zondag 30 december 2007

30.12.2007: dag 167: Bangkok


Het is zondag; alle grote winkels zijn gelukkig dicht: dat spaart me voorlopig een schone duit ...
We besteden de vrije dag zoals vele inwoners van Bangkok: we bezoeken de Dusitzoo.
Jaren geleden was dit een geslaagd voorbeeld van een mooie dierentuin. Vandaag is het een luidruchtig park met winkeltjes, een kermis met attracties, een pretpark met roetsjbanen, picnicplekken, eetstalletjes en openluchtrestaurantjes. De vijver is bewoond door kano’s en waterfietsen. Auto’s rijden binnen tot ver in de zoo en op sommige plaatsen lijkt het een parking.
Duizenden Thais maken er een dagje uit van en het is aanschuiven tussen het volk op de paadjes langs kooien, kuilen en omheiningen met dieren die niet weten waar zich te verbergen om het lawaai en de drukte te vermijden. Commercie heeft het gehaald van dierenwelzijn.
Opvallend zijn de ouders met obese kinderen: men beschouwt dik zijn in deze streken als een voorbeeld van succes en rijkdom. Mager of slank zijn betekent voorlopig nog voor velen dat je niet genoeg geld kunt besteden aan rijkelijk en vet voedsel.
Kijken daarom zovele Thais om naar onze Sander, een spriet van bijna twee meter? We zullen hem straks wat worstjes voeren ...
De collectie dieren is nochtans indrukwekkend maar genieten kun je er niet meer van.
De ‘Marmeren Tempel’ is een andere wereld; een prachtig bouwwerk in een serene omgeving en volledig opgetrokken in sneeuwwit cararamarmer, rode daken met de klassieke vergulde versieringen. In een galerij staan tientallen kostbare boeddhabeelden uit verschillende perioden en uit diverse landen.
De monniken hebben een feestmaaltijd. Onder het dak, op het binnenplein van de tempel zit de oranje verzameling ouderen en kinderen gezamenlijk aan tafel voor de maaltijd van rijst, vis en groenten. Thais bieden hun - eerbiedig het hoofd buigend - nieuwjaarspakjes aan die een nieuwe oranje mantel bevatten - een outfit die weer een jaar meegaat - zeep, tandenborstel, tandpasta en wat koekjes. De geschenken worden voor de boeddhabeelden gelegd. Het lijkt een beetje op kerstmis met cadeautjes onder de kerstboom.
In Kao San laat ik drie nieuwe studentenkaarten voor 2008 maken; ze kosten een fractie en zijn niet te onderscheiden van onze vervallen authentieke exemplaren. Een perskaart of rijbewijs heb je ook binnen tien minuten. Illegale muziekcd’s, dvd’s met de laatste blockbusters worden in ateliertjes ter plaatse gekopieerd en verkocht. Namaakkleding hangt met duizenden in rekken in winkels en op de stoep. In Bangkok is er enkel zomermode. Boekenwinkels verkopen tweedehandsmateriaal. Rolexen liggen voor enkele euro’s in vitrines. Dubieuze reisbureautjes verkopen tickets naar alle steden in de wereld. De straat ziet zwart van het volk: veel toeristen die denken hier de koop van hun leven te doen.
De politie patrouilleert en ziet niets. Kao San: mekka van namaak, alles mag!

zaterdag 29 december 2007

29.12.2007: dag 166: Rangoon - Bangkok



29.12.2007: dag 166: Rangoon - Bangkok

Het hotelbusje brengt ons mooi op tijd naar de luchthaven van Rangoon. Onze vlucht met Air Asia van heeft in eerste instantie een vertraging van een half uur. Al vlug blijkt dat er meer aan de hand is: de inkomende vlucht uit Bangkok is na het opstijgen wegens technische problemen teruggekeerd naar de luchthaven van Bangkok. Een vervangtoestel zal de vlucht naar Rangoon uitvoeren, maar dat betekent een vertraging van vier uren.
’s Middags landt eindelijk de Boeing van Air Asia uit Bangkok. Na een half uur is iedereen ingecheckt; enkele monniken krijgen een voorkeursbehandeling en worden met de grootste eerbied behandeld. Het toestel is slechts voor een derde gevuld.
Na een korte vlucht landen we voor de tweede keer in de Thaise hoofdstad. Een massa volk schuift aan bij de immigratie; het is hoogseizoen en Thailand is tijdens de kerstvakantie een topbestemming voor Europeanen die de winter ontvluchten en Australiërs voor wie Thailand dichtbij is en een goedkope vakantie oplevert.
Jasmien, Ruben en Sander zijn blij: Bangkok ligt hen wel. De zwoele en moderne exotische hoofdstad biedt alles wat een mens kan wensen en na Myanmar kan alles alleen maar beter zijn: we zijn terug in de wereld. Eeuwenoude tempels staan in de schaduw van gigantische shoppingmalls, wolkenkrabbers rijzen omhoog naast wijken met houten huisjes in het groen en kanaaltjes, de futuristische skytrain glijdt hoog boven de stad die nooit slaapt.
Als we in de moderne aircotaxi geruisloos over gladde autowegen zoeven is Myanmar opeens heel ver weg.
De ervaring van een leven in onvrijheid, angst, willekeur en dictatuur, je mening niet mogen zeggen en het tekort aan de meest evidente zaken is voor onze kinderen echter een belangrijke ervaring geweest: vrijheid en democratie zijn niet vanzelfsprekend; mensen hebben er altijd moeten voor vechten.
We logeren opnieuw in ‘Peachy’ in de wijk Banglampu aan de Chao Prayarivier.
Ruben zit al na enkele minuten achter de computer; hij heeft wat achterstand in te halen.
De blog kan hier snel, zonder censuur en sabotagetrucs aangevuld worden.
’s Avonds proberen we de eetstalletjes op de stoepen waar de lekkerste snacks voor enkele euro’s de magen vullen.
Bangkok: ‘City of Angels’; je wil het nu graag geloven ...

vrijdag 28 december 2007

28.12.2007: dag 165: Pyay – Rangoon



We worden door de staf met een smile naar onze ontbijttafel geleid. Eitjes en toast staan klaar. Enkele bedienden vatten discreet post op de achtergrond in afwachting van onze orders. Met een buiging wordt de koffie ingeschonken. We worden er allemaal een beetje ongemakkelijk van ... We zijn dit soort vip-bediening niet gewoon.
De smilers wuiven ons aan de uitgang uit als we het laatste stuk naar Rangoon aanvatten. Joe belooft ons dat de weg tot de hoofdstad van een uitstekende kwaliteit is. We geloven er niks van.
En toch ... de eerstvolgende zes uren zoeven we geruisloos over een gladde weg, met hier en daar wat oplapwerk; kwestie van de chauffeurs alert te houden.
Het blijft opvallend hoe weinig personenauto’s in Myanmar rondrijden maar des te meer omgebouwde pickups die binnen tot de nok en boven op het dak gevuld zijn met passagiers, dozen, zakken, kippen en hier en daar een varkentje. De voertuigen wiegen vervaarlijk heen en weer in bochten en kuilen. Het aantal fietsers en fietstaxi’s zijn ontelbaar. Overladen vrachtwagens, opleggers, bussen, tractoren slalommen toeterend tussen het trage weggebruikers; de paardenkarren, ossenspans, voetgangers, loslopende honden, pluimvee en spelende kinderen. Je moet hier heel goed opletten!
Na enkele stops onderweg rijden we stilaan de hoofdstad binnen. Brede vierbaanswegen, luxehotels en de geordende chaos van iedere grootstad in Azië; alleen hier voel je hier een discipline die het leger aan zijn onderdanen oplegt.
Onze haven is opnieuw het “Moederlandhotel” waar onze kamers gereed staan.
We nemen afscheid van onze degelijke, betrouwbare en minzame Joe die de afgelopen twee weken een uitstekende chauffeur en gids is geweest en telkens paraat was als we hem nodig hadden. Hij zegt dat hij morgen de hele dag gaat uitslapen.
Morgenvroeg worden we met het hotelbusje naar de luchthaven gebracht; complementen van het hotel. We vliegen terug naar Bangkok en de relatieve vrijheid van Thailand. Velen in dit arme land benijden ons dat ...


foto's volgen; kan niet uploaden in Birma: verboden

27.12.2007: dag 164: Magwe - Pyay



Dit was geen zachte nacht op de harde houten britsen die ons bedden moesten voorstellen. Onze knoken doen overal pijn. We ontslaan onszelf al heel vroeg uit de hotelcel.
We dachten de slechtste wegen achter de rug te hebben totdat we het vijf uur durende traject naar Pyay aanvatten: de slechte weg verdwijnt en verandert in een onverharde piste van kuilen, stenen en stof met nu en dan een ‘verhard’ stukje ongelijke en scherpe stenen die de carrosserie en schokdempers van de Toyota doet trillen en schudden. Als we hier pech krijgen zijn we heel erg ver van huis. Tegenliggers en vooral vrachtwagens laten bruine stofwolken na van enkele honderden meters en verkeer dat voor ons rijdt probeert Joe zo snel mogelijk in te halen om uit spoor van hun stofwolk te geraken. We geraken moeizaam verder en elke tien kilometers voelen aan als vijftig.
Hebben we geluk, of is het de kwaliteit van Toyota, maar we geraken door de brousse zonder één lekke band of motorpech.
We bekijken de kaart: nauwelijks hondertwintig kilometer in vijf uren!
We zijn content als beschaving in de vorm van een kapotte asfaltstrook en het stadje Pyay opduikt.
Joe is moe, wij kiezen Toyota als het beste automerk.
Hotel ‘Smile’ doet zijn naam alle eer aan: een hartelijk welkom met hoofdbuigingen door de hele staf in witte uniformen en iedereen heeft inderdaad een brede smile. We krijgen de grootste kamer met brede bedden, warme douche, handdoeken, tv en gevulde minibar met gesmokkelde Coca Cola en ijskoud bier. De ellendige rit is alweer vergeten.
Sander en Ruben vatten anderhalf uur studie aan.
Pyay is, in tegenstelling tot het steriele Magwe, levendig met gevulde winkels, goede restaurantjes en een leuke avondmarkt.
Op het centrale plein staat in een perkje met bloemen het vergulde standbeeld van de vader van Aung San Zsu Chi; hij is de ‘vader des vaderlands’ die Birma van de Engelsen onafhankelijk maakte en populair bij de generaals maar minder bij het volk; zijn dochter die haar land onafhankelijk wil maken van de generaals is populair bij het volk maar minder geliefd bij de generaals.
Een metersgrote affiche langs de hoofdweg toont een reclameposter voor het leger; soldaten uit de land-, zee- en luchtmacht poseren voor een resem militair oorlogstuig. Ik durf geen foto te maken.
We appreciëren opnieuw de luxe van een matras en hopen dat de nacht lang mag duren ...

26.12.2007: dag 163: Bagan - Magwe



Om de lange terugreis naar Yangon wat draaglijker te maken splitsen we ze op in drie etappes. We rijden even langs de Popaberg die eigenlijk een oude magmaprop is die overgebleven in de krater van een verdwenen vulkaan. Bovenop staat een obligate tempel die via een reeks trappen te beklimmen is. Onderweg zitten tientallen apen te wachten op hapjes van bezoekers. Mooi, maar dat hebben we al eerder gezien.
We rijden voort door het vlakke binnenland met nu en dan armzalige dorpjes. Kleine kinderen zitten in het stof langs de weg te wuiven naar de voorbijrijdende auto’s. Veel meer dan dit simpele vermaak valt er niet te beleven.
Op de droge akkers groeien struikjes linzenerwten. De oogst is rijp. De noten van palmnootbomen vormen in deze streek ook een bron van inkonsten. Groepen van enkele tientallen bomen staan bij elkaar.
We steken een paar keer de droge bedding van een brede rivier over. Dorpelingen scheppen de droge leem weg om het verkeer vlot door te laten. De mensen rekenen op een fooi van de voorbijrijdende chauffeurs voor dit werk; zij worden door niemand anders betaald.
Regelmatig moeten we voor een gesloten slagboom stoppen om de wegentol te betalen. Enkele eurocenten om over de slechtste wegen van Azië te mogen rijden. Wat een onbeschaamdheid!
In de late namiddag rijden we Magwe, een provinciestadje aan de oever van Ayeyarwadyrivier binnen. Brede lanen en rotondes en daarmee is alles gezegd: winkels waar buiten wat koekjes, goedkoop gebrouwen whisky, waspoeder, shampoo en sigaretten niet veel meer te koop is. Simpele restaurantjes serveren noedelsoep of rijst met groenten en kleine stukjes kip of varkensvlees. Verder zijn er nog wat theehuisjes en betelnootstalletjes. In Myanmar is er gebrek aan zowat alles en de mensen hebben geen geld om uit te geven.
We nemen onze intrek in het “Rolex Guesthouse”, het enige in de stad dat een licentie heeft om buitenlanders te herbergen. De dure naam is geen garantie voor kwaliteit: een somber onderkomen met harde bedden, zonder ontbijt en dat bovendien meer kost dan de prachtige kamers van de afgelopen dagen.
Joe rijdt ons naar de overzijde van de rivier voor een merkwaardig fenomeen. Enkele ‘minivulkanen’ van enkele meters tot hoogstens tien meter zijn zichtbaar: in de kraters staat een poel dunne vloeibare koude modder waaruit een onschadelijk gas in grote bubbels ontsnapt. De grijze vloeibare massa bloept en vloeit traag in een klein stroompje uit de krater naar beneden zodat de krater ieder jaar iets hoger wordt. Olieboringen in de omgeving zorgen voor dit rare verschijnsel.
Voor het politiekantoor hangt achter glas de ‘Kijk Uit-rubriek”: lugubere kleurenfoto’s van slachtoffers van verkeersongevallen: kinderen verpletterd onder een vrachtwagen of met de fiets onder de auto. Ernaast staan tips voor een veilig verkeer.
In het hotel staat het nieuws op; een pakhuis is tot de nok gevuld met zakken rijst: alles gaat prima in Myanmar.
Wat gaan we vanavond eens eten? Iedereen stemt voor noedelsoep! Als dessert kopen we alle biscuits op in een winkeltje.
We kijken terug uit naar de overvloed van het lekker decadente Bangkok binnen enkele dagen.


foto's volgen

25.12.2007: dag 162: Bagan



Zalig Kerstmis! We mogen vandaag wat langer uitslapen na de schranspartij van gisterenavond ... Thuis is op dit moment de middernachtsmis uit en zijn de buiken wellicht gevuld met delicate en dure spijzen ...
Een banaan, hardgekookt eitje met toast en koffie is het kerstontbijt in ons guesthouse.
Fijn! OK! Maar wij hebben hier wel heel goed weer, geen stress van kerstaankopen en keuzes maken in Delhaize en geen indigestie van het goede eten! We zorgen wel dat buikpijn krijgen van andere dingen ...
Dus: geen gezeur; we moeten vandaag nog minstens tweeduizend stuks architectuur bekijken!
We fietsen opnieuw in andere richtingen en verbazen ons telkens opnieuw over de pracht van dit land.
De typisiche houten marionetten hebben we nu lang genoeg zien hangen; we kopen er meteen twee. In Bangkok sturen we ze volgende week richting België. De verkoper is blij.
Met ons busje rijden we ’s avonds naar één van de hogere pagoden waar we op de op een adembenemend zicht hebben van driehonderdzestig graden op de site Bagan.
Honderen grote en kleine spitsen staan in de nevel en opwaaiend stof van paardenkarren en vooral de tientallen auto’s en busjes met toeristen die allemaal hetzelfde willen zien.
Meteen kunnen we alle toeristen die tellen die er op dit moment in Bagan overnachten; het zijn er ongeveer tweehonderd, vooral Fransen en Italianen. In de hotels is er is echter plaats voor het honderdvoudige.
De ondergaande zon zorgt voor een magische sfeer als de schaduwen en silouetten van de pagoden en torens in het donker verdwijnen.
Vers gedouched maken we ons op voor het diner op kerstmis: zoetzure kip met rijst!
Er is vanavond niet veel op tv. De enige zender MyanmarTV zendt om kwart over acht het gecensureerde nieuws uit: een aaneenschakeling van stille beelden met een mannenstem die triomferend toelichtingen geeft bij vrachtwagens volgeladen met zakken rijst, een containeropslagplaats, een haven, het sorteren van uien, lachende boeren werkend op het veld en generaals die toekijken hoe bevloeiingskanalen functioneren. Regelmatig verschijnen twee streng kijkende vrouwelijke nieuwslezers met als achtergrond een affiche van een grote elektriciteitscentrale. Als intermezzo verschijnen propagandabeelden van het leger in actie: soldaten in actie, oefeningen met tanks, vliegtuigen en schepen met de nodige militaire muziek en een koortje van jonge meisjes en jongens die een zoet liedje ten gehore brengen. De weervrouw in mantelpakje tenslotte mag enkel goed weer voorspellen; zij heeft haar les geleerd bij CNN en wijst houterig de hoge luchtgebieden aan en de zomerse temperaturen voor morgen. Na een half uurtje is alles gezegd en volgt muziek: fragmenten van opnamen ergens in een zaaltje met orkestjes en schrille meisjesstemmen. Dat is wel genoeg voor vanavond. Star Movies uit Hongkong is ’s avonds uit de ether en dat betekent naar bed om tien uur. Morgen vroeg en gezond weer op.

24.12.2007: dag 161: Bagan



Plaats alle middeleeuwse kathedraalspitsen en nog een paar extra uit Europa in een vlak land met de oppervlakte van Groot Genk en je begint een idee te krijgen van de grootsheid van Bagan. De meeste bouwwerken, pagoden en tempels zijn ongeveer duizend jaar oud en staan als in een gigantische antiekwinkel in het landschap tentoongesteld. Vele tempels worden vandaag nog druk door boeddhisten bezocht, honderden andere zijn verlaten.
We huren fietsen want dat is de ideale manier om de omgeving te verkennen. Tussen de pagoden liggen onverharde voet- en fietspaden en hier en daar kleine asfaltwegjes.
Je waant je heel ver terug in de tijd; er zijn nauwelijks toeristen en de paar tientallen die er rondfietsen vallen niet op.
We begeven ons in een versteend woud van middeleeuwse bouwwerken, de meeste in rode baksteen of met bepleisterde wanden. Tientallen spitsen, torens en pieken in alle mogelijk vormen in het wit of met vergulde spitsen, piramiden of kegels schitteren al van ver in de zon en sieren het landschap tussen accasiabomen en akkertjes van boeren.
Het klassieke ossenspan of paardenkoets, boeren die pinda’s oogsten, devote Birmanen knielend voor de gouden boeddha’s in de tempels zorgen ervoor dat je niet in een museum rondrijdt. Wat een formidabele omgeving met bovendien een perfect fietsweertje: zonnig en vijfentwintig graden!
In een dorp wordt arachidelolie geperst. Een os loopt eindeloze rondjes. Het span rond de hals van het dier is verbonden met een houten oliepers. Pinda’s worden geplet; onderaan druppelt gele olie in een vat. Sedert honderden jaren is hier niets veranderd.
Oude vrouwen roken sjerootsigaren zo dik als een kinderarmpje.
Bagan heeft een ontzettend nadeel: deze ongelooflijke site ligt in Myanmar. Als Bagan in Thailand of in een ander - meer toegankelijk land - zou liggen dan stroomden hier per dag tienduizenden bezoekers langs en behoorde het ongetwijfeld tot dé hotspot in Azië en de wereld.
Bagan heeft ook een uniek voordeel: het ligt in Myanmar en de vierduizend bouwwerken zijn helemaal voor ons alleen. De omgeving is grotendeels onbezoedeld en vrij van commercie.
Bij de voornaamste monumenten staan er wat soevenirshops en enkele drink- of eetstalletjes, prima plekjes voor een thee of de klassieke noedelsoep voor de kleine honger.
Sander rijdt de achter- en voorband van zijn fiets in één keer lek. Op de zandweggetjes liggen lange doornen die van de accasiabomen vallen. Gelukkig is er vlakbij in een theestalletje waar een vriendelijke man de beide banden voor enkele centen plakt.
Vandaag alles bekijken is niet doenbaar en zeker niet wenselijk; een overdosis geschiedenis en pagodes is niet veraf. We fietsen terug richting hotel. We moeten nog wat overlaten voor morgen.
’s Avonds ziet Bagan er verlaten en nogal triest uit. De vele restaurants en terrasjes buiten staan leeg; hier en daar tafelt een klein groepje toeristen of zit een koppel achter een glas. De mensen hebben veel geld geinvesteerd en nu is het hard om het hoofd boven water te houden. De recente gebeurtenissen hebben daar nog een schep bovenop gedaan. Velen zien het niet meer zitten. Het geld van iedere toerist is welkom. Ons groepje van vijf is overal een welgekome klant.
In een Indisch eethuisje flikkeren wat kerstlichtjes, de andere plaatsen houden het bij kaarsjes of simpele lampjes. Kerstavond is geen avond van betekenis.
Geen jinglebells, geen kalkoen, reebok- of struisvogelsteak, geen roomsauzen, geen Chateau Grand Cru, geen ‘gatto van Juuske’ ... Jasmien, Sander en Ruben verlangen op een dag zoals vandaag dat ze thuis waren rond de kerstboom bij familie, en wij eigenlijk ook wel ... onze gedachten zijn op zo’n avond ver weg ...
Bij de namaak-Italiaan eten we spaghetti bolognese. De kaas is op. We zijn de enige gasten.
Om half tien gaan de lichten uit voor een stille nacht.

23.12.2007: dag 160: Nyaungshwe - Bagan



De afstanden in Myanmar zijn bijzonder groot en worden uitgedrukt in het aantal uren en dat ligt niet aan de hoeveelheid kilometers die afgelegd moeten worden, maar aan de lamentabele toestand van de wegen. Auto’s kunnen elkaar nauwelijks kruisen op een weg die hoofdzakelijk uit kuilen en gaten bestaat. De laatste restjes asfalt worden verder kapotgereden door zware vrachtwagens. Je rijdt constant in stofwolken die tegenliggers doen opwaaien.
Op de kaart lijkt de afstand tussen het Inlemeer en Bagan niet groot maar we doen er toch ruim tien uren over vooraleer we in het donker de eerste lichtjes van Bagan zien schitteren. De weg voert ons opnieuw uit de heuvels naar de centrale rijstvlakte van Myanmar.
Twee oudere, dappere en vooral eenzame fietsers met een Zuidafrikaanse vlag volgen de baan naar het Westen.
Grappig zijn de motorrijders op de weg met op het hoofd namaak Duitse oorlogshelmen met SS-logo, adelaar en hakenkruis in het rood en zwart.
Het Toyotabusje rammelt en schokt over de gaten en bobbels van de weg die eindeloos lijkt. In enkele kleine dorpen onderweg kunnen we pauzeren voor een hapje en een koffie. Onze chauffeur Joe is een professional die onverstoord en urenlang de gaten in de weg ontwijkt en ons veilig op onze bestemming brengt.
Aan de ingang van Bagan worden we tegengehouden door een slagboom; tijd om het regime nog eens te steunen met een bijdrage van tien dollar als inkom tot de archeologische zone.
De bagage die ’s avonds in het hotel uitgeladen zit onder een laag geel poeder. Zelf zien we er ook niet al te fris uit.
Guesthouses en hotels zijn van een merkwaardig goede kwaliteit in Myanmar: kamers zijn ruim en netjes, op de bedden liggen vers gestreken lakens en propere dekens en ’s morgens wordt een goed ontbijt geserveerd. Het is ooit anders geweest.
Ook hier in Bagan wacht ons een proper bed.
Enkele frisse pinten koel bier spoelen het stof en de vermoeienis van de dag weer weg.

22.12.2007: dag 159: Nyaungshwe: Maing Thounk village



Laten we nog eens een poging wagen; fietstochtjes zijn inderdaad niet onze specialiteit en eindigen ofwel in chaos, of de hitte is ondraaglijk, of de wegen zijn onberijdbaar of fietsonvriendelijk of we vinden de weg niet.
Hier rond het meer kan er vandaag niets misgaan; de temperatuur is zomers warm met een koel windje, de wegen zijn vlak en is er nauwelijks verkeer.
De man van het snoepstalletje verhuurt ons vijf zware Chinese draken van tweewielers voor een dagje uit op het platteland.
Deze ijzeren rossen hebben geen versnellingen maar dat lijkt op deze vlakke wegen geen handicap.
Het is heerlijk fietsen tussen suikerruitplantages over een smal wegje dat naar een dorpje aan het meer voert. Het hoge riet staat in bloei; duizenden witte pluimen wiegen in de wind. Het enige zware verkeer zijn osskarren die traag voorstjokken. Steentjes knarsen onder de grote wielen. Vrouwen dragen op het hoofd bundels riet en gras naar hun huisjes langs de weg. Zwaar beladen fietsers kruisen traag onze weg; iedereen knikt vriendelijk goeiendag. De meeste mensen bezitten een stevige ijzeren fiets die ook nog volgeladen kisten en zware zakken met landbouwprodukten moet kunnen vervoeren. Op de heuvels naast de weg schitteren witte en gouden koepels van pagoden.
Op een stoffig pleintje in de schaduw van hoge bomen staan jonge mannen, handen op de rug, in het gelid in enkele strakke rijen; voor hen staat een man in groen militair uniform die hen bevelen toesnauwt. De leukste uit de groep wuift met zijn petje en roept ons ‘good morning’ toe.
Maing Thounk ligt in het meer; het is één van de dorpjes dat helemaal op het water op palen is gebouwd. Een jongetje wijst ons de weg naar zijn oom die een cafeetje uitbaat in het waterdorp. Een lange dijk van planken leidt van de oever naar de eerste huizen op het meer. We laten onze fietsen achter onder het dakje van de pier. Een klein restaurantje ligt aan de overzijde. Met een kano worden we overgezet. Een prachtig balkonnetje op het water, met tafels en stoelen en een schitterend zicht op het donkerblauwe meer en het paaldorp. Er is nergens afval te bespeuren; de huisjes zijn eenvoudig in hout, bamboe en riet maar erg proper. Er zijn geen straten om te spelen, dus peddelen de kinderen op smalle houten schuiten op de kanaaltjes tussen de huizen en drijvende moestuinen. Het lijkt alsof ze eerst de typische beenroeitechniek aanleren vooraleer ze kunnen lopen. Bij een biertje en noedelsoep slaan we het simpele leven van de vissers-waterbouwers gade.
De restauranthouder is zichtbaar blij dat er weer eens iemand langskomt; zijn neefje wacht de hele dag toeristen op die met de fiets of auto aan het kruispunt naar het dorp stoppen. Het leven is hard sedert er bijna niemand meer naar Myanmar reist.
Op de terugweg rijdt Kristien lek; de banden zijn echter zo dik dat ze zelfs lek toch nog de eindmeet haalt.
Kristien heeft al weken last van een pijnlijke schouder; vooral ’s nachts is het moeilijk liggen. Birmaanse voetmassage heeft een erg goede naam. Ze heeft namiddag een afspraak in een salon. De behandeling schijnt nogal ‘hardvoetig’ te zijn geweest. De masseuse heeft gedurende anderhalf uur letterlijk over haar lijf gelopen en alle spieren en beenderen lijken nu op een andere plaats zitten ... Of de schouder daar beter van geworden is zullen we in de komende dagen vernemen.
Vanaf zeven uur begint tegenover ons guesthouse de avondschool. De meeste kinderen gaan naar de dagschool tot vijf uur. De kwaliteit van het staatsonderwijs is bijzonder laag; enkele slechtbetaalde onderwijzers geven meerdere vakken in klassen tot zestig leerlingen. Kinderen die verder willen geraken gaan van zeven uur tot twaalf uur ’s nachts naar de avondschool voor extra studie. Het is papegaaienwerk: vanuit het open raam in het gebouwtje horen we enkele tientallen stemmetjes van jongens en meisjes van allerlei leeftijden constant teksten opdreunen in het Birmaans en Engels.
Uit de pagode klinkt klokslag ieder uur een vrolijk deuntje uit een soort muziekdoos; de uren worden één voor één afgeteld: tien uur: wij gaan slapen. Als wij al een paar uren in bed liggen verlaten de kinderen het lokaal en gaan naar huis. Er rest nog vijf uren tijd om te rusten vooraleer ze morgen om acht uur weer paraat staan op het schoolplein van de dagschool en het volkslied zingen voor de vlag van hun land.

21.12.2007: dag 158: Nyaungshwe: Lake Inle



We hebben voorlopig even genoeg van de Birmaanse wegen; een boottochtje over het gladde Inlemeer zal onze zitvlakken strelen na de afgelopen dagen.
We huren een ruime motorkano met schipper voor een dagtochtje op het water.
Het meer, omgeven door groene heuvels, is bekend om zijn drijvende tuinen – eigenlijk zijn het drijvende tomatenvelden – die bestaan uit een laag humus en bijeengehouden worden met moerasplanten die met bamboestokken op hun plaats in het water verankerd zijn. Tussen de tuinen loopt een netwerk van kanaaltjes. Heel uniek zijn de curieuze ‘beenroeiers’ die op balancerend op één been steunen op de smalle kano en met het andere been de roeispaan bedienen om de twee handen vrij houden om de vissersnetten uit te gooien en binnen te halen. Andere vissers gebruiken manshoge bamboe fuiken en jagen de vis op door met stokken in het water te slaan. Je hoort de slagen in het water al van ver. Als de vis in de fuik verzeilt, wordt hij met een scherpe stok gespiest.
We varen langs de paaldorpen van de Intha of de “Zonen van het Meer”. Hun levenswijze is helemaal verbonden met het water. Hun huizen en gouden pagoden zijn op het water gebouwd, ze telen groenten op het water en leven van visvangst; een leven in de nattigheid. De verschillende delen van een dorp zijn verbonden met houten bruggetjes. Tegenover een slanke witte pagode liggen enkele werkhuisjes waar vrouwen houten weefgetouwen bedienen en waar het typsiche Shan-papier wordt gemaakt voor parasols en waaiers. Enkele ‘longneck-vrouwen’ en hun kinderen zijn een heel opmerkelijke verschijning. Hun nekken zijn uitzonderlijk slank en minstens twintig centimeter langer dan onze. Van kleinsaf krijgen de meisjes een zware bronzen halsband rond die mettertijd aangevuld worden met nieuwe exemplaren. De sleutelbeenderen en schouder worden door het gewicht naar beneden geduwd en de nek verlengt tot het ultieme schoonheidsideaal. Het fenomeen van de ‘girafvrouwen’ is bijna helemaal verdwenen; hier en daar tref je nog enkele exemplaren.
Middageten gebeurt in een mooi restaurantje op het water tegenover een in de zon glinsterend gouden tempelcomplex. Birmanen houden van glitter en geel. Kano’s gevuld met groenten varen af en aan.
We houden nog even halt in een eeuwenoud houten klooster op palen met gouden boeddha’s en een stel afgerichte katten, die in ruil voor een brokje door een hoepel springen. Ik wist niet dat je katten kunt kunstjes leren. Een waardig besluit van een zeer geslaagd uitje op het water. Om vier uur varen we Nyaungshwe terug binnen.
Het café achter de brug schenkt een frisse Myanmar in een grote pint.

donderdag 20 december 2007

20.12.2007: dag 157: Kalaw - Nyaungshwe



Een twee uur durende rit over een weg die enkel nog uit putten, gaten en kuilen bestaat. Het heeft geen zin meer om ze te ontwijken; onze Toyota rijdt er niets ontziend gewoon door en overheen. Bijenkorven staan opgesteld langs de bloeiende velden gele sesambloemen. We houden even halt bij een grottencomplex waar pelgrims in de loop der eeuwen tientallen boeddhabeelden in een labyrint van gangen neerzetten. Als het weer vochtig is slaat condensatie neer op de gezichten van de stenen figuren wat de devotie voor de ‘zwetende’ boedda’s nog doet toenemen.
Nyaungshwe is een klein stadje aan de riviermonding en onze basis voor de volgende twee dagen; gelegen aan het Ile-meer is het een ideale plek voor een boottocht morgen en een fietstocht daarna op het platteland in de omgeving van het meer.
We logeren in een erg mooi teakhouten hotel in twee rustieke en kraaknette kamers. We zijn benieuwd of internet hier mogelijk is. Neen dus; vooral Ruben is teleurgesteld: de paranoide generaals controleren de enige provider van het land en blokkeren systematisch webmail en andere populaire sites. “Access denied” of “Violation of contract” verschijnt er telkens opnieuw in een rode balk op het scherm na het intypen van het adres van onze blogwebsite, yahoo of hotmail. We kunnen al sedert Rangoon geen blog meer publiceren, mail raadplegen of verzenden en dat zal nog wel een tijdje zo blijven. Je bent hier virtueel volledig afgesloten van de buitenwereld. We keren dus noodgedwongen terug naar de traditionele vorm van vermaak: een boek lezen bijvoorbeeld.
Het valt steeds meer op hoe vriendelijk, behulpzaam en nederig de mensen van dit ongelukkige land zijn. Geen moeite is teveel om het naar je zin te maken.
Vanavond na achten is het plots mogelijk om gebruik te maken van het internet; we profiteren van deze gelegenheid om de blogs van de afgelopen dagen te publiceren. De verbinding is te traag voor foto's; deze volgen later vanuit Bangkok.
E-mail blijft geblokkeerd.

19.12.2007: dag 156: Dorp-Kalaw




Hanen kraaien: dageraad kondigt zich aan. We hebben allemaal goed geslapen onder de dikke dekens op de dunne matras. Om half zeven verschijnt de zon in een palet van oranje en rood op boven de groene heuvels. De bellen van de buffels klingelen als de boeren met de dieren naar het veld trekken. Rookpluimen hangen boven de huizen: de houtvuurtjes in de keukens branden opnieuw. Kinderen trekken met een schriftje in de hand naar de dorpsschool.
Het ontbijt bestaat uit “sticky rice” of kleefrijst en bonen met een stevig glas koffie.
We nemen uitgebreid afscheid van onze gastheer en vrouw en worden uitgewuifd als we onze voettocht voortzetten nadat we moeten beloven om volgend jaar terug te keren. Wat een lieve en onbevangen mensen!
Ons paadje gaat bergop en opnieuw bergaf; een vermoeiende tocht in de hitte die al vroeg in de heuvels hangt. Onderweg komen we vooral vrouwen tegen die zware manden bloemkolen en gember naar het treinstation, een eind verderop vervoeren. In de trein naar Rangoon die deze middag langkomt zitten immers honderden potentiële kopers die nood hebben aan verse groenten.
In het volgende dorp dat we binnenlopen klinkt er muziek uit een luidspreker: in een woning is er een trouwpartij. We worden prompt uitgenodigd om binnen te komen voor een glas thee en een hapje te eten. Bruid en bruidegom zitten in het wit samen met de familieleden en wat kleine kinderen op matjes voor een glas thee, enkele hapjes en cheroots. Naast hen staan boeketten bloemen en een urne met geld geschonken door de familie,vrienden en dorpelingen. Mannen kauwen betelnoot en spuwen het overvloedige rode speeksel in de kwispedoor die voor hen staat. Wij houden het bij een glaasje thee en een sigaret. Vervolgens worden we naar een andere hut geleid waar we verzocht worden om een hapje te eten. In een mum van tijd wordt onze tafel gedekt en staat ze vol met schaaltjes kroepoek, rijst, gekookte bloemkool, sluimererwten, bonensoep en gekookt varkensvlees. Ja, we hebben het begrepen: “heel veel en heel langzaam eten” ...
Het is de gewoonte dat een trouwfeest uitgebreid gevierd wordt met alle dorpelingen en dat zijn er hier minstens vijfhonderd personen. De ganse dorpsgemeenschap viert mee en het feest duurt de hele dag. Onbekende voorbijgangers worden eveneens uitgenodigd, vandaar onze aanwezigheid. Onze bijdrage in de urne wordt in dank aangenomen. We worden voor de tweede keer vandaag uitgewuifd als we verder ons pad volgen.
In het dal ligt het kleine treinstation; het is druk: tientallen vrouwen met naast hen bossen verse bloemen en zakken bloemkolen wachten op de trein naar de hoofdstad. Als hij een uur te laat het stationnetje binnentuft is het zaak om binnen de korste tijd bloemen en kolen verkocht te krijgen. Zakken bloemkool worden in de enige overvolle goederenwagon gestouwd, Het is een prachtig zicht en het geeft een gevoel om heel ver in de tijd te staan; de vijf versleten wagons en diesellocomotief, het drukke perron in een station waar in de afgelopen vijftig jaar niets is veranderd. Bij cake en een koffie slaan we gefascineerd het spektakel gade.
Nog een paar uurtjes stappen en de eerste Britse mansions van Kalaw verschijnen in de heuvels. ‘Midsomer Murders’ in Birma; enkele schitterende witte Engelse villa’s in stucwerk met hoge schoorstenen in vervallen tuinen. Ze zijn allemaal ingenomen door de hogere legerleiding. Op het golfterrein - eigendom van het leger - spelen enkele hoge pieten, geheel in wit golfuniform en vergezeld van caddy’s en meisjes die een parpasol boven de hoofden houden, een partijtje. “Access restricted” waarschuwt een bord aan de ingang. Ok, ok, we waren toch niet van plan om te komen ...
Wat een wereld van verschil: de ontroerende hartelijkheid van de gewone mensen en de harde onverschilligheid en vijandigheid van hun regeerders.
In het hotel staan de bedden weer gespreid en de warme douche is weldadig. N. kan hier niet meer zeggen wat hij gisteren vertelde. Hoe bizar en ongelooflijk! Gelukkig zijn de gedachten nog vrij en is er straks weer BBC-word ...

foto's volgen

18.12.2007: dag 155: Kalaw - Dorp



De dagrugzakjes zijn gisterenavond al gepakt, de rest van de bagage blijft in onze kamers achter tot morgenavond. Onze gids N. staat ons al op te wachten voor de tweedaagse voettocht door de heuvels rond Kalaw. We volgen een rood aarden weggetje dat al gauw overgaat in een smal pad en dat naar verschillende dorpjes van Birmaanse minderheden leidt. We lopen door een schraal dennenbos en met wat fantasie lijkt het een beetje op de Zutendaalse bossen. Er is echter een belangrijk verschil: illegaal een boompje kappen voor kerstmis levert meteen een gevangenisstraf op van drie jaar in een zeer onaangename Birmaanse cel. Er is geen mogelijkheid tot uitstel en de wet Lejeune is hier niet van toepassing. Een bordje verwittigt eventuele onverlaten. Dat de regering zelf het woud leegrooft mag door niemand gezegd worden. Ondanks de hoogte van dertienhonderd meter wordt het al snel warm in de beschutte valleien. De heuvels zijn ten prooi gevallen aan kaalslag; bijna alle hoge bomen zijn gekapt, er resten enkel nog wat struiken en hoge grassen. De hellingen die voor landbouw geschikt zijn staan er miezerig bij. De tarwhalmen zijn klein en leveren een magere oogst op, de bloemen van de sesamplantjes kleuren de velden felgeel. Een recente Australische introductie is de carootstruik; de noten leveren olie op die gebruikt wordt als biobrandstof. In tuintjes groeit een boom waarvan de gedroogde bladeren dienen als dekblad voor de typische Birmaanse sherootsigaren. De theeplantages bestaan uit schrale en kleine struikjes die een goedkope Chinese thee opleveren. De aanplantingen verzinken in het niets in vergelijking met de weelderig groene struiken van de estates in India.
We passeren enkele dorpjes die bestaan uit een tiental houten huisjes met bamboewanden en zinken daken. Enkel oudere vrouwen dragen de traditionele kledij bestaande uit een zwarte lange rok, zwarte vest met rode bies en een roodgeblokte hoofddoek.
De typische longhouses, waar meerdere families onder een dak samenwonen zijn op enkele na verdwenen. Individualisme heeft ook hier zijn intrede gedaan.
We houden middagpauze in een Nepalees restaurantje op een uitzichtspunt. De ouders van de uitbaters waren in dienst van het Britse koloniale leger en zijn na de onafhankelijkheid van Birma hier gebleven. We volgen nog even de bedding van een smal spoorlijntje om tenslotte na zes uren stappen aan te komen in onze kampplaats voor de nacht. We worden door een echtpaar en hun twee grote zonen en dochters verwelkomt in hun houten huis gebouwd op stevige palen op een helling in een bamboebosje.
De grote rechthoekige kamer bestaat uit een stevige houten vloer. Het enige meubilair is een ronde tafel en een paar stoelen voor bezoekers, een kast en een rekje. Centraal staat het huisaltaar met een boeddhabeeld. In de kleine keuken brandt een houtvuurtje op een zandbed. Enkele potten en pannen zijn het enige keukengerief. De rook van het vuur ontsnapt door de kieren van het dak. Als aperitief wordt ons door de bijzonder hartelijke gastvrouw thee en koeken van gepofte rijst aangeboden. De matjes worden op de vloer gespreid en dikke dekens worden klaargelegd voor de koele nacht. Het avondeten wordt door de vrouwen klaargemaakt. Een pompoen wordt geschild voor de soep, bloemkool en Chinese kool ligt klaar op de grond en de rijst stoomt in een pot op het vuurtje; allemaal groenten uit eigen tuin. We zijn maar net op tijd voor de douche: koud water uit een ton.
De avond valt snel, de boeren komen terug uit de velden in de heuvels, vergezeld van hun buffels. De zon verdwijnt achter het bamboegordijn in een palet van oranje en rood. In het licht van de kaars schrijven Jasmien en Sander een briefje naar Genk.
Het avondeten wordt geserveerd met de mededeling dat we “heel veel en heel langzaam moeten eten”. De tafel staat vol met schaaltjes gevuld met soep, de gekookte groenten, een curry van eieren en gestoomde rijst. De man des huizes kijkt bezorgd toe of we wel voldoende eten en iedere keer als een kommetje leeg geraakt wordt het prompt opnieuw gevuld. Ja zeg, zo geraken we nooit klaar ...
In het schemerlicht bij de kaars begint N. te praten; er zijn hier in het bos geen afluisteraars of geheime politie. Het moet hem van het hart, de levensomstandigheden in het land zijn hemeltergend. Er volgt een pessimistische monoloog; wij luisteren met verbazing. “De militaire regering duldt geen enkele oppositie, ze besteelt en terroriseert constant de eigen bevolking. Kinderen kunnen naar school maar er is geen uitzicht op werk. N. is geograaf maar heeft nog nooit werk gehad. Hij begeleidt nu voor enkele dollars toeristen bij een trekking, maar die blijven nu massaal weg zodat dze onzekere bron van inkomsten nu ook opdroogt. Mensen zijn wanhopig omdat het geld bijna geen waarde heeft en de prijzen iedere dag omhoog gaan. Birma besshikt over delfstoffen, gas, landbouwproducten die goedkoop uitgevoerd worden naar China in ruil voor textiel en minderwaardige elektronica. Het leger controleert de export en de smokkel en ontvangt harde dollars die in de zakken van het regime verdwijnen. Er zijn zelfs opiumvelden en heroïnefabrieken in het afgelegen noordoosten van het land die door het leger geexploiteerd worden. Het gebeurt meer dan eens dat de regering alle bestaande geld van de ene op de andere dag vervangt door nieuwe biljetten en het oude geld waardeloos verklaart. Je geld op de enige bank, de staatsbank plaatsen doet niemand meer; op een dag haalde het regime alle rekeningen van de spaarders leeg. De schaarse spaarcenten dan maar onder de matras bewaren is eveneens gevaarlijk: indien afluisteraars weet hebben dat iemand veel geld bewaart, wordt het huis doorzocht en het geld in beslag genomen. De schrik zit nu zo diep dat geld in kistjes onder de grond op het veld bewaard wordt. We begrijpen nu waarom hotels en iedereeen die diensten verleend betaald wil worden in cash US dollars; er is geen enkel vertrouwen in de eigen munt. De enige zekerheid in het land is - ironisch - in dienst gaan in het gehate leger. Vele jongens doen dit met tegenzin en noodgedwongen; het levert voordelen in natura en een goed salaris op. Het regime is verzekerd van een nieuwe trouwe volgeling en de familie. De bevolking is goed geinformeerd; bijna iedereen bezit een wereldradio en luistert naar de ‘Voice Of America’ en ‘BBC-World’. Het eigen nieuws op tv is gecensureerd en een voortdurende ode aan het leger, de staatskrant ‘The Light of Myanmar” is hilarisch met eerbetuigingen aan generaals en officieren en – opvallend - veel slecht nieuws uit het buitenland; Israel, Irak, Afghanistan, terreur in de wereld ...”
Ons gastgezin gaat slapen en ook wij zijn moe.
Het kaarsje wordt gedoofd. We leggen ons te ruste onder de dekens op de matjes. Het verhaal van N. en de miserie waar de mensen onder gebukt gaan blijven in het hoofd zitten. Het vuurtje in de keuken gaat langzaam uit; enkel de asse gloeit nog rood na. Het is pikdonker en vredig in het bos. Het is muisstil; enkel de kippen roeren zich nu en dan onder de vloer van het houten huis in de heuvels.

17.12.2007: dag 154: Taungoo - Kalaw




Myanmar zet ons letterlijk jaren terug in de tijd.
Het ontbijt staat deze morgen al klaar: gefrituurde beignets, broodjes, koffie en fruit.
De dames van het guesthouse serveren: hun gezichten zijn, net zoals de meeste vrouwen en jonge meisjes,’s morgens ingeveegd met een geel poeder, gemaakt van gemalen schors, dat hun huid zacht en gezond houdt. Sommigen smeren het erg dik uit zodat hun gezicht op een geel griezelig maker lijkt. Mannen en vrouwen lopen hetzelfde gekleed in een typische ‘longyi’ of een rechthoekige dichtgenaaide rok tot aan de voeten.
De betelnoot speelt een belangrijke rol in het leven van de gewone man en vrouw. Op iedere straathoek wordt deze noot in straatstalletjes verkocht. Stukjes worden met een witte pasta in een blad gedraaid en achter een wang gestoken als pruimtabak. Het overvloedige speeksel dat hierbij geproduceerd wordt is bloedrood en wordt op de straat en stoep uitgespuwd, Overal zie je de opgedroogde bruine vlekken en spatten betelnoot. De tanden van de gebruikers zien onappetijtelijk donkerrood en het opgedroogde sap plakt op lippen en in de mondhoeken. Oppassen als de bus voorbijrijdt en betelnoot uit het raam gespuwd wordt ...
De weg richting Mandalay is opnieuw de lappendeken van kapot en hersteld asfalt. Er rijden steeds minder auto’s naarmate we verder noordwaarts vorderen. Hun plaats wordt ingenomen door paarden-, ossenkarren en fietstaxi’s. De wegen in de kleine stadjes worden gevuld met honderden fietsers en wat brommers.
Suikerriet is het voornaamste gewas in deze streek; ossen en buffels trekken karren die metershoog gestapeld zijn met gekapte rietstengels.
Tientallen vrachtwagens met zware opleggers kruisen onze weg, geladen met dikke stammen tropisch hardhout: het Birmaanse woud wordt in een sneltempo leeggekapt. Het is één van de bronnen van inkomsten van het regime. Westerse bedrijven mogen dan wel het land verlaten hebben; andere minder scrupuleuze landen hebben hun plaats ingenomen; de handel met China bloeit als nooit tevoren. Chinese trucks, gevuld met consumptiegoederen rijden met honderden per dag het land binnen en komen ons uit het noorden tegemoet.
De hobbelweg is eindeloos en saai totdat we plots opkijken: steken we de landingsbaan van een luchthaven over? Een kaarsrechte splinternieuwe betonnen autoweg met twee maal vier banen en verlichtingspalen. We kruisen een van de toegangswegen tot nieuwe hoofdstad. Buiten het gezichtsveld ligt de stad van de gepriviligieerden, de legerleiding, officieren en hun getrouwen. Een nieuwe dam zorgt voor watervoorziening, een nieuwe luchthaven voor toegang en vlucht. Langs de weg staan honderden kleine rieten huisjes in rechte rijen; hier woont het werkvolk dat de stad verder uitbouwt. Het ziet er heel netjes uit met winkeltjes, elektriciteit en sportveldjes; het is echter duidelijk dat het maar tijdelijk is. Als het werk klaar is zullen ook de huisjes verdwijnen.
We passeren nog enkele keren een aantal andere brede banen die uit het niets opduiken. Soldaten versperren de doorgang. Vreemdelingen en gewone Birmanen zijn niet welkom!
We slaan de weg in naar de heuvels. De smalle baan wordt zowaar nog ellendiger en bestaat nu enkel nog uit gaten en kuilen die het stof hoog doen opwaaien. De vering, schokdempers en banden van onze Toyota worden aan de ultieme uithoudingsproef onderworpen. Het platteland is idyllisch: de velden staan goudgeel; boeren met grote rieten kegelhoeden staan gebukt in het veld en maaien de rijpe rijsthalmen. We rijden de bergen in, het koelt zienderogen af en als de zon bijna achter de heuvels is verdwenen. We komen aan in Kalaw negen uren na ons vertrek deze morgen en zonder zelfs een lekke band. Fantastische wagens die Toyota’s!
We maken al meteen een afspraak met de berggids uit ons hotel. Morgen vertrekken we al vroeg voor een tweedaagse trektocht door de heuvels rond Kalaw naar enkele afgelegen typsiche dorpjes waar de Birmaanse minderheden hun thuis hebben.

16.12.2007: dag 153: Kinpun - Taungoo




Op het programma staat een rit van een zestal uren. We moeten helemaal terug tot Bago. We rijden opnieuw door het platteland. Langs de weg staat aanplantingen van cashewnootbomen en slecht onderhouden rubberplantages. De dorpjes bestaan uit houten of rieten huisjes boven de grond en gebouwd op palen om in het regenseizoen geen natte voeten te krijgen. In kleine stalletjes verkoopt men snoep, betelnoot – de drug voor de arme man - en wat koekjes.
Opvallend in dorpen en langs de weg is het totaal ontbreken van affiches van grote internationale merknamen zoals het elders alomtegenwoordige Coca Cola of Pepsi en andere bekende frisdranken, auto, elektro of gsm-merken. Myanmar heeft het allemaal niet en als het er al was; de bevolking kan het zich niet permitteren.
Myanmar moet wel het enige land ter wereld zijn waar banken ontbreken. Er is een centrale bank in de hoofdstad die het geld drukt en dat buiten Myanmar de waarde van de krant van gisteren heeft. Inflatie is torenhoog. Er zijn geen bankautomaten, je kunt geen kredietkaart gebruiken, reischeques zijn waardeloos. Enkel cash dollars zijn omwisselbaar in de lokale munt. Hotels aanvaarden enkel dollars; in restaurants kun je terecht met de kyat.
We stoppen voor de gesloten overweg. Een prachtig glimmende zwarte stoomlocomotief met een grote rode ster op de bumper trekt enkele goederenwagons en helemaal achteraan een passagiersstel; mensen zitten op de grond of op de treden van de uitgangen.
Opvallend zijn de ossenkarren op de straat; een houten span met twee grote wielen en houten spaken met een ijzeren band wordt traag door twee ossen voortgetrokken en vervoert stro en hooi uit de velden naar de dorpjes.
De politie is duidelijk zichtbaar op ons traject. Om de enkele honderden meters staan agenten in uniform en gehelmd de walki talki in de hand. Joe legt uit dat dit de weg is naar de nieuwe hoofdstad, een kunstmatige constructie met regeringsgebouwen en woningen van de legerleiding en hoge ambtenaren die sedert anderhalf jaar in gouden kooien en afgeschermd achter hoge muren en prikkeldraad van de rest van het land gescheiden zijn en leven in een artificiële wereld. Politie zorgt dat de levenslijn en – indien nodig – de ontsnappingsroute naar Rangoon altijd open blijft.
De lunchstop houden we onderweg in een wegrestaurant; witte rijst met een stuk taaie gebakken kip en enkele schoteltjes gevuld met bruine bonen, gekookte kool en zure bamboescheuten. De bamboesoep ruikt naar riool en dat kommetje laten we dan maar staan. Gelukkig is het bier wel drinkbaar. De Birmaanse keuken ... het is geen wereldkeuken...
Taungoo nadert; we rijden naar Beauty Hotel II vlak aan de rijstvelden die nu helaas droog staan zodat het uitzicht nu beperkt is tot een geel stoppelveld.
Het oude teakhouten gebouw ademt vooral veel sfeer uit met zijn donkere houten wanden, gepoleiste vloeren, kasten en stoelen. We krijgen een prachtige kamer met een koloniaal gevoel; we slapen in zware houten bedden met muskietennet. De bananenbomen groeien tot aan het grote balkon. Straks is er elektriciteit.

15.12.2007: dag 152: Kimpun: Golden Rock



Overdag is het droog en heet; ’s nachts echter koelt het flink af en kunnen we een dekentje gebruiken.
Golden Rock: we zijn benieuwd naar dit fenomeen. Honderden pelgrims staan al klaar aan het ‘carpark’ om vervoerd te worden in de laadbak van vrachtwagens. In de open bak en gezeten op harde planken passen vijftig personen. We hebben net plaats genoeg voor een half kontje. We rijden onder een ijzeren boog met een Birmaans opschrift; hopelijk staat er niet ‘Arbeit macht frei’ op, anders mogen we ons beginnen zorgen te maken ...
De smalle weg door het bamboebos klimt op plaatsen bijzonder steil omhoog en weer omlaag; we hebben het gevoel in een ongemakkelijke rollercoaster van een pretpark te zitten.
Na een uurtje stopt de vrachtwagen op een parking vanwaar we nog een pad door het hete woud dienen te volgen, en dat verder omhoog gaat naar de bewuste gouden rots. We kunnen ons eventeel door vier dragers in een ligstoeltje op een bamboerek naar boven laten vervoeren maar dat voorrecht laten we aan de met overgewicht kampende Birmanen of Japanners.
Als vreemdeling in het land moeten wij de inkomprijs van zes dollar betalen en in ruil hiervoor krijgen we een wit halskoordje met entreekaartje; alle andere bezoekers mogen gratis doorlopen.
We weten niet wat te denken van deze intrigerende ‘Golden Rock’.
Met fronsende wenkbrauwen aanschouwen we deze rariteit: een geel vergulde en metershoge ronde kei die delicaat op een nog grotere kei balanceert aan de rand van een diepe afgrond. Het is een natuurfenomeen maar het lijkt alsof de steen door mensenhanden op deze onmogelijke plek is geplaatst. Een duwtje met de koevoet en de rots tuimelt met torenspits en al de diepte in...
De mannen plakken goudblaadjes op de kei; vrouwen mogen niet tot bij de steen: zij kijken van op afstand toe.
De gele kei heeft alleszins een hele toeristische industrie op gang gebracht van boeddistische kloosters en gebedshuizen, tot eetstalletjes en hotels.
Vlakbij zijn er voorzieningen voor overnachtingen voor de honderden families met kinderen die nu in de schaduw op de marmeren tegels op de grond uitrusten.
In de verte liggen de hete laaglanden waar we gisteren doorreden. De groene heuvels lijken onbewoond. Tevoet terugkeren naar Kinpun kan via een ander pad; het is echter te heet en dus verkiezen we opnieuw de laadbak naar beneden. Onderweg komen we enkele trucks tegen die een groep westerse toeristen vervoeren; zij mogen op gemakkelijke banken met kussentjes zitten.
We zijn content als we de ijzeren boog terug zien verschijnen: vandaag geen ‘arbeit’ meer, maar wat verpozen bij een boek op onze veranda tussen het groen.

14.12.2007: dag 151: Rangoon – Kimpun



Onze chauffeur wacht ons al vroeg op aan het guesthouse. Er is meer dan voldoende plaats voor ons vijven en de bagage.
Het duurt een tijdje vooraleer we de hoofdstad buitenrijden. De weg is een brede en hobbelige opgelapte asfaltweg. Er is weinig verkeer: Chinese vrachtwagens, oude naoorlogse bussen, jeeps en wat gedateerde personenauto’s. Nu en dan zoeft een moderne en dure alleterreinwagen voorbij. Het verkeer rijdt rechts en de meeste voertuigen hebben het stuur aan rechterkant wat betekent dat het erg onhandig is om inhaalmanoeuvers uit te voeren omdat de chauffeur vanuit zijn positie het aankomende verkeer moeilijk ziet aankomen.
We houden even halt bij een Brits soldatenkerkhof. Honderden vierkanten grafstenen staan in een perfect onderhouden graveld. Jonge mannen van vooraan in de twintig uit diverse regimenten liggen hier begraven, gesneuveld in de tweede wereldoorlog in de strijd tegen de Japanners ver van huis om een onbekend land.
Het landschap is zo plat als een pannenkoek; de rijstvelden staan droog, hier en daar liggen verscholen in wat groen armoedige dorpen. Waterbuffels liggen in modderpoelen en eenden scharrelen in kanaaltjes en vijvers. Joe moet regelmatig stoppen voor gesloten slagbomen om wegentol te betalen.
’s Middags rijden we Bago binnen, een stadje dat volgestouwd lijkt met vergulde stupa’s die al van kilometers ver als gouden Ferrerobonbons in het landschap zichtbaar zijn. Bijzonder merkwaardig zijn een paar gigantische liggende Boeddha’s waarvan eentje met een wat kinderlijk gezicht.
Enkele Boeddha’s verder ligt verscholen tussen hoge bomen een lotusvijver met enkele stupa’s en een lagere schooltje. De kale klassen zitten afgeladen vol met kleine Birmaantjes in blauwwitte uniformpjes. We mogen even binnenkomen. Nieuwsgierige kopjes draaien allemaal naar onze richting. Het eerste studiejaar heeft zangles. Monniken beheren de school. Ergens in de achtergrond klinkt verrassend de stem van Marlène Dietrich; een liedje uit de oorlogsjaren. Heel de omgeving roept trouwens een naoorlogse sfeer op: ons bezoek aan het kerkhof, de bussen en jeeps uit de jaren veertig en vijftig, een land dat voor een deel is blijven stilstaan in de tijd en nu deze stem uit een krassende grammofoon. Een merkwaardig gevoel ...
Joe, onze chauffeur houdt een eerste tankbeurt. Er zijn in Birma, omwille van de olieboycot tegen het militaire regime, bijna geen reguliere tankstations. Benzine en diesel worden vanuit China en vooral uit Thailand het land binnengesmokkeld in vaten, tonnen en zelfs flessen. Je herkent een tankstation aan de met diesel gevulde literflessen die in houten rekken langs de weg staan. Uit een vat worden twee kannen diesel gepompt en in de tank van het busje gegoten..
Het is nog drie uren verder tot Kumpum aan de voet van de groene heuvels. We vinden onderdak voor de komende twee dagen in een houten bungalow.
De Birmaanse keuken is erg pikant voor onze papillen en de hete pepers wegspoelen met een coca cola is niet meer mogelijk: ook Coca Cola Company wil een clean imago en is niet meer aanwezig in het land; het drankje is nog wel te koop als smokkelwaar uit Thailand en de lokale namaakcola smaakt mierzoet naar caramel en is ondrinkbaar
Morgenvroeg bekijken we één van de merkwaardigste religieuze fenomenen van het land: the Golden Rock.

foto's volgen

donderdag 13 december 2007

13.12.2007: dag 150: Rangoon




's Ochtend vroeg bedelen monniken hun dagelijks rijstrantsoen bijeen. Ze gaan langs restaurants of privewoningen. Op een muurtje of tabletje staat een pot gekookte rijst klaar. Er wordt telkens een heel klein hoopje witte rijst in de bedelnap geschept. Mensen tonen op deze wijze hun respect. Er vallen een paar praktische zaken te regelen vandaag. Transport en wegennet zijn in Myanmar buiten Rangoon en - volgens de eigen bewonders - verschrikkelijk te noemen. De toestand van de wegen is abominabel en de overvolle rammelende oude bussen bieden geen enkel comfort. Bovendien zijn de verbindingen bijzonder traag; ritten van zestien uren zijn geen uitzondering.
Aan deze horror willen we ons liever niet blootstellen en daarom gaan we op zoek naar een minibusje met chauffeur dat ons in relatief comfort en binnen onze gestelde tijdslimieten door Myanmar kan loodsen. Downtown Rangoon ziet er vervallen en afgeleefd uit, sombere woonblokken met kleine kamertjes, kleine winkeltjes, wat eenvoudige volksrestaurants en een paar dure shoppingcentra voor de happy few die zich kunnen permitteren om daar te winkelen. Een handvol mooie Britse koloniale gebouwen staan er verkommerd bij; onkruid en varens groeit tussen de stenen. Het autoverkeer is zeer gediciplineerd; het is verboden om te klaxonneren! Regematig rijden groene militaire vrachtwagens voorbij. Een paar openbare gebouwen worden door gehelmde soldaten bewaakt. In enkele open rioolputten staan een paar jonge mannen gekleed en tot in hun middel in de zwarte stinkende brij. Met hun blote handen scheppen ze het smerige bezinksel op een hoop langs de kant. Onvoorstelbaar! Zij doen dat niet zo maar; waarschijnlijk is het een straf of een vorm van dwangarbied dat hier een normaal en verfoeilijk verschijnsel is; wie zal het zeggen? Mensen lopen onbewogen voorbij; een meter verder wordt er gegeten in een straatstalletje. Aan een rotonde in het centrum bevindt zich de taxistand. We onderhandelen met enkele chauffeurs van Toyota-minibusjes; de prijzen varieren fel maar na enkele pogingen vinden we een betrouwbaar uitziende man met recente schriftelijke referenties van toeristen en een prijs die we ons kunnen permitteren. De grootste kost is de brandstof: diesel en benzine zijn enkel op de zwarte markt verkrijgbaar aan zeer hoge prijzen. De meeste grote petroleummaatschappijen hebben zich, onder druk van de westerse publieke opinie uit Myanmar teruggetrokken. Terecht, maar het gevolg is dat de gewone man daar vooral het slachtoffer van geworden is. Hij betaalt nu een veelvoud voor een bus- of taxirit. Priveauto's zijn er nauwelijks.
Het geviseerde regime heeft genoeg andere middelen om via smokkel en de drugshandel mobiel te blijven. Het contract wordt getekend: een rondreis van vijftien dagen naar de bekendste en de mooiste plaatsen van het land. We kunnen de ritten naar believen aanpassen en overnachten waar we dat wensen. Joe, onze chauffeur is in het hotel waar we verblijven bekend en betrouwbaar genoemd; dat zit dus goed en we zijn maar wat content dat we een aantal gruwelijke en vooral lange busritten kunnen vermijden.
Kristien doet nog een laatste was, want we willen morgen proper en met vers gewassen kleren aan de volgende etappe van de GROOTE REIS beginnen: Birma in vijftien dagen.

Overdag is er in het hotel geen mogelijkheid om online op het internet te geraken; bijna alle sites zijn onbeschikbaar: "Access denied!" verschijnt er als antwoord op een ingetypte naam van een website; alle e-mailverkeer is onbeschikbaar.
Om acht uur 's avonds komt een jonge man - de censor - langs die ons toegang geeft op de websites die we willen raadplegen: de blogsite en onze e-mailprovider bijvoorbeeld kunnen we niet eigenhandig bedienen. Hij volgt onze bewegingen vanop afstand. Wat een paranoide land! Een foto invoegen lukt niet.

Mails via marc.steegen@fulladsl.be of marc.steegen@yahoo.com kan ik waarschijnlijk de komende vijftien dagen niet openen. De blogsite kan misschien wel. Dringende berichten van thuis kunnen daarom best via een reactie op deze blog!

woensdag 12 december 2007

12.12.2007: dag 149: Bangkok - Rangoon




In het holst van de nacht staan we op. De Seven-Elevenwinkel om de hoek is dag en nacht open. Kristien doet al enkele vroege aankopen: wat croissants en brood met hesp voor de vroege honger. De luchthaventaxi wacht ons op aan het guesthouse om half vijf. Het is al druk; Bangkok slaapt nooit. Op de nieuwe autosnelweg is de rit naar de luchthaven in een half uur afgelegd wordt. De gigantische luchthaventerminal is al op kilometers afstand zichtbaar. Hij oogt futuristisch en baadt in een oceaan van overwegend blauw getint licht. Auto's staan in glazen parkings gestald!
De incheckprocedure bij 'Air Asia', de grootste lagekostenmaatschappij van Azië verloopt vlot. Het vliegtuig vertrekt stipt op tijd; het toestel voor de vlucht naar Rangoon is maar voor de helft gevuld; een dozijn westerse toeristen, voor de rest Thais en een enkele Birmaan met een hoop bagage vol met spullen die in het thuisland niet te koop zijn. De promotieprijs van nul euro biedt geen reden tot klagen; de vlucht is zacht en door het tijdsverschil landen we bovendien een half uur eerder dan we vertrokken zijn op de – ook al nieuwe – internationale luchthaven van Rangoon; een groot bord heet ons welkom in “The Union Of Myanmar”. “We are here to serve You” belooft de affiche op het loket van de immigratie. Zo horen we het graag ... We worden binnen de korste keren door de paspoort- en bagagecontrole geloodst zonder vervelende vragen. Nog een laatste wens vooraleer we het glimmende gebouw verlaten “Enjoy Your Stay!” Merci! We zullen ons best doen ...
De chauffeur van ons hotel wacht ons op in de aankomsthal. Het verkeer in de stad is niet druk; het wagenpark bestaat veelal uit aftandse Toyota’s uit de jaren tachtig en er rijden nog retrobussen van minstens vijftig jaar oud. De gebouwen zijn oud en vervallen; hier en daar staat wat vreemd een luxehotel of restaurant, maar er zijn waarschijnlijk weinig gasten. Wat een wereld van verschil met Bangkok!
Na de gratis taxirit - complimenten van het hotel - checken we in aan de bali van “Myanmarmotherland Inn 2” of www.myanmarmotherlandinn.com, een klein vriendelijk hotel. Onze twee kamers zijn gereed en een gratis ontbijt staat al klaar; fantastisch geregeld!
Laten we het land meteen aan een eerste en genadeloze test onderwerpen; het welslagen van de reis en het imago van het land staat of valt met het antwoord op de vraag: “brouwt men hier een fatsoenlijk bier?” Myanmar doorstaat deze smaakproef met glans; dit is een land met een grootse cultuur en de volgende dagen kunnen enkel beter worden.
Op de zwarte markt van het hotel wisselen we onze harde dollars in de lokale Kyat; dat levert ons meteen een berg bankbriefjes op. Door de torenhoge inflatie en geldontwaarding zitten we nu met een stapel papier opgescheept dat we in onze portefeuilles nooit kunnen opbergen. Thuis hebben we er geen last mee maar hier weten we niet onmiddellijk waar we met stapel briefjes van duizend terecht moeten ...
Tijd voor de grootste attractie van Rangoon en mischien heel Myanmar: de duizelingwekkende en glitterende Shwe Dagon Pagode. De met tonnen goud en een paar duizend diamanten en andere stenen bezette pagode is overal in de stad zichtbaar. Ons inkomticket van vijf dollar gaat integraal naar de militairen: jammer maar er is geen ontkomen aan. Vrijwillige dotaties binnen het tempelcomplex zijn bestemd voor het onderhoud. Het is inderdaad een fantastische aanblik; de negentig meter hoge gouden stupa omringd door tientallen vergulde schrijnen bieden een magische aanblik. Er heerst een serene sfeer; pelgrims offeren en bidden knielend voor legers Boeddhabeelden in alle mogelijke verschijningen, kleuren en afmetingen. Het Boeddistische monument is de thuishaven van honderden monniken en iedere Birmaan wil minstens een keer in zijn leven het heiligdom bezocht hebben. Dit is eveneens de plaats waar de monniken en nadien ook burgers in de zomer in opstand kwamen tegen het fascistische regime van de militairen en tevergeefs probeerden hervormingen af te dwingen. Velen zitten nog steeds in gevangenissen of zijn verdwenen. De schrik zit diep: als we een foto willen maken van een monnik vraagt hij vooraf waarvoor we de afbeelding gaan gebruiken ... dus niet op de blog ...
In de hele omgeving van de Shwe Dagon en in de straten van de stad is er geen soldaat of agent zichtbaar. Het leven gaat voort alsof er niets aan de hand is, maar verklikkers en geheime politie zijn overal en praten over politiek of ontevredenheid tonen is totaal taboe; je weet maar nooit wie meeluistert. Zelfs de staf van het hotel is niet spraakzaam op een eenvoudige vraag of de toeristen stilaan terugkeren. ’s Avonds is het druk in de straten: de trottoirs staan vol met kleine eetstalletjes en de inwoners zitten op plastieken krukjes aan lage tafeltjes aan een bord kip met noedels of rijst en allerlei soepjes. In de schaars verlichte kleine winkeltjes is er niet veel te krijgen. Achter hoge muren met prikkeldraad met voor de poorten gewapende wachters, huizen in witte villa's de hogere militairen, kaders en beschermelingen van het regime
Wij genieten van een prima noedelsoep met kip in ons eigen 'Motherland'.

Het publiceren van deze blog gebeurt onder het waakzame oog van een man die de computers beheert in dit internetbureautje. Sites met .com zijn automatisch geblokkeerd tenzij ze op aanvraag vrijgegeven worden! Over onze schouders volgt hij hetgeen er op het scherm verschijnt. Neen, geen kwaad woord over de generaals; het zijn allemaal vriendelijke mensen! Of er in de eerstkomende tijd nog vlekkeloos kan geblogd worden, valt niet te zegen. Het is dus mogelijk dat er niet iedere dag een verslagje en/foto's zullen volgen.

dinsdag 11 december 2007

11.12.2007: dag 148: Bangkok



De karaokebar onder ons raam heeft een groot stuk van de nacht de meest afschuwelijke aspirant-zangers een podium gegeven. Thais zijn gek van dit soort amusement: een pure verschrikking is het ...
We gaan met Sander naar een dokter; er is een ziekenhuis aan de overzijde van de Chao Prayarivier en de pier is vlakbij. We varen er in enkele minuten naar toe.
In het gigantische en ultramoderne hospitaal lopen we een hele tijd verloren rond; alle wegwijzers, namen en aanduidingen zijn in het Thai; we begrijpen er niks van. Uiteindelijk en met wat hulp geraken we bij de dienst 'กดหดพไพพพะ' waar een hele administratieve procedure in gang gezet wordt vooraleer we een dokter kunnen raadplegen. Het is druk en dokters en kleine verpleegstertjes in kraaknette witte uniformen met mondmaskers op wemelen als drukke werkbijen in anticeptische glimmende gangen, hallen en kamers. We wachten in af in een grote ruimte, samen met nog enkele tientallen Thais in de rolstoel of liggend in bed.
Na twee uren wachten wordt onze naam afgeroepen en wordt Sander door een jonge Thaise arts met een duur brilletje ondervraagd en 'nagekeken'. Er blijkt weinig aan de hand te zijn; een beetje oppassen met wat hij eet en voorlopig geen pikante gerechten meer. In de 'ฟยนะ พพะรรนนยวส' worden de medicijnen verstrekt na weer een lange procedure van papieren, recuutjes en stikkertjes allerhande. Consultatie arts is gratis en de medicijnen kosten nauwelijks drie euro! En we zijn niet eens bij een Thaise ziekenkas ...
Het is alweer namiddag als we eindelijk terug buiten staan met ons zakje pillen en poedertjes.
Met de rivierboot varen we een half uurtje verder stroomopwaarts naar het grote General Post Office. Sander zit al enkele dagen op hete kolen: hij verwacht een pakje met cd's. Op de Poste Restante ligt het begeerde doosje te wachten in de rekken. Bedankt An voor de snelle verzending!
Kao Shan wordt nog eens afgedweild en alle snacks worden uitgeprobeerd; kip met noedels, verse ananasblokjes en appelsiensapjes, mangoschijfjes met plakrijst en kokosmelk, bananenpannenkoeken, gebraden kip op een stokje ... het is geod geweest vandaag.
De volgende weken begint opnieuw het serieuzere werk: een derde en laatste vlucht brengt ons naar Yangon de hoofdstad van Myanmar of Birma. We kijken er naar uit en zijn nieuwsgierig naar dit afgesloten land en de situatie na de gebeurtenissen die het wereldnieuws haalden in de afgelopen maanden. Er is een naam die we de komende weken zeker niet hardop mogen uitspreken: 'Aung San Suu Kyi'. Het schijnt dat de generaals daar niet goed tegen kunnen ... Our lips are sealed! Onze taxi naar de luchthaven staat voor de deur om half vijf morgenvroeg.

maandag 10 december 2007

10.12.2007: dag 147: Calcutta - Bangkok



Ons kort intermezzo in India wordt vandaag al beëindigd. Onze Bengaalse taxichauffeur “Mister Beard” die ons eerder naar vanuit de luchthaven naar hier bracht, rijdt ons in zijn gele Ambassador in een uurtje terug naar de luchthaven van Calcutta. ’s Middags hebben we een vlucht met de Indiase “boutique airline” Jet Airlines naar de Thaise hoofdstad.
De Boeing vertrekt op tijd en de vlucht gaat in twee en een half uur via het waterland Bangladesh dat vanuit de lucht een grote ondergelopen landmassa lijkt met dijken en reusachtige rivierstelsels en vervolgens de Golf van Bengalen naar Bangkok. De service in het vliegtuig is een beetje chaotisch; er zijn onvoldoende niet-vegetarische maaltijden voorzien en de bediening is erg traag; enkele Indische passagiers laten hun ongenoegen heel nadrukkelijk blijken door de arme stewardessen te verwijten en onmogelijke dingen te eisen. De meisjes sloven zich echter uit; er is gin tonic en Australische wijn, dus kan het ons niet schelen of we nu vegetarisch of niet vergetarisch gaan eten.
We landen in de splinternieuwe internationale luchthaven van Bangkok, een gigantische en ultramoderne terminal van glas en staal. Na een zeer efficiënte afhandeling van de formaliteiten staan we aan de uitgang. De taxi doet er nog een half uur over om via de gladde en nieuwe vierbaansautoweg naar het centrum van Bangkok te rijden.
We logeren in ons vertrouwde “Peachy Guesthouse”; men begint ons daar stilaan te kennen na een vierde bezoek.
Bangkok heeft alles wat India niet heeft: consumptie, glitter, glamour, neon, nachtleven, alcohol en vertier. Jasmien en de jongens staan te popelen om naar de Kao Shanbuurt te trekken, het mekka van namaakspullen gaande van kleding tot valse studentenkaarten, horloges en elektronica. Iedereen heeft ineens nieuwe kleren nodig; we gaan morgen nog eens terugkijken ...
Het is hoogseizoen in Bangkok; de uitgaansbuurt loopt vol met struise Australische toeristen in bloemetjesbroeken en t-shirts en de fles bier in de hand en die hier een goedkope en exotische zomervakantie komen doorbrengen. Snelle jongens en nog veel snelle meisjes. Het is warm: overdag loopt de temperatuur op tot meer dan dertig graden en ’s avonds koelt het niet echt af. De talloze restaurants, pubs en kraampjes met exotische heerlijkheden, vers fruit en rariteiten zoals gefrituurde sprinkhanen en kevers doen in deze maanden gouden zaken. Er heerst een zomerse opgewekte sfeer. We voelen ons toch wat verweest in deze hectische onpersoonlijke consumptiegekte na het trage ritme van het sobere India en Nepal; Jasmien en de jongens hebben een hele andere mening ...
Het is alweer laat als we de kamer opzoeken. Ruben is helemaal hersteld maar nu klaagt Sander weer van maag- en darmklachten. Hopelijk is dat morgen beter; anders brengen we een eerste bezoek aan een Thaise arts.

zondag 9 december 2007

09.12.2007: dag 146: Calcutta



Ahh … I love the smell of urine in the morning; it feels like ... India!
Het hotel is bomvol en blijkt uitzonderlijk ... ‘sfeervol’. Ons raam kijkt uit over een dak dat volgestouwd is met afval, naast ons huist een Indische familie die heel druk in de weer is in een kamer voor twee. In de gang slapen, gewikkeld in een deken nog eens vier personen op de grond. Even verder speelt de tv om elf ur nog steeds op volume tien; na recamaties van Sander wordt het toestel prompt afgezet. De hele nacht blijft het een komen en gaan van luidruchtige gasten. Oorstopjes zijn een ongekende luxe is deze omstandigheden.
’s Morgens worden de lege kamers met de grove borstel uitgebezemd en wordt het vuilnis dat door de gasten is achtergelaten vakkundig gesorteerd; ook uit afval valt er nog iets bruikbaar te recycleren.
Ruben is aan de beterhand, maar hij blijft vandaag toch liever in bed om te rusten en wat te lezen. De diarree is bijna gestopt en hij voelt zich minder slap in de benen. Ook Sander en Jasmien hebben een rustdag genomen; het is tenslotte zondag vandaag en ze hebben weinig belangstelling in de verkenning van Calcutta.
Calcutta beantwoordt helemaal aan de clichés van India; schittende koloniale architectuur en de meest sombere woonblokken, brede lanen en vuile straatjes, de consumptiemaatschappij vlak naast grauwe armoede en mensonterende leefomstandigheden van families die overleven onder een zeil in de goot van de straten.
Kristien en ik wandelen dan maar alleen naar het Victoria Memorial, de grootste Britse nalatenschap in het rijk waar de zon nooit onderging. Het pompeuze marmeren neo-klassieke gebouw met een enorme koepel lijkt met wat goede wil inderdaad op een Britse versie van de Taj Mahal. Een standbeeld van queen Victoria, met in haar handen een wereldbol die de heerschappij van het British Empire symboliseert, pronkt nadrukkelijk aan de monumentale ingang. Binnen het gebouw bevinden zich onder andere statige marmeren standbeelden van alle gouverneurs die India bestuurden en een reeks tekeningen uit de zeventiende en achttiende eeuw die een prachtig en uniek beeld geven van het India uit die tijd.
In het Maiden Park is het zondagsdruk; duizenden inwoners profiteren van het mooie weer en wandelen, picnicken, jonge koppeltjes zitten op kranten in de schaduw van de bomen. Verkopers van thee en snacks doen vandaag goede zaken. Tientallen ploegen jongeren beoefenen joelend de nationale sport cricket; oppassen voor de ballen die met de bats in alle richtingen worden geslagen ...
Paardenkoetsen wachten op Indische toeristen voor een toertje over de grote boulevard naast het park. Overal in de stad rijden de prachtige kanariegele oldtimer Ambassador taxi’s.
In het planetarium zijn we net op tijd voor een Engelstalige voorstelling van de sterren en planeten. Het beeld van de sterrenhemel die hier gepojecteerd wordt is alleszins duidelijker dan de echte versie in deze vervuilde lucht.
Saint Pauls cathedral is gesloten op het middaguur. In de tuin worden de voorbereidingen gedaan voor het naderende kerstfeest: er hangen kerstlichtjes in de bomen, in het gras liggen enkele plastieken schapen; drie levensgrote dromedarissen staan al opgesteld.
In de namiddag gaan Jasmien en Sander mee. Met de Ambassador laten we ons naar de drukste brug ter wereld brengen. Over de vierhondervijftig meter lange ijzeren Howrah Bridge passeren dagelijk meer dan een miljoen mensen. Het is een intimiderende stoet van ontelbare en alle mogelijke vervoermiddelen die India te bieden heeft die in een contstant en dreigend geraas de Hooglyrivier oversteken. De tientallen meters hoge stalen contructie en het wegdek trillen contstant onder de voeten.
Onder de brug maast de spoorweg wordt er op een stort van plantaardig afval bloemenmarkt gehouden en worden de prachtigste tuilen bloemen en bloemenslingers verkocht.
Na terugkeer komt onze drukke Sudderstreet ineens over als een rustige dorpsstraat op het platteland.
Ruben lijkt vanavond helemaal terug de oude; hij heeft weer zin in computer en dat is een even goed teken als goesting om te eten ...
Het hotel zit weer vol vanavond. We hebben alvast onze oorstopjes op het nachttafeltje klaargelegd.