitgewisseld; hij keert terug naar Penang om zijn vakantiejob bij de Australische marine verder te zetten. Jasmien is weer beschikbaar voor ons ...
Morgen reizen we verder: naar ... Penang.

vrijdag 18 januari 2008

18.01.2008: dag 186: Langkawi


donderdag 17 januari 2008

17.01.2008: dag 185: Langkawi



Loomheid neemt stilaan de overhand aan de waterlijn in Langkawi. De tropische temperatuur en hoge vochtigheidsgraad verhinderen ons om veel lichamelijke inspanningen te leveren. Zelfs de zee is apatisch; zij blijft roerloos zonder getijden in tegenstelling tot een normale en dynamische zee, die dit verschijnsel om de zes uren behoort te voltrekken.
Voormiddag wordt doorgaans besteed voor studeren; aan de computers van het gekoelde internetcafé oefenen onze drie studenten enkele uren ijverig en online wiskunde-oefeningen, scheikunde, Frans of Engels
We besluiten de linkerzijde van het strand voorbij de rotspartij te verkennen; onze bewegingsvrijheid is immers beperkt geworden aan de rechterkant omwille van esthetische redenen.
Wederom een postkaartzicht, een ‘bountybeach’ met kokospalmen en een briesje dat voor verfrissing zorgt.
Driemaal per dag zijn we stipt op de afspraak in ons Indisch restaurant - waar we vaste afnemers zijn geworden van grote hoeveelheden dosa’s, roti’s, parotha’s, tandoori ckicken en utapams – een welgekome afwisseling voor het luieren en het verslinden van lectuur. De taxfreeshop wordt eveneens dagelijks bezocht om het uitgebreide assortiment Belgische pralines te bewonderen en om tegelijk wat koele drank in te slaan.
We breien morgen nog een dagje luieren aan zee en dan is het welletjes geweest: genoeg jodium geïnhaleerd! Ons zitvlak begint eelt te vormen; we nemen de draad terug op en zetten onze tocht voort.

woensdag 16 januari 2008

16.01.2008: dag 184: Langkawi




Sorry, maar er is vandaag helemaal niets gebeurd dat het vermelden waard zou zijn.
De zonsondergang is iedere keer indrukwekkend.

dinsdag 15 januari 2008

15.01.2008: dag 183: Langkawi

maandag 14 januari 2008

14.01.2008: dag 182: Langkawi


Ik heb er een tijd over nagedacht maar ik overweeg om vandaag een wandeling langs het strand ter rechterzijde te ondernemen. De kinderen en Kristien zien dat niet zitten en blijven liever onder hun boom. Verderop liggen enkele smaakvolle kwaliteitshotels met mooie strandbungalows in een park met veel tropisch groen en vijvers verborgen tussen kokospalmen. De badgasten zijn voornamelijk Europeanen waarvan er enkelen gisteren al tot ons gedeelte van het strand waren doorgedrongen. Ik bevind me nu duidelijk op hun territorium. Ik schrik, niet zozeer omwille van hun aanwezigheid, maar vooral door de afwezigheid van textiel dat hun obese lijven zou moeten bedekken. Op een gegeven ogenblik wint de zwaartekracht het van de elasticiteit en het ophangingsvermogen van bikini’s en badpakken. De hoeveelheid badstof is dan niet voldoende om de inhoud waarvoor ze bestemd werd te bedekken. Het gevolg is schrikwekkend. Ook de mannen lopen er redelijk belachelijk bij: gigantische buiken bedekken hun mini-zembroekjes. Ik wandel verlegen, het hoofd enigszins gebogen voorbij de uitgebreide verzameling zonnebadende en van olie glimmende roodbruine lijven. Het strand lijkt een beetje op een kolonie walrussen met bikini’s. Er zou een wet moeten bestaan die - personen vanaf een bepaalde leeftijd en gewicht – verplicht een minimale hoeveelheid textiel te dragen. Er bestaat vast en zeker een wiskundig model dat een minimale hoeveelheid stof kan berekenen aan de hand van de bodymassindex.
In onze tuin jaagt een blauw ijsvogeltje op insekten en pieren die in het gras zitten; het vogeltje is hoogst waarschijnlijk ook afgeschrikt en durft niet meer jagen op visjes aan de waterkant van de hotels en leeft nu noodgedwongen op een dieet van pieren, krekels en kevertjes.
In naam van de ijsvogeltjes, de goede smaak en kleine kindjes die aan het strand spelen, vraag ik hierbij aan de Maleisische overheid om aan deze schrijnende situatie een einde te maken.

zondag 13 januari 2008

13.01.2008: dag 181: Langkawi



We hebben onze boekenvoorraad aangevuld; Agatha Christie en verhalen die zich afspelen in landen waardoor we reizen, zijn populair. Je gelezen boeken kun je makkelijk omruilen tegen nieuwe exemplaren.
Sander, Ruben en Jasmien hebben een opblaasbare luchtmatras; luieren op zee wordt nu tot een kunst verheven ...
Onze vaste stek overdag is in het zand onder een breed bladerdak en vlak aan zee.
Het is weekend en erg druk aan zee en in de eetgelegenheden. De meeste Maleisiërs worden aangetrokken door de motorsporten en de snelle waterscooters razen dicht voorbij bij de zwemmers. Conservatieve moslims bezoeken het strand; de vrouwen en meisjes komen volledig gehuld in een zwarte chador kijken aan de waterlijn; verder dan wat pootje baden tot aan de enkels gaat het echter niet. De mannen en de jongetjes amuseren zich doorgaans wel in het water. De Indische en Chinese inwoners hebben veel minder schroom of religieuze belemmeringen.
We zijn vaste klant geworden in een Indisch restaurant waar lekkere schotels tegen een klein prijsje worden aangeboden. De saaie en pikante Maleise rijstschotels laten we links liggen; in Indonesië hebben we nog kans genoeg voor nog meer rijst met een sausje bovenop.
Ondertussen hebben we de gelegenheid om onze reis verder te plannen; op 1 februari vliegen we naar Jakarta vanuit Medan en tot einde maart zijn er nog een aantal vluchten in de regio geboekt. De intercontinentale vluchten Azië-USA en Zuid-Amerika-België stonden nog niet vast. Dit is nu geregeld: einde april staat de vlucht vanuit Beijing naar de USA op het programma en op 7 augstus vliegen we vanuit Chili naar Madrid en aansluitend naar Brussel.
Dat betekent dat we onze route is Zuid-Amerika wat moeten aanpassen en Chili in ons reisschema moeten inpassen.

zaterdag 12 januari 2008

12.01.2008: dag 180: Langkawi


Gelukkig slapen we in een koele aircokamer; de nacht blijft vochtig en erg warm.
Langkawi vervult alle voorwaarden voor een tropische vakantie: zonnekloppers kunnen tevreden zijn: een wit poederstrand, een zeldzaam wit wolkje en volop zon van ’s morgens tot ’s avonds als ze in een rode gloed achter de horizon in zee verdwijnt.
Lawaaierige watersporten voor de liefhebbers: achter een motorboot de lucht in met een parachute, waterscooters die voorbijrazen en joelende kreten op de gele bananenboot. Duurdere hotels liggen vlak aan het strand. De meeste toeristen zijn goedgevoede Duitsers op leeftijd met een kleurtje van een gekookte kreeft en vooral inwoners uit Singapore die een paar dagen komen ontstressen op Langkawi. Passagiersvliegtuigen scheren laag over en landen op de luchthaven die vlakbij is.
Het water is volgens de kinderen ideaal: lekker warm en de zee is blauw en rustig. Zij zullen de komende dagen druk in de weer zijn.
Dit soort van tijdverdrijf is niet echt aan ons besteed. Er breken dus enkele dagen aan liggend onder een of ander schaduwrijk gebladerte. Ons chaletpark bezit een goed gevulde boekenkast en in de winkels vinden we de nodige begeleidende drank om de dag nuttig door te brengen.
Vandaag is dat al aardig gelukt.

vrijdag 11 januari 2008

11.01.2008: dag 179: Cameron Highlands - Langkawi


We zijn nu stilaan toe aan wat rust en vakantie; we denken een uitgesteld kerstverlof door te brengen op Langkawi in het uiterste noorden van het land. Deze eilandengroep staat in de boekjes bekend als het zon-zee-strandparadijs met de klassieke romantische zonsondergangen, hagelwitte stranden en de nodige palmbomen voor de perfecte afwerking. Nu alle Duitsers en Australiërs terug naar huis zijn is het nu aan ons.
Reizen in Maleisië doe je met je ogen dicht. Bustransport is snel, efficiënt en behoorlijk luxueus: Concurrentie tussen de privébusmaatschappijen biedt reizigers de nieuwste voertuigen en een perfecte service. In het station van Tanah Ratah vertrekt de autocar; slechts zeventien passagiers reizen in stijl in brede zetels zoals in bussinessclass van een vliegtuig. We verlaten via een gladde kronkelweg de groene hooglanden. Na twee uren komen we aan in Ipoh, een modern stadje en een verkeersknooppunt waar we een bustransfer hebben. De steden en dorpen onderweg zijn toonbeelden van efficiëntie met alle moderne voorzieningen. Nieuwe stadswijken liggen in een groene omgeving en zijn smaakvol ontworpen, woningen beschikken over zonnepanelen en airco is heel normaal. De moskee staat overal in het midden, maar ze domineert of verstikt de samenleving niet. De verkeersinfrastructuur is een voorbeeld voor de hele wereld. De wegen zijn overal geasfalteerd zonder een scheurtje of kuiltje. Openbaar vervoer is goedkoop en bereikt de kleinste dorpen. Verkeersregels worden nauwlettend opgevolgd. Bijna nergens liggen gronden braak of zie je troosteloze wijken; Maleisië is ontzettend groen. We rijden nu over de autsnelweg richting Alor Setar dicht bij de Thaise grens. Buiten is het opnieuw tropisch warm en de zon schijnt volop. De moskeeën lopen vol. De mannen bevolken de binnenplaatsen: het vrijdaggebed is bezig.
In het station van Alor Setar staat alweer een stadsbus vertrekkensklaar voor het laatste ritje naar de ferryterminal. Het loopt als een trein: de boot naar Langkawi vertrekt binnen een half uur. Op tijd van nauwelijks een halve dag leggen we in Maleisië net zoveel kilometer af als in Myanmar in drie volle dagen!
De snelle ferry klieft door het water en om vijf uur zetten we voet aan wal. De aankomst is een beetje teleurstellend: Langkawi is een taxvrije zone en de kade is een verzameling grote witte flatgebouwen, appartementen, banken, enorme shoppingcentra die de laatste high-techspullen verkopen, café’s en een handvol luxehotels. In de haven liggen dure jachten en zeilboten aangemeerd. Dit is een paradijs voor de happy few met heel veel centen.
We hebben ons eigen stulpje al eerder geboekt via ‘HostelWorld’. De taxi stopt voor een troosteloos guesthouse aan de grote weg en een eind van het strand. Het is een rommelig en weinig aantrekkelijk onderkomen met twee warme kamertjes achterin, niet bepaald het strandbeeld dat we voor ogen hadden. De kinderen zijn duidelijk niet tevreden met hetgeen ze zien en willen hier niet blijven. Kristien en Ruben gaan op verkenning in de hoop iets beters te vinden; het is echter hoogseizoen en de meeste hotels zijn voor het weekend volgeboekt. We zeggen onze reservatie op en verliezen meteen ons betaalde voorschot voor de eerste nacht; dat moet dan maar; hier willen we geen week zitten.
In een vakantiepark is er nog een chalet vrij voor een goede prijs. Bovendien is er airco; niet onbelangrijk tijdens de zwoele nachten. Het strand ligt aan de overzijde van de straat en restaurantjes met vis op het menu zijn er in overvloed. Iedereen is tevreden.
Het is alweer donker als we de eerste maaltijd van de dag voorgeschoteld krijgen: rijst met geroosterde inktvis en een taksvrij biertje uit de hypermarkt.

donderdag 10 januari 2008

10.01.2008: dag 178: Cameron Highlands




De dag begint zonnig; de lucht is open en het is heerlijk koel. Het vocht verdampt in de jungle en vormt lage wolken die, als zilveren sluiers,de donkergroene heuvels van de highlands bedekken.
Na een Amerikaans ontbijt op het terras van ons hotel zijn we klaar voor een eerste wandeling in het woud. Wandeling nummer 10 wordt aanbevolen als een mooie introductie van hetgeen het regenwoud te bieden heeft. Onze kaart is duidelijk en na wat zoeken vinden we een aanduiding van het pad dat ons naar het donkere gebaderte leidt. Na enkele tientallen meters bevinden we ons in een groene omgeving; hoge bomen die begroeid zijn met epifyten of planten die op de takken en schors groeien. In de onderste lagen groeien allerlei orchideeën en bromelia's, mossen, paddestoelen en zwammen op dode takken. Heel opvallend zijn de varens met een stam zo hoog als een boom. Op de grond ligt een dikke laag dode bladeren in alle stadia van verrotting. De hele omgeving ruikt naar humus en compost. Het is koel, vochtig en stil. Nu en dan hoor je het gefluit van een vogel. Na een tijdje waaiert het pad uit en wordt het moeilijk om te weten welke richting de juiste is. Er zijn geen pijltjes of andere aanduidingen meer. Uiteindelijk klauteren we omhoog door hoge grassen om te constateren dat we op een grindweggetje uitkomen onder hoogspanningsleidingen.
Enkele wandelaars komen ons tegemoet: het pad loopt dood en er is geen andere mogelijkheid om verder te geraken. We keren dus helemaal terug naar ons beginpunt. Niemand wil het hardop zeggen, maar de lokale gidsen verwijderen richtingwijzers om individuele wandelaars te ontmoedigen en ze zo naar hun reisbureaus te leiden voor een begeleide tocht in het woud. Mooi is dat!
Een nieuwe poging dan in de namiddag richting theeplantages. Met de taxi is het een halfuurtje. De regen is opnieuw spelbreker: het stortregent; we laten ons afzetten aan de vlindertuin; hier is het tenminste droog. Tientallen erg grote en kleine exemplaren fladderen nogal loom van bloem tot bloem. De meeste zitten als verdoofd op bladeren; hun levensduur is hoogstens een week. In bakken of achter glas zitten giftige slangen, verbazend grote sprinkhanen, spinnen zo groot als een hand, wandelende takken, kikkers die op een dor blad lijken en andere griezels. De kuil met zwarte schorpioenen vindt bij Ruben en Sander de meeste belangstelling. Ja, er zit heel wat leven in deze jungle.
We stappen nog wat verder; perfect onderhouden groene theevelden van de Bo-estate bedekken de glooiende heuvels. Veel plezier hebben we niet op ons uitzichtpunt; de lucht is opnieuw donker en de nattigheid doet ons weer terugkeren. Dat heb je nu met hooglanden; je zit te dicht bij de regenwolken. Een bezoek aan de fabriek die de thee verwerkt zit er niet meer in. De kinderen vinden het welletjes en willen terug huiswaarts. Ook wij geven ons gewonnen. Er passeert net op tijd een lege taxi die ons rechtstreeks in ons Hillview Hotel aflevert.
De rest van de dag bekijken we de heuvels wel van hieruit ...