vrijdag 30 november 2007

30.11.2007: dag 137: Kathmandu: Swayambhunath



We logeren aan de Durbar Square in het hart van de oude stad. ’s Avonds loopt het plein stilaan leeg en gedurende de nacht zijn er de loslopende honden baas en dat laten ze merken met hun gejank en geblaf vlak onder ons raam.
Er lijkt een manifestatie op handen: er circuleren jongeren met spandoeken en blauwe badges op het plein onder ons raam. Op een klein podium test iemand een micro uit. Blauw is niet de kleur van de Maoisten, dus we moeten niet vrezen ...
Enkele kilometers buiten de stad ligt op een heuvel de stupa die het gezicht en het symbool is van Kathmandu in de brochures en gidsen.
De apentempel, zoals hij ook wel genoemd is omdat bezoekers en bedevaarders geëntertaind worden door tientallen apen die het complex bevolken.
Aan de basis van de heuvel klimt een lange reeks trappen langs gele en rode Boeddhabeelden naar de eigenlijke stupa, een grote witgeverfde koepel met een gouden toren. Priemende ogen van de Boedha kijken over de vallei van Kathmandu in de vier windstreken. Gekleurde gebedsvlaggen wapperen in de wind. Langs de trappen staan beelden van garuda’s, olifanten, paarden en pauwen. Waarzeggers, handopleggers en soevenirverkopers die zingende bronzen kommen aanprijzen wachten op klanten. Vrouwen met vuile baby’s op arm bedelen.
Eenmaal boven ga je in de richting van de wijzers van de klok langs de gebedsmolens tot het beginpunt. In de schrijnen ontsnappen walmen wierook en rond de stupa offeren pelgrims rijst, bloemen, mais, kokos en melk. Het is een knoeiboel. De honden, apen en duiven wachten af tot de offerande is afgelopen en ruimen in een sneltempo de resten op. Kleine olielampjes branden op de grond. In kleine souvenirstalletjes rond de stupa bieden Tibetaanse handelaars de klassieke prullaria aan zoals dat in ieder pelgrimsoord ter wereld gebeurt.
Uit luidsprekers klinkt Chinese muziek en de mantra “om mani padme hum” of “gezegend het juweel in de lotus” Je hoort deze gezangen overal in Nepal, in de bus, winkeltjes, pleinen, restaurants en internetcafés. Het is steeds hetzelfde Chinees melodieus muziekje van een paar strofen met mannen- en vrouwenstemmen dat, ondanks het feit dat je er constant aan blootgesteld wordt, niet gaat irriteren of in je hoofd blijft naspelen; je ondergaat de mantra, de herhalingen in die mate dat het een beetje lijkt op het geruis van de branding van golven aan het strand of het geklater van water in een beek: je hoort het wel maar je luistert niet; het is op een heel merkwaardige manier rustgevend ...
’s Namiddags wordt er gestudeerd; er valt het een en ander in te halen na de afgelopen weken.
Sander en Ruben vereren de kapper met hun bezoek en dat was hoog tijd. Een ferme hoofdmassage is in de prijs van een halve euro inbegrepen.
Onze voorraad boeken van enkele kilo’s wordt door Kristien verkocht in een boekenwinkeltje; we houden een paar honderd roepies over en wat nieuw leesvoer voor de komende tijd.

donderdag 29 november 2007

29.11.2007: dag 136: Kathmandu


Wat een nacht! Dit waren de vreselijkste bedden van de reis tot hiertoe: te klein, kraken bij iedere beweging, een del naar het midden, een harde gladde matras, te kleine lakens die als plastic aanvoelen, schuivende dekens, te dun kussen: voldoende redenen om te verhuizen. We laten het toeristenghetto van Thamel voor wat het is: winkeltjes en nog eens winkeltjes met trekkingmateriaal en te dure restaurants.
We leveren onze slaapzakken en warme jassen terug in bij de verhuurshop, pingelen er een verhuurdag van af en we laten ons met drie fietsriksja's naar het oude centrum van Kathmandu rijden.
We logeren nu in een authentiek houten gebouw in twee kale kamertjes waarvan eentje met tv en uitzicht op de fantastische Durbar Square met zijn pagoden en tempels en het gewemel van het volk beneden.
Normaal moet je een ticket kopen als je als toerist het plein en directe omgeving ervan binnengaat; Durbar Square en zijn gebouwen zijn sedert kort een "World Heritage Site" en dat mag de toerist wel wat kosten: een dagpasje dat aan alle toegangen tot het plein in een kiosk gekocht kan worden voor twee euro per persoon. Kristien heeft enkele sluipwegjes naar het plein ontdekt en zo geraken we kostenloos op de verschillende pleinen. Ja, zo kennen we Kristien ...
Freak Street is vlakbij. Wat Montmartre is voor Parijs, Soho voor Londen of de Walletjes voor Amsterdam is Freak Street voor Kathmandu. In de sixties was het de bekendste straat van Azie toen Kathmandu het eindpunt was van de overlandroute uit Europa. De logementen in de straat zaten vol met westerse "freaks" die in het tolerante Kathmandu hun aankomst vierden met veel hasj, spacecake, wierook, appelpies, platen van de Beatles, bier en chickensizzers. De gloriedagen van Freakstreet zijn ondertussen definitief voorbij; er resten enkel nog enkele restaurantjes die de sfeer van toen bewaard hebben en een handvol guesthouses zonder veel comfort. De buurt Thamel zorgt nu voor de eisen van de op comfort gestelde reizigers. De hasj en applepies zijn nog steeds te koop en tegenwoordig bepalen reisbureautjes, internetcafes en souvenirwinkeltjes het straatbeeld.
Het grootste deel van de dag wordt voor de computer doorgebracht; we hebben wat achterstand in te halen ...
Als we willen douchen verlaat een dikke rat de badkamer. Het zal er eentje zijn die proper is op haar eigen; het is dan ook een stadsrat en het is tenslotte de gemeenschappelijke badkamer van het hotel ...

woensdag 28 november 2007

28.11.2007: dag 135: Pokhara - Kathmandu


We boekten eerder een goed herkenbare toeristenbus naar Kathmandu. Lokale bussen lopen nogal eens het risico om op de weg naar de hoofdstad door ontevreden Maoisten tegen gehouden te worden. Passagiers moeten dan de bus verlaten en toezien hoe de bus en bagage in brand gestoken wordt. Ja, de kamaraden houden wel van een goede grap ...
Bussen met toeristen worden angstvallig gemeden, want die heeft men nodig; hun geld is noodzakelijk om om alle schade die aangebracht is opnieuw te herstellen. Neen, de kip met de gouden eieren moet je niet slachten; dat hebben ze wel begrepen!
De slogan is dan ook "Eigen volk eerst treiteren!"
Volgens het boekje duurt het een zevental uren om de hondernegentig kilometer naar Kathmandu af te leggen. Thuis doe je dat op enkele uren, maar de weg door de bergen beperkt de snelheid tot hooguit twintig kilometer per uur.
Op tientallen goed zichtbare plaatsen langs de weg staat op gevels en muren in onuitwisbare verf geschilderd en op metershoge reclameborden die publiciteit maken voor "Oranjeboom, The International Dutch Beer since 1785"
Wie is in hemelsnaam "Oranjeboom"? Wie heeft er al ooit van "Oranjeboom" gehoord? Een Hollands flutbrouwerijtje dat in heel Nepal wereldberoemd is en duizenden toeristen die dat nu ook denken. Dat is nu toch zo verschrikkelijk ergerlijk dat wij met onze tweehonderd superieure bieren nergens zichtbaar zijn; wat is er toch mis met onze marketing in de wereld? Geert Bourgeois, kom uit die Vlaamse klei, vergeet even BHV en doe daar wat aan! Breng desnoods Filip mee; hij kan hier bij de koning overnachten, hem lachen ze ook uit en er is hier ook geen regering; hij zal zich dus thuis voelen ...
In de supermarkten in Pokhara en Kathmandu liggen de rekken vol met Budweiser, Carlsberg, Tuborg, San Miguel, Heineken, Amstel en godbetert Oranjeboom! Ik zal straks eens gaan kijken in de buurt van de hondenbrokken en het wc-papier; misschien ligt daar wel een vervallen Stella ... Oranjeboom! ... 't is toch niet te geloven ...
Halverwege staan we stil; er staat een reusachtige file. Boze bewoners blokkeren de weg al sedert gisterenavond omdat een onvoorzichtige buschauffeur een schoolmeisje heeft doodgereden. De bus werd - zoals dat de vaste gewoonte is - in brand gestoken en vervolgens is de weg nu al zestien uren geblokkeerd en dat blijft zo totdat de busmaatschappij over de brug komt met een schadevergoeding. Dergelijke blokkades kunnen soms dagen aanslepen en we bereiden ons, samen met honderden anderen al voor op een overnachting in de bus. Na drie uren wachten komt er blijkbaar schot in de zaak; we kunnen vertrekken en de file zet zich langzaam in beweging. Het leger heeft een oplossing geforceerd; soldaten in gevechtsuitrusting hebben de barricades opgeruimd. Of er met de nabestaanden een regeling is getroffen weet niemand.
Het is alweer donker als we de gevreesde bergpas bereiken die toegang geeft tot de vallei waarin Kathmandu gelegen is. Alle verkeer van de file moet nu tegelijk de vallei in en de stad binnenrijden over een smalle en kapotte tweebaansweg; een hopeloze chaos is het gevolg als vrachtauto's, tankwagens, bussen en personenauto's proberen als eerste de nauwe doorgang te bereiken. Het gevolg is een nieuwe file als ook de tegenliggers hetzelfde doen. Het duurt nog eens twee extra uren vooraleer de laatste tien kilometer tot het centrum overbrugd zijn. Twaalf uren na het vertrek uit Pokhara stappen we uit de bus.
In ons hotel New Dhaulagiri wacht men ons al op. We zijn nog net op tijd vooraleer de frituur sluit: drie grote fritten met mayonaise, twee middelgrote met ketchup, twee cola, een sprite en een bier a.u.b. Eender welk merk! Neen, geen Oranjeboom!

maandag 26 november 2007

27.11.2007: dag 134: Pokhara

26.11.2007: dag 133: Pokhara

25.11.2007: dag 132: Pokhara



Aahh ... na zeventien dagen een vers gewassen broek! Dat voelt prettig aan!
Lakpah en Theez zijn al bij dageraad vertrokken naar Kathmandu. Wij otbijten uitgebreid op ons dakterras. Annapurna en Machapuchare vormen het schitterende decor in de verte. We hebben rondom en deels over het hele massief gelopen, 285 kilometer lang gedurende zeventien dagen; we zijn een beetje fier met deze prestatie; het was achteraf gezien een hele onderneming.
Sander en Ruben staan te trappelen om achter een computerschem te zitten.
Na het verwijderen van 756 spamberichten kan ook ik mijn post bekijken.
Jasmien ligt de hele dag in bed en kijkt de ene na de andere film op Star Movies.
De hotelkok heeft de handen vol met onze bestellingen.
Kristien wil absoluut nog wat exercitie en doet de hele was met de hand, ook al hangen er in de straat overal borden met aanbiedingen voor "Very Clean Machinewash"

24.11.2007: dag 131: Tatopani -Pokhara



De kinderen zijn - door het vooruitzicht op de bewoonde wereld - niet meer te houden: ze willen vandaag, nu en meteen door tot Beni aan de grote weg en verder tot Pokhara en ze zijn bereid daar uren voor te stappen. We zullen zien ...
Het is weer een vermoeiend op en neer klimmen over de dichtbegroeide en bijzonder steile bergwanden naar het plaatsje Galisor, enkele uren verderop. Er zijn veel soldaten in deze omgeving die meewerken aan de aanleg van een brug en de nieuwe weg. Er klinken vlakbij weer oorverdovende explosies die de grond doen trillen. Het voelt aan alsof je je in een oorlogszone bevindt nu er ook soldaten rondlopen. Stof ontsnapt als er weer een knal te horen is en stukken van de bergwand met veel lawaai in de rivierbedding vallen.
Enkele arbeiders balanceren honderden meters hoog op een smalle richel tegen de wand en breken voorzichtig met een staaf stukken gesteente uit de berg; vervolgens komt er een grotere ploeg arbeiders die met met een schep proberen de richels te verbreden. We moeten regelmatig en heel voorzichtig deze smalle overbruggingen maken maar geholpen door de behulpzame arbeiders lukt het ons om telkens wat verder te geraken.
We ontmoeten karavanen van honderden muilezels die zakken zand en cement aanvoeren voor de versteviging van het nieuwe pad.
Een laatste nijdige klim en bijbehorende afdaling brengt ons op een brede piste en het dorp waar jeeps en enkele oude bussen op passagiers naar Beni wachten. Welkom in de beschaafde wereld ...
We kopen meteen een ticketje voor de minibus naar Beni, een uur rijden over een miserabele hobbelige en stoffige keienpiste. Wij moeten het dubbele van de prijs betalen omdat we vreemdeling zijn. Discussieren over dit onrecht helpt niet; we mogen van de chauffeur de vijftien kilometer ook gerust tevoet wandelen. Zo principieel zijn we nu ook weer niet, maar we eisen en bekomen wel een echte zitplaats in de overvolle schrootbus. Lakhpah en Theez kruipen op het dak bij de bagage.
In Beni staat al de volgende bus klaar die meteen naar Pokhara vertrekt. We twijfelen nog even of we vandaag nog de vier uren durende rit willen uitzitten, maar de druk van de kinderen is te groot; we maken er dan maar een korte pijn van en kruipen tenslotte allemaal in het roestige vehikel, samen met een vijftal Israeliers die vandaag eveneens de geur van propere lakens willen opsnuiven.
Lakpah en Theez verkiezen opnieuw het gezelschap van onze bagage en het comfort van het dak in de wind en het stof. Vreemd!
De weg is verschrikkelijk slecht, de bus schommelt en kreunt als ze de vallei uitrijdt. Twee uren later begint onverwacht het gladde asfalt en volgt er een lange klim door de bergen. Pokhara is nauwelijks veertig kilometer ver maar het duurt nog ruim twee uren vooraleer het meer en de stad in de diepte zichtbaar zijn. Het is pikdonker als we het stadje binnenrijden. We zijn moe en het kan ons niet meer schelen waar we gaan overnachten. Gelukkig zijn er de touts die in deze momenten nuttig zijn. Een hoteleigenaar biedt ons een gratis taxirit aan naar zijn hotel en dat is op dit ogenblik prima want we hebben geen flauw benul waar we ons bevinden.
Enkele minuten later staan we in de lobby van een mooi hotel. Onze sjerpa's, die zelf voor onderdak moeten zorgen kijken bezorgd: deze prijzen kunnen ze niet betalen. We bieden ze op onze kosten een mooie kamer aan. Ze zijn blij en een bijkomende toelage voor een goed avondmaal maakt ook hun vermoeiende dag goed. Hun opdracht zit erop en zij worden dan ook uit onze dienst ontslagen. Een verdiende fooi wordt met veel dankbaarheid aangenomen. Morgenvroeg nemen zij de bus terug naar Kathmandu waar ze opnieuw beschikbaar zijn voor een nieuwe trektocht en het sleuren van andermans rugzakken. Wat een hard leven! Als ik ze goeienacht kom wensen liggen beiden geheel gekleed en met de muts op het hoofd onder de dekens, de hete douche hoeft niet; zij wassen zich bijna nooit.
Doodmoe maar fris gewassen kruipen ook wij onder de knisperende lakens.

23.11.2007: dag 130: Kalopani - Tatopani



Vandaag staat helemaal in het teken van de wegwerkzaamheden naar Tatopani. Het hele traject wordt voor gemotoriseerd verkeer toegankelijk gemaakt. Het smalle pad wordt systematisch en in een sneltempo verbreed. We schrikken op: er knallen explosies; stukken berg worden gedynamiteerd en weggeblazen. Stofwolken blijven hangen. Met mankracht worden de brokstukken over de steile bergrand in de rivierbedding geduwd. Een zware transporthelicopter cirkelt rond en landt voorzichtig op de bodem van de diepe vallei. Werktuigen en ander zwaar materieel wordt uitgeladen. Op andere plaatsen wordt het pad verbreed door rotsen uit de bergwand te wrikken; werklui balanceren op de smalle randen en met lange ijzeren staven peuteren ze rotsen uit de wand; een levensgevaarlijk karwei! Vanop afstand lijken ze op een kolonne werkmieren tegen een hoge muur.
We volgen zoveel mogelijk het oude trekkers- en karavaanpad aan de overzijde. We dalen nu snel naar beneden en volgen de kolkende stroom. We laten de naaldbossen achter ons en snel wordt het warmer; gele en rode kerstrozen bloeien op hoge stengels, appelsienenbomen dragen rijpe gele vruchten die langs de kant van de weg verkocht worden; we slaan meteen een voorraad vitamice C in. De eerste bananenbomen verschijnen, kristusdoorn groeit op afscheidingsmuurtjes; efficient en veel mooier dan de klassieke glasscherven. We zijn terug in de subtropische zone van de Himalaja. De bergen zijn terug groen in al zijn schakeringen. De witte sneeuwpieken piepen een beetje verlegen, zo lijkt het, nog net uit boven de lagere toppen die nu volledig het landschap beheersen. Akkertjes en terrassen zijn vruchtbaar, de Tibetaanse huisjes en de veetelers hebben we achtergelaten in de desolate hoge valleien. Kleie boerendorpjes verschijnen met een Nepalese bevolking. Buffels en koeien hebben de yak vervangen.
We zijn waarschijnlijk bij de laatsten die de bekende route vanaf Jomsom tevoet afleggen. Binnenkort is het gedaan en volgen bussen met toeristen die in enkele uren tot in het hartje van de Himalaja zullen rijden. Vrachtwagens zullen de ezelskaravanen vervangen, jeeps en auto's nemen dan de plaats in van dragers en sjerpa's zullen zich omscholen tot chauffeurs. Vooruitgang is mooi, maar de charme van de karavanen zal definitief tot de geschiedenis behoren.
Gelukkig is de Thorung-La een ietsje te hoog om ook daar een weg te bouwen en zo het hele Annapurnamassief te ontsluiten, maar ik vertrouw die Chinese ingenieurs voor geen haar; ik zie ze binnenkort al een tunnel graven ...
Na acht uren stappen komt Tatopani of "Warm Water" in zicht; een groot dorp met een warmwaterbron dat zich volledig op het bergtoerisme heeft ingesteld; vanaf hier start de moeilijke vijfdaagse naar het Annapurna Base Camp of het ABC-Camp zoals iedereen het noemt.
Aan bergschoenen, warme Gore-Tex-jassen, sjaals, mutsen en ander materiaal is hier geen gebrek.
De knallen van de explosies rollen door de vallei als donderslagen als we in het restaurant voor onze verdiende applepie zitten.

22.11.2007: dag 129: Marpha - Kalopani



De laatste dagen bepaalt de wind wanneer we moeten opstaan en dat is vandaag opnieuw voor dag en dauw als er windstile heerst in de Kali Gandaki. Na ons ontbijt in het beste guesthouse tot hiertoe op onze veldtocht, stappen we langs appelboomgaarden richting Kalopani, vijf uren verder. Het begin is een vervelende etappe over een brede keienweg waar jeeps en tractoren het stof nog eens extra doen opwaaien. Sedert enkele jaren heeft de regering het pad verbreed zodat deze geisoleerde streek ontsloten wordt en toegang heeft tot de buitenwereld. Goed voor de bevolking maar minder pittoresk voor ons. Binnen enkele jaren is het hele traject Jomsom-Pokhara over de weg bereikbaar en houdt de trekking op te bestaan als toeristen met luxe autocars aan het Annapurnamassief komen vergapen. Tegen de middag waait het opnieuw onaangenaam hard. Grijze stofwolken worden opgejaagd en hangen als nevels in de vallei. De massieve stompe piek van de Dhaulagiri en de reusachtige gletsjer kleeft tegen de steile wand. De top is bijna altijd verborgen in witte ijsnevels vanwege stormen die rond de top razen.
We dalen nauwelijks op onze brede weg. We lopen opnieuw op het niveau waar dennen en pijnbomen verschijnen. We zijn de schrale dwergbegroeiing voorbij. We meanderen verder tot het dorp Kalopani. De hele omgeving wordt nu gedomineerd door imposante uitzichten op de reuzen Dhaulagiri, de Nilgiri's en de Annapurna's: pieken tot 8000 meter! We stappen tegenwoordig op automatische piloot en dat komt misschien wel omdat we stijf staan van de rode bloedlichaampjes na de hoogtestage van de afgelopen weken. Bij een dopingcontrole zouden we ongetwijfeld van bloeddoping of minstens epo-gebruik worden beschuldigd en zonder pardon uit de wedstrijd worden gezet ...
Ruben en Jasmien zijn steeds vooraan in het peloton te vinden in het zog van gele truidrager Lakpah, Sander en ik houden ons uit de wind in het midden en Kristien loopt tevreden in de staart van de koers met Theez als eeuwige rode lantaarn.
Voor Ruben wordt de tocht echter wat lang; hij kijkt al dagen uit naar de ereronde op de Champs Elysee en heerlijkheden van de grootsteden Kathmandu of Pokhara.
In het restaurant van ons nieuwe teahouse is het lekker warm; de ijskou is verdwenen en het is nu gewoon aangenaam koud. Op de tafel ligt een dikke deken die tot op de grond reikt. Eronder brandt een houtskoolvuurtje. Of dat gezond is weet ik niet, maar het voelt lekker warm aan de benen. We krijgen de mooiste zonsondergang voorgeschoteld: alle sneeuwtoppen staan in vuur en vlam, een koude volle maan verschijnt boven de Tukchepiek. Wij zitten met onze benen onder de verwarmde tafel en spelen scrabble.

21.11.2007: dag 128: Kagbeni - Marpha



Om de felle winden die de Gandakivallei in de late voormiddag beginnen te teisteren, voor te zijn moeten we voor negen uur terug op weg. We verkennen nog even het oude dorp en wandelen tot aan de grenspost die de toegang verleent tot de route naar het legendarische koninkrijk van Mustang. Voor zevenhonderd dollar mag je verder wandelen; een beetje veel voor meer bergen, vinden we ...
We lopen afwisselend in en uit de rivierbedding; er is geen echte weg of pad meer; het is vervelend en moeilijk lopen op ongelijke ronde keien. Vlak voor Jomsom duiken onze kamaraden Maoisten terug op. Een echte controlepost, openlijk en uitdagend; de rode vlag wappert. We tonen ons recuutje van de eerste ontmoeting. Het meisje dat vandaag de toeristen mag afpersen wuift ons verder. Trekkers die de richting Kagbeni willen volgen moeten hun doorgang afkopen. Nauwelijks enkele kilometer verder heeft het Nepalese leger een grote basis. De Maoisten worden met rust gelaten. Het leger controleert de steden en grotere dorpen; de Maoisten zijn baas op het platteland. Voorlopig is iedereen tevreden met deze patstelling. Of dat zo blijft duren is maar de vraag. In het parlement, waar de Maoisten de grootste partij zijn wordt er weinig vooruitgang geboekt inzake regeringsdeelname en de beloofde verkiezingen die voor deze maand gepland waren, zijn voor onbepaalde tijd uitgesteld.
In Jomsom moeten we ons weer registreren: een keertje bij de politie en even verder nog eens om onze permit te controleren.
De voeten van Ruben zien er verschrikkelijk uit; hij heeft overal kleine wondjes ten gevolge van knellingen in zijn bergschoenen bij het beklimmen van de pas. In een winkeltje verkoopt Kristien de schoenen; zo zijn we van deze ballast verlost. Ondertussen is de wind in alle hevigheid toegenomen. Hij waait de vallei binnen langs de ijzige Nilgiri en Dhaulagiri met pieken van rond de 7000 meter. We moeten pal tegen de schrale wind verder richting Marpha, anderhalf uur verder door de brede keienbedding van de Gandaki.
De lucht die de afgelopen weken steeds strak blauw was, begint stillaan meer en meer te bewolken; we naderen opnieuw de groene valleien waar moessonwinden het vocht in regen laten vallen. Een grote gompa, gelegen op een heuvel kondigt Marpha aan, een prachtig dorp en een perfect rustpunt. De huisjes zijn uit steen en houten raampjes zijn gegraveerd met geometrische figuren. De straatjes zijn geplaveid en worden proper geveegd. In het midden loopt een afgedekt rioleringssysteem. Marpha lijkt een voorbeeld van goed bestuur; volgens mij is Yves Leterme hier ooit langs gekomen. Brandhout ligt netjes gestapeld op de daken. Er heerst een zekere eenvormigheid in Marpha; alle huizen zijn hetzelfde, allemaal witgekalkt en in dezelfde stijl. Zelfs de hoogte van de houtstapels is overal hetzelfde. Het dorp geeft een goede indruk van hoe Kathmandu er eertijds moet hebben uitgezien. Als Marpha een treinstation zou hebben dan zouden ze hier stipt op tijd vertrekken.
Het restaurant in ons guesthouse serveert heerlijke schotels; rösti met kaas, spaghetti en natuurlijk de onovertroffen applepie. Aan de tafeltjes zitten gasten met tevreden gezichten. De vrieskou is verdwenen; er groeien geraniums in het tuintje.
’s Avonds passeert een karavaan pony’s. De hoeven doen “klopperdeklop” op de leien bestrating. Als afsluiter drinken we een klare appelbrandewijn die gestookt wordt van de appelen die hier weelderig groeien in de omgeving.
Wat een heerlijk plaatsje!

20.11.2007: dag 127: Munktinak - Kagbeni



Vanmorgen zijn er geen bergpassen over te steken en dus mogen we uitslapen. We staan laat op; om negen uur: ontieglijk laat voor ons doen dezer dagen. Het is overal ijskoud en winderig in ons Bob Marley Guesthouse. De andere trekkers die hier na de lange tocht van gisteren belandden beginnen zich ook nu pas te roeren. Na een laat ontbijt vertrekken we voor een korte drie uur durende afdaling verder de vallei in naar het duizend meter lager gelegen dorp Kagbeni in de Kali Gandaki vallei. Verder noordwaarts richting China is enkel toegestaan mits een speciale en vooral dure permit.
Wat een gemak is dat zo’n lichte afdaling over een breed weggetje. Met een beetje leedvermaak zien we anderen gepakt bergop ons tegemoet stappen; het mag ook wel eens omgekeerd zijn ...
Kagbeni, voor reizigers in de Himalaja is het de “Final frontier” gelegen op de samenvloeiing van twee grote rivieren; de Kali Gandaki zal vanaf nu onze wegwijzer zijn in de komende dagen als we verder het tweede stuk van de tocht afwerken naar de lagere valleien. De Kali Gandakivallei ligt tussen de Annapurna’s en de Dhaulagiri en dat veroorzaakt een felle en droge onaangename wind die het stof in de vallei doet opstuiven. Als je goed zoekt vind je in de bedding zwarte keien die, als ze gekliefd worden, fossiele resten van ammonieten bevatten. Ooit was dit gebied een oceaanbedding!
Achter ons zien we voor het eerste de Thorung-La-pas in het wit en ondertussen minstens twaalf uren klimmen veraf.
Onderweg verkopen dorpelingen sappige harde appeltjes: heerlijk! Ons eerste fruit in dagen. De tenen en knieën doen nog pijn van de afdaling van gisteren en het is alweer hoog tijd dat we Kagbeni zien liggen. We vinden een mooi onderkomen in de “Snow Lion and Dancing Yak” in het midden van het oude dorp aan een beekje. Bladeren vallen van de bomen en overdag is het een zuinige twintig graden; de wind droogt de lippen uit, het is dan ook herfst in de Himalaja.
Het oude dorpje is een puinhoop van vervallen stenen huisjes in twee of drie verdiepingen. De eeuwenoude straatjes bestaan uit grote leistenen platen. Houtbundels drogen op de platte daken. Koeien en enkele yaks en geiten zoeken naar afval in de overdekte steegjes. Enkele winkeltjes verkopen harde gele yakkaas die lekker sterk smaakt, wat verrimpelde appeltjes en Chinees bier. Er is zelfs een Mac Yakrestaurant met de bekende M en kleuren van de illustere Mac Donalds.
Onze sherpa Lakpah is erg gevoelig aan alcohol. Na enkele glaasjes ’s avonds wordt hij bijzonder spraakzaam en begint hij, in een mix van Nepali en Engels onsamenhangde verhalen te vertellen. We ondergaan zijn gewauwel tijdens het avondeten. Na een tijd ontdekken we de rode draad in zijn verhaal: het trekkingagency in Kathmandu keert hem nauwelijks de helft van het bedrag uit dat wij eraan betalen voor zijn diensten. Dat betekent dat hij en Theez nauwelijks vijf euro per dag verdienen; het is schandalig en mensonterend. We maken hem duidelijk dat we deze zaak zullen regelen als de trektocht in Pokhara eindigt. Hij lijkt er tevreden mee.

foto volgt

19.11.2007: dag 126: Thorung Phedi - Munktinak



Om half vier in de ochtend is het al druk: een groep Franse maakt zich luidruchtig klaar om in het donker en met koplampjes naar boven te gaan. Wij doezelen nog wat verder maar om half vijf kruipen we met tegenzin uit onze warme cocon; we zien er tegenop om de hoge klim aan te vatten. We weten niet of iedereen in perfecte conditie is en vrij zal blijven van de gevreesde hoogteziekte als we straks meer dan duizend meter hoger moeten klimmen. We zijn alleszins voldoende geacclimatiseerd in Manang en de vorige dagen hebben we geen klachten meer gehad.
Het is duister als we om vijf uur langzaam het zigzagpad tegen de helling omhoogklimmen. De bergen en de witte toppen steken melkwit af tegen de heldere lucht. Sterren fonkeren in het ijskoude zwerk. We zijn goed ingeduffeld en dragen zowat alle warme kleren die we bijhebben. Ruben heeft voor het eerst zijn schoenen aan; zijn tenen zouden er vandaag zeker afvriezen. Het is – 15 graden. We vorderen maar heel traag omhoog. Na een uurtje wordt het licht en de hoogste toppen worden al verlicht door de zon in een gelige kleur. We naderen het Thorung Pedi High Camp. Dit moet wel het koudste hotel op aarde zijn, gelegen op 4500 meter hoogte op een winderige helling. Alle gasten zijn al vertrokken naar de pas. In het frigogekoelde restaurant kunnen we even uitrusten van de inspannende eerste klimpartij. Kristien volgt na een half uur in het gezelschap van haar schaduw Theez en die nooit van haar zijde wijkt. Ze lijkt het moeilijk te hebben.
We hebben nu de ijszone bereikt en we moeten verder via besneeuwde paden die zich langs diepe maar gelukkig schuine ravijnen slingeren; het wordt een fantastische glijpartij naar beneden als je hier een stapje verkeerd zet ...
Kristien heeft bergschoenen met gladde zolen en ze kan nauwelijks haar evenwicht houden op de hard bevroren en amper dertig centimeter brede ijspaden. Theez doet zijn uiterste best om haar echt te houden; hij is een goede en bezorgde jongen die , terwijl hij zelf onze zware rugzak meetorst, alles doet om Kristien veilig door de ijsvallei te loodsen. Het blijft koud, we stijgen geleidelijk en de sneeuw bemoeilijkt onze vooruitgang. Op de valleizijde die overdag in de schaduw ligt blijft sneeuw liggen of ontdooit en vriest ’s nachts terug aan, wat de omgeving spekglad maakt. Thorung-La nadert maar telkens als je denkt er bijna te zijn doemt er in de verte een nieuwe helling op. In het totaal zijn er vijf van deze “valse passen” of bulten die pas op het laatste moment zichtbaar worden en die de strompeltocht met minstens een half uur verlengen.
De felle zon en de sneeuw zorgen voor een verblindend licht; gelukkig hebben we goede zonnebrillen bij de hand. Op deze grote hoogte is een verblijf in de sneeuw gevaarlijk en is het risico op sneeuwblindheid zeer groot, en daar hebben we mu geen behoefte aan. Kristien en Jasmien volgen zeer traag en lopen een half uur achterop. Iedereen heeft zo zijn eigen tempo. We schuifelen als oudjes in het bejaardentehuis, voetje voor voetje. De hoogte begint zijn tol te eisen: elke inspanning is teveel; Snickers en mars zorgen voor instantenergie en de kaasbroden die we meebrachten zijn tegen de middag allemaal opgegeten.
Eindelijk komt een einde aan de lijdensweg: Thorung Pedi wordt definitief zichtbaar; gebedsvlaggetjes kondigen de hoogste pas aan. Een monumentje heet ons welkom en wenst ons meteen proficiat dat we de 5450 meter hebben gehaald.
Voor ons ontvouwt zich een gigantische vallei en een nieuw bergmassief met de Daulaghiri geheel in het ijs gehuld en andere pieken van meer dan zesduizend meter. We kijken over de bergen heen alsof we in een vliegtuig zitten. Je bent sprakeloos, blij en opgelucht tegelijk. We staan uiteindelijk zeshonderd meter hoger dan de hoogste berg in de Alpen, de Mont Blanc!
Kristien volgt pas een uur later, ondersteund door Theez; ze is doodop en heeft nauwelijks energie om zich zelfstandig voort te bewegen.
Een rustpauze in het theehuisje op de pas is noodzakelijk. Hier wordt, naar alle waarschijnlijkheid de duurste thee van Nepal geserveerd. De prijs voor een kop is vertienvoudigd!
Een familiefoto bewijst en bezegelt onze aanwezigheid op de Thorung-La!
“What goes up must come down”. De moeizame klim en de energie die eraan werd besteed zal helemaal teniet gedaan worden door een afdaling naar de vallei die diep en wazig in de verte en minstens anderhalve kilometer lager ligt.
Het pad duikelt meteen naar beneden door sneeuw- en ijszones. De wind komt van de overzijde en waait koud in het gezicht. Het is moeilijk om je recht te houden op de bevroren ondergrond, maar het gaat tenminste bergaf en vooruit met nu en dan een slip- of valpartij zonder erg. Beneden de sneeuwzone gaat het pad over in een oneindige zigzag. Knieen en tenen worden constant belast en na een tijd voelen de benen aan als bibberende elastieken. Het pad wordt glibberig door half bevroren ijs onder losliggende stenen en gruis dat onder de schoenen wegglijdt zodat je constant bezig bent met een evenwichtsoefening die alle aandacht opeist om niet ten val te komen of je voeten niet te bezeren. Ruben heeft daar allemaal geen last van en heeft zijn bergschoenen geruild voor de slippers en beweegt zich als een berggeit. Na tien inspannende uren komt Munktinak in het zicht, maar het is nog ver dalen vooraleer we er zijn.
Een ijzeren hangbrug geeft toegang tot het dorp. Enkele Tibetaanse kloosters markeren het centrum van het dorp dat verder uit enkele tientallen woningen en een handvol guesthouses bestaat. Het bergmassief dat daarstraks vanaf de pas klein en nietig leek, doemt nu als een reusachtige wand naast ons op. We zijn allemaal doodop. Dit leek eerder op een dodentocht dan een dagje leuk trekken in de bergen. De route moest echter op een dag afgelegd worden; in de sneeuwzone achterblijven is gevaarlijk zonder tent.
Theez en Lakpah deponeren onze rugzakken in onze kamers. Ze zien er beiden zeer ontspannen uit en nog bijzonder fit en goedlachs; eigenschappen die bij ons totaal ontbreken.
Het enige van tel is een warm bed, genoeg eten en een lange rustige nacht en niemand heeft hier een probleem mee.
Morgen hoeft het niet zo vroeg dag te zijn. De afdaling naar Kagbeni duurt maar drie uren.

18.11.2007: dag 125: Yak Karka - Thorung Phedi



Ik heb de hele nacht naar lucht zitten happen. Vanaf het moment dat je indommelt gaat de ademhaling trager en komt er minder zuurstof in de longen met een luidruchtige hap als gevolg. Het is vermoeiend en frustrerend.
De anderen hebben hier weinig of geen last van. Het zullen mijn vissengenen wel zijn ...
Het is alweer ijskoud ’s morgens; het vriest stenen uit de grond. Een heel klein wasje in een kommetje water is het enige dat haalbaar is. De yaks die overnacht hebben naast de lodge hebben in hun dikke vacht geen last van de koude.
Er zijn geen symptomen van hoogteziekte te bespeuren en we kunnen dus de weg bergop vervolgen. Na een stevige pap en wat snickers als opkikker in de rugzak, zijn we om negen uur weer onderweg en we zijn niet alleen. Tientallen fluojasjes zijn al vertrokken en velen volgen het smalle paadje door een dor en onherbergzaam gebied. We lopen nu hoog tegen de bergwand; de afgrond is akelig diep, beneden stroomt de rivier. We stijgen geleidelijk boven de 4500 meter. Ademen is vermoeiend en vooruitgeraken in het stof is dat nog meer. We laten stilaan de Annapurna achter ons; nieuwe pieken verschijnen. Als we het basiskamp Thorung Pedi zien liggen weten we meteen waar de finale klim van morgen zal beginnen. Twee pony’s met twee trekkers keren terug; het koppel heeft last van hoogteziekte en moet zo snel mogelijk terug naar beneden afdalen.
Jasmien heeft last van haar voeten; twee kleine tenen knellen in de schoenen en iedere stap doet pijn. Voorlopig hebben we geen oplossing dan verder te gaan. Ruben stapt nog steeds op slippers en is dat morgen ook van plan als we de pas opgaan. We zullen dat nog wel eens bekijken als het zover is. Het basiskamp is een reeks aaneengesloten stenen barakken met primitieve ijskoude kamertjes met houten bedden en een matras. Gelukkig worden zware warme dekens verstrekt. Onze slaapzakken alleen zouden de koude niet kunnen tegenhouden. De eetruimte is gezellig warm. De prijzen op het menu zijn, net zoals de bergen, op hun hoogste niveau gekomen. Een tas heet water kost een veelvoud van gisteren, maar de grootste verrassing is het uitgebreide assortiment verse koeken en cakes die ter plaatse in de bakkerij worden gebakken. We zitten op minstens zeven dagen van de bewoonde wereld en hier eten we vers gebak in het hartje van de Himalaja op 4500 meter hoogte. Fantastisch is dat !
Naarmate de dag vordert geraken alle kamers bezet, het restaurant serveert stevige schotels die trekkers na de inspannende klim wel aanspreken.
We moeten alweer vroeg te bed is onze airconkamer. Morgenvroeg om vijf uur starten we de laatste klim naar de pas die ons al dagenlang in de ban houdt. Hopelijk is iedereen morgen in goede conditie; er is geen weg meer terug.
In het pikkedonker in de slaapzak begin ik allerlei symptomen van hoogteziekte te voelen: “Oei, doet mijn hoofd niet wat pijn of zit het al vol water? Die spaghetti ligt precies op de maag ... Zijn mijn vingers nu niet wat dikker geworden ... Ik voel me precies wat misselijk of toch niet echt ...”
Sander snurkt de slaap der rechtvaardigen.
Was het al maar ochtend ...

foto volgt

17.11.2007: dag 124: Manang - Yak Karka



We zijn er mentaal en fysiek klaar voor; laat de pas nu maar eindelijk komen; we lusten hem rauw ...
Onze twee sjerpa’s staan iedere ochtend als eersten klaar en steeds met een brede lach en altijd goed voor een grapje.
We vatten het eerste stuk van de 5400 meter hoge Thorung-La aan, en dat is meteen de hoogste begaanbare oversteek in de bergen ter wereld. De ochtendlucht is helder en de sneeuwpieken weerkaatsen verblindend in het zonlicht. Na het bezoek aan de bakkerij is de mand appelkoeken met twaalf stuks geslonken. We doen nog een voorraad suiker in want dat wordt een kostbaar product wat hogerop. Het pad stijgt niet meer spectaculair maar het gaat onverbiddellijk en gestaag bergop. Ademen gaat moeizaam en we vorderen met een slakkegangetje. Samen met een groep van een twintigtal fluorgele Zwitsers en wat kleinere groepjes doen we haasje-over tijdens de vier uur durende klim naar de pas. De plantengroei verdwijnt geleidelijk; enkel nog wat taaie dwergdennen en harde bodembedekkers overleven nog in dit klimaat. Kleine beekjes zijn nog bevroren in dit ochtelijk uur. In de verte horen we een hels gekraak; de gletsjer beweegt. De zon, in combinatie met de ijle lucht zorgt voor een merkwaardig fenomeen: afstanden zijn nog moeilijk in te schatten, de bergtoppen lijken bedrieglijk nabij. Menselijke bewoning houdt op; op enkele uitzichtpunten houden enkele volhouders een theehuisje open voor de dorstigen en wordt een krachtige aardappelcurry verkocht tegen woekerprijzen.
We overschrijden de vierduizend meter grens. Aan de voet van een sombere bergwand ligt Yak Karka; enkel stenen huisjes en een handvol lodges, voorlopig nog in de zon. Als deze al snel achter de berg verdwijnt is het een bitterkoude plek. De lodge heeft geen stromend water en er is geen elektriciteit meer op deze afgelegen plek. De kamertjes in het houten gebouwtje tochten. Op de helling beneden graast een kudde yaks, mooie runderen met een dikke zwarte vacht en lange haren die die tot op de grond reiken. Het enige warme plekje is in de ‘Dinner Hallo rond de stoof die gestookt wordt met gedroogde yakstront ”. Iedereen voelt zich behoorlijk goed op deze nieuwe hoogte. Sander en ik hebben ondertussen een snotvalling opgedaan als gevolg van de grote temperatuurverschillen. Jasmien is helmaal hersteld en heeft de hele wandeling op kop gelopen en Kristien is, zoals vanouds traag maar zeer betrouwbaar en oerdegelijk.
Een koude douche met water uit de emmer in een hokje bij – 5 graden is enkel weggelegd voor ijsberen en daar horen wij niet bij. Om acht uur gaan we volledig gekleed en in onze donsjassen in de slaapzak. Het wordt een koude nacht in Yak Karka of “De plaats van de Yaks”.


foto volgt

16.11.2007: dag 123: Manang


‘s Nachts vriest het hard: alle kranen zijn bevroren, er is zelfs geen water voor een kattewasje. Vandaag dus een acclimatisatiedag wat niet wil zeggen dat we de hele dag op onze rug mogen liggen. Om te controleren of ons lichaam grotere hoogten aankan, maken we een klim van ruim driehonderd meter naar het uitzichtspunt op de Gangapurnagletsjer. Het pad volgt het turkooisekleurige gletsjermeer. Stof waait op bij iedere moeizame stap naar boven. We naderen de sneeuwgrens in een dennenbosje. Een steile zigzag leidt naar een theehuisje en zicht, onder een staalblauwe hemel, op zowat alle sneeuwpieken van de Annapurna en de gletsjer die in een gigantische kom gevoed wordt met ijs. De jongens wachten ons al een tijdje op als we alledrie hijgend het theehuisje bereiken. In de verte loopt het pad richting Thorung-La. Jasmien voelt zich goed op deze hoogte van 3800 meter. Dat ziet er dus goed uit als we morgen verder willen. De keelpijn is bijna volledig weg en het medicijn Diamox houdt de hoogteziekte onder controle.
Een uurtje later zijn we terug beneden. De rest van de middag relaxen we in de kamer, achter het vensterglas en uit de wind is het aangenaam warm.
Theez, onze tweede drager loopt al de hele week gekleed in enkele t-shirts en een dun trainingvestje. Hij heeft geen andere warme kledij meegebracht. Het is onverantwoord om hem hier en zeker de volgende dagen in de felle vrieskou te laten rondlopen. We kopen hem een warme winddichte jekker in de trekkersshop van Manang. Hij is er blij mee. Ons wasgoed kan deze namiddag volledig drogen in de zon; deze morgen hing het strijf bevroren op de lijn.
Ruiters op pony’s rijden door het stof Manang binnen. Op de akkers zoeken yaks en ezels naar wat stroresten die achterbleven na de maisoogst. Vrouwen dragen grote manden gevuld met brandhout dat hier bijzonder schaars is. Oude gerimpelde mannen draaien de gebedsmolens. De school is gesloten. De wind giert hoorbaar in de steegjes en de gebedsvlaggetjes wapperen strak boven de daken van de huizen. Ergens klinkt Chinese muziek uit een verre radio. Er is geen enkel gemotoriseerd verkeer, geen brommers, niets. De eerste auto rijdt vijf dagmarsen hier vandaan. Ruben vindt dat we in een schooiersdorp vast zitten. Onze afzondering in de bergen brengt hem stilaan de wanhoop nabij; hij heeft al een hele tijd geen computer meer aangeraakt en dat beinvloedt stilaan zijn humeur. Hij vertoont afkickverschijnselen als gevolg van zijn verslaving aan het onlinecomputerspel “Runescape”. De enige remedie is een uurtje aan een willekeurig beeldscherm, maar hierop moet hij mog minstens een tiental dagen wachten en intussen moet hij het doen met een natuurdocumentaire van National Geographic over de Himalaja. Als hij dat maar overleeft ...
De arts van het ziekenhuis doet een lezing omtrent het verschijnsel EMS of hoogteziekte. Het is een boeiende uiteenzetting die ons net niet de stuipen op het lijf jaagt. Symptomen en behandeling van deze mogelijk levensbedreigende ziekte worden nauwkeurig opgesomd en beschreven. Jasmien heeft inderdaad verschijnselen van een milde vorm van EMS. De behandeling met Diamox is voldoende en onze rustpauze in Manang is het beste medicijn. De arts vindt het OK als we morgen het eerste deel van de beklimming aanvatten en nadien de situatie opnieuw inschatten. Bij problemen moeten we meteen afdalen. We bereiden ons voor op morgen. We slapen zeer licht.

foto volgt

zondag 25 november 2007

15.11.2007: dag 122: Braga - Manang



De grote hoogte laat zich nu pas goed voelen: slapen is een vermoeiend proces. De lucht bevat te weinig zuurstof. Soms hap je naar adem zoals een vis op het droge. De toestand van Jasmien verbetert niet: integendeel, ze voelt zich vandaag ook nog eens lusteloos, wat misselijk en ze heeft hoofdpijn. Symptomen van hoogteziekte? In Manang zijn er dokters. We vertrekken dus vroeg. Manang is slechts een half uur stappen. We vinden een lodge en checken onmiddellijk in: twee mooie kamers op de zonnekant met zicht op een enorme sneeuwwand en de Gangapurnagletsjer.
We gaan dadelijk naar de dokterspost die gerund wordt door Britse en Amerikaanse vrijwilligers tijdens het trekkingseizoen. In het kleine lokaaltje worden we ontvangen door een vrouwelijke Schotse arts. Jasmien heft inderdaad een keelontsteking en sedert enkele uren heeft ze wat gezwollen vingers en tenen. Ze moet overschakelen op penecilinne. Bovendien lijdt ze aan een milde vorm van hoogteziekte wat de hoofdpijn, gezollen vingers en tenen en lusteloosheid verklaart. Het is allemaal niet ernstig en vooral vervelend.
De wondjes van Ruben worden eveneens behandeld met een antibioticum; zalfjes helpen niet meer.
Vandaag en morgen moeten we op doktersbevel hier in Manang verder acclimatiseren en de dagen erna mogen we niet meer dan vierhonderd meter per dag stijgen. Dat betekent dat we drie dagen nodig zullen hebben vooraleer we de Thorun-La bergpas op 5450 meter kunnen oversteken. We hopen dat Jasmien snel recupereert om de klim aan te kunnen. Morgen moeten we, volgens de dokter, wel een korte klim van enkele uren doen en nadien terug afdalen om na te gaan of ons lichaam de grotere hoogte accepteert.
Het ereloon van dertig USD dient voor de behandeling van de Nepalese inwoners uit de verre omgeving en die anders geen toegang zouden hebben tot medische hulp. Verder worden van hieruit reddingsoperaties in de bergen georganiseerd en worden hulphelicopters opgeroepen uit Kathmandu. We doen dus aan ontwikkelingshulp door naar de dokter te gaan.
Het thuisfront kunnen we heel even informeren: in de koffieshop staat een computer met internetverbinding. De kost is astronomisch om enkele minuten online te zijn.
In Manang beginnen de bergen waar alle andere bergen in de wereld eindigen. Tegenover het oude Tibetaanse dorp waar de laatste vijfhonderd jaar niets is veranderd strekt zich een groot deel van het Annapurnamassief uit met meerdere toppen van boven de 8000 meter; een kolossale muur van sneeuw en rots waar je ademloos naar opkijkt. Ijselijke winden doen de sneeuw op de hoogste toppen opwaaien in witte nevels. De toppen lijken zo nabij in de ijle lucht dat je ze met de hand zou kunnen aanraken. Een helicopter komt klapwiekend aangevlogen uit een witte vallei; hij lijkt op een insect tegen de gigantische wanden van de berg.
Het nieuwe Manang met zijn enige geplaveide straat is een stoffig nest dat nog het meeste lijkt op een set van een western met zijn houten barakken met zinken daken en klapdeurtjes. Er is er een apotheek, bakkerij, enkele liquorshops, restaurantjes en stenen lodges voor passanten van een nacht. Nu en dan passeert een muilezelkaravaan. Tegen de schuttingen zitten, warm ingeduffeld, mannen met mutsen op het hoofd en de handen in de zakken wat nors naar de voorbijgangers te kijken. In het movietheatre, een houten barak met houten bankjes en kussens van Yakhuiden speelt straks de film "Seven years in Tibet" Toepasselijker kan het niet. Sander en Ruben gaan kijken.
Trekkers blijven hier meestal enkele dagen hangen, calorieen opdoend en genietend van applepies vooraleer de lange klim naar de pas aan te vatten.
In een wolk van geel stof vinden bruine langharige bergeiten met gekrulde horens de weg terug naar het dorp.
Koude maakt zich meester van Manang, de straat is verlaten en iedereen zoekt de warmte binnen op.

14.11.2007: dag 121: Upper Pisang – Braga



Het is moeilijk om in te slapen op een hoogte vanaf drieduizend meter. De lucht is ijl en regelmatig moet je even naar adem happen. Bij het eerste licht om half zeven is iedereen wakker. Het is bitterkoud buiten. De top van de Annapurna II vangt als eerste het zonlicht. Het panorama is werkelijk adembenemend. Je voelt je zo nietig midden de grootsheid van de bergreuzen. Het wasgoed is deze nacht gevriesdroogd. Jasmien heft nog steeds keelpijn maar iets minder dan de vorige dagen, maar nu ligt de antibiotica haar bljkbaar op de maag. Rubens’ wonden willen maar niet genezen; hij moet dus verder op slippers en dat betekent dat de wonde verder infecteert in het opwaaiende stof. Trekkers die we onderweg ontmoeten vragen zich bezorgd af of die jongen zich geen schoenen kan permitteren. We antwoorden dan maar dat hij later sjerpa wil worden en nu alvast oefent …
We vervolgen onze weg beneden in de vallei die steeds breder wordt. Het paadje stijgt geleidelijk. Het landschap wordt droger en bruiner. Er groeien kleine coniferen en doornige struikjes. Dennen worden niet hoog: felle winden die de vallei teisteren breken de toppen af. Onthoofd en met takken die in de hoofdwindrichting groeien staan ze wat invalide verspreid in de valleibodem. Naarmate we vorderen doemen nieuwe sneeuwreuzen voor ons op: Annapurna IV. Miljoenen tonnen sneeuw zijn vlak in de buurt maar de boeren zijn op irrigatie aangewezen en water is kostbaar. De moessonwinden uit het zuiden geraken niet meer over de bergen tot deze afgelegen valleien zodat er een soort koud woestijnklimaat heerst. China en Chinees Tibet zijn niet meer veraf.
De grond is kurkdroog en rivierwater wordt via kanaaltjes naar de akkers gevoerd. Nu en dan komen we een karavaan pony’s tegen, gepakt en gezakt met goederen en verder op weg naar het diepe binnenland. We passeren steeds meer Tibetaanse dorpjes waar de mensen zeer primitief en kouwelijk de nachten moeten trotseren. Groepjes kleine kinderen in dekens gewikkeld en met snotneuzen roepen ons na; “Namastee! You have pen?”
Sander marcheert zonder poblemen en met grote stappen, Jasmien doet flink haar best om te volgen en Ruben sloft vrolijk verder op blote voeten in de slippers. Onze trekkingpermit wordt nog eens afgestempeld. In de namiddag komen we aan in Braga op 3500 meter hoogte. Het is een oud traditioneel dorp gebouwd tegen de bergwand met boven een Boeddistisch klooster. Kleine vierkanten huisjes met platte daken zonder enige vorm van confort staan als blokkendozen boven elkaar. Smalle aarden doorgangen vormen de straatjes. Het klooster is dicht als we buiten adem boven komen.
We logeren in het ‘Yak Guesthouse” in twee tochtvrije kamertjes en voor het eerst in dagen genieten we van een warme douche.
‘s Avonds kruipen we allemaal rond de houtkachel, samen met enkele Fransen en een Duitser. Er branden slechts drie lampjes in het hele guesthouse. Het wordt weer vroeg slapen als de hout stilaan opbrandt en een kilte zich opnieuw meester maakt in het restaurantje.

foto volgt

13.11.2007: dag 120: Chame - Upper Pisang



Weeral een erg koude nacht onder het zinken dak in onze houten bungalow. Deze morgen schaffen we ons nog wat fleece rolkragen aan. Jasmien is gelukkig wat beter; ze lacht tenminste bij de keelpijn en ze voelt zich fit genoeg om verder te gaan. We wandelen Chame uit via de muur met gebedsmolens. We laten ze allemaal draaien, je weet maar nooit waar het goed voor is. Onderweg passeren we enkele typische Tibetaanse dorpjes met huisjes in natuursteen en met platte leien daken. Gebedsvlaggen wapperen furieus in de koude wind. We hebben Nepal verlaten; we trekken Tibetaans gebied binnen. De lucht wordt steeds ijler en er hangt een geur van dennenappels in de lucht. Vele bomen worden gekapt om trekkershutten en guesthouses van te bouwen. We stappen een enorm gletsjerdal binnen. De bergwanden zijn glad van het ijs dat duizenden jaren geleden naar beneden schoof. Een adembenemend uitzicht volgt op de Langtang en de achtduizend meter hoge Annapurna II en IV. Het pad eidigt in een brede vallei met hier en daar wat pijnbomen. De eerste yak verschijnt ten tonele. We hebben de drieduizendmeterzone overschreden. Een klein meertje zorgt voor drinkwater voor loslopende paarden. De omgeving is drastisch veranderd. Het lijkt alsof we in een ander land zijn beland.
De groep trekkers die de route bergop volgt begint stilaan in de plooi te vallen: we komen iedere dag dezelfde vermoeide gezichten tegen. Een groepje Britten van middelbare leeftijd die 's morgens als eersten wakker zijn, een constant tetterende Spanjaard die geen woord Engels spreekt en iedereen, incluis de Nepali in het Spaans toespreekt, met algemene hilariteit als gevolg, een eenzame Hollander, een drietal Duitsers en twee Hasselaars. Net zoals in een wielerkoers wisselen de posities, over het algemeen zitten we in de koppositie en bereiken we meestal als eersten de lodges voor de nacht. En vandaag is dat niet anders in Upper Pisang en genieten wij als eerste van een ijskoude douche ...
Beneden ligt Lower Pisang. Vanuit onze kamer hebben we een magistraal zicht op de volledige Annapurna II: acht kilometer berg in al zijn glorie; wie kan dat zeggen dat hij vanuit het slaapkamerraam een van de hoogste bergen ter wereld als buur heeft?
De keelpijn bij Jasmien wil maar niet echt verdwijnen.

foto volgt

12.11.2007: dag 119: Bagarchap - Chame



De nacht was koud en we zitten op nauwelijks tweeduizend meter hoogte. Gelukkig hebben we warme slaapzakken, maar of die de koude op grotere hoogten aankunnen valt nog te bezien. Jasmien is nu echt ziek: ze heeft felle keelpijn en slikken is bijna niet mogelijk. De medicijnen werken blijkbaar nog niet; dat heb je waarschijnlijk met pillen waar op de verpakking de aanduiding "retard" staat. Lakpah zweert bij gorgelen met zoutwater en een geel poeder uit de keuken van het restaurantje. We proberen het en wachten verder af.
Het duurt een tijd vooraleer we vertrekkensklaar zijn. Anderen zijn ons allemaal voorgegaan. In het "safe drinkingwater station" vullen we onze flessen met een nieuze voorraad veilig drinkwater. Je vindt deze stations op de hele Annapurnaroute. Het project wordt gefinancierd met de gelden die onder andere de trekkingpermits opleveren en op deze manier wordt er verhinderd dat lege plastic flessen het milieu vervuilen. Een goed project, en zo weten we meteen waaraan ons geld besteed wordt. We stappen richting Annapurna II die in de verte een beetje hoogmoedig boven alle andere toppen uitsteekt. Het pad stijgt geleidelijk en we bevinden ons nu in bossen van dennen en hoge pijnbomen. Diep beneden in de rvijn stroomt de rivier. 's Middags steken we een pas over en we bevinden on ineens in een reusachtig ampfitheater omgeven door bergpieken van boven de zesduizend meter. In een tochtig theehuis houden we lunchstop: gekookte aardappelen in de schil en Tibetaans brood moeten ons de energie leveren voor de komende drie uren naar Chame. Jasmien houdt zich, ondanks de voortdurende keelpijn zeer flink. Als we voorbij de bocht in de vallei komen doemt onverwacht het hele massief van de Annapurna II voor ons op. Vijf kilometer zichtbare bergen, ongelooflijk hoog en ongenaakbaar in de eeuwige sneeuw! Alle andere toppen zijn ineens herleid tot dwergen. Achter ons schittert de Manesluketen: zesduizend meter! Een kleintje.
Onze kamaraden Maoisten laten zich vandaag niet meer zien. Deze streek is te onguur en te moeilijk te controleren. Zij verkiezen de lagere heuvels die dicht bevolkt zijn zodat ze de steun van de dorpelingen kunnen opeisen en toegang hebben tot voedsel en onderdak. Dat hebben ze waarschijnlijk geleerd van collega-broeders Vietcongs.
Een uurtje later ligt het dorpje Chame met winkeltjes die warme kleding verkopen, een politiepost, een infirmerie en de klassieke guesthouses en restaurantjes. Na de kleine nederzettingen van de afgelopen dagen lijkt Chame een kosmopolitische stad.
We kopen meteen lange warme onderbroeken, handschoenen en mutsen: we voorzien grotere koude in de komende dagen.
Jasmien kruipt weer meteen in de slaapzak. Hopelijk verbetert de toestand morgen want terugkeren is een lange weg. In Manang kunnen we wat recupereren, maar dat is nog twee dagmarsen verder.
Eindelijk is er 's avonds wat warmte en moeten we niet om zeven uur in de slaapzak gaan liggen. In het restaurantje brandt de houtstoof en er heerst een gezellige sfeer met de andere kouwkleumende gasten bij een hete citroenthee en een stevige swiss rosti. De natte sokken drogen aan de lijn boven de kachel.

zaterdag 24 november 2007

11.11.2007: dag 118: Chamje - Bagarchap




Ruben heeft vannacht zo hard gevloekt en getierd omwille van feestende Diwali-vierders op de straat dat een bezorgde Engelsman in de kamer naast de onze enkele oorstopjes kwam brengen. Ik durf de mens niet meer onder ogen komen ...
De ochtend begint al slecht: de voet van Ruben ziet er niet goed uit: de wonde is vergroot, ettert en lijkt op een gaatje. Voorlopig houden we de wonde zuiver met betadine. Jasmien heeft erge keelpijn en voelt zich belabberd. We starten een antibioticakuur. We stappen voort: Ruben op slippers en Jasmien volgt eveneens: dapper kind! De ochtend is koel maar het warmt snel op bij de eerste zon. We volgen opnieuw de loop van de rivier. De bergewanden zijn hoog en verschillende watervallen kruisen ons pad en storten zich tientallen meters naar beneden.
Achter een bocht op het diepste punt van het dal wappert ineens een rode vlag met een gele hamer en sikkel. We schrikken op! Aan een houten tafeltje zitten drie figuren gehuld in jekkers: een Maoistische "controlepost". De woordvoerder introduceert zichzelf spontaan: "We are Maoists!" Ik wilde antwoorden: "So, and we are kapitalists, goodbye", maar ik houd wijselijk mijn mond. De man met de bril verzoekt ons vriendelijk en in perfect Engels om een soilidariteitsbijdrage te betalen voor de families van de "martelaren" die gesneuveld zijn in de strijd tegen het verfoeilijke regime van de koning van Nepal. Duizend roepies (tien euro) per persoon alstublieft!
De twee andere kompanen van het politbureau zitten - zoals echte communisten dat betaamd - ons wat zuur in te schatten. Zij hebben vast alle oude filmpjes van de zittingen van de plenaire vergaderingen de chinese communistische partij bestudeerd. "En waar we zoal vandaan komen?" "Belgium!" Hmm. Neen, dat spreekt niet in ons voordeel. Deze gasten zijn niet achterlijk en weten ook dat onze regering niet zo lang geleden het Nepalese leger voorzien heeft van moderne machinegeweren in hun strijd deze "ontluikende democratie te beschermen". Merci Louis Michel! Goeie zet was dat!
Na wat heen en weer gediscussieer worden onze kinderen (students, no money ...) vrijgesteld. Chairman Mao zou het trouwens zo ook gewild hebben ... Kristien en ik worden dringend verzocht de bijdrage af te dokken. Het is afpersing in zijn meest pure vorm. Het geld zal gebruikt worden voor eigen gewin, om smokkel en wapens te bekostigen. Niet betalen is riskant: zij hebben geweren en wij niet. De Nepalese politie is afwezig, er is geen centraal gezag en het hele gebied staat onder controle van de Maoistische strijders. Ik krijg in ruil voor mijn "vrijwillige bijdrage" een mooi rood afgestempeld ontvangstbewijsje op ons aller naam. De bril in de jekker verzoekt ons dit bewijsje niet te verliezen en te tonen aan de andere controleposten die we op onze weg kunnen tegenkomen, zoniet moeten we opnieuw een vrijwillige dotatie doen. We zeggen geen dankuwel en ook geen goeiendag als we de kameraden achter ons laten.
Ik zal deze bijdrage volgend jaar wel op mijn belastingsbrief in rekening brengen in de rubriek "Giften" en dat is aftrekbaar, meen ik! Ik heb het bewijs hiervoor!
Onze sympathie voor de rechtvaardige strijd is ineens bekoeld en we vertikken het om de eerste uren nog een theestop te doen ... verdomde mislukte proletariers, gangsters, maffiosi, afpersers, dieven ... Op een uitzichtspunt verderop genieten we van een warme thee ...
In het volgende dorp zitten politieagenten; zij weten wat er beneden gebeurt, maar niemand durft in te grijpen.
We verlaten de tropische zone; de weelderige plantengroei verdwijnt stilaan en maakt plaats voor knoestige bomen, taaie struiken en verderop dennenbossen op de hogere hellingen. We worden een tweede keer aangehouden; nu weer door de reguliere politie die onze trekkingspermit wil controleren. In het recuutje van de Maoisten is de agent niet geinteresseerd, hij herkent het papiertje en lacht een beetje groen.
In de vooravond komt eindelijk onze bestemming in zicht; enkele stenen huisjes en een paar guesthouses aan de rivier. De douche is lauw en de houten kamertjes tochtig en kouwelijk. De prijzen voor eten stijgen na iedere heuvelrug. We moeten ons budget bijstellen: rijst, eieren en thee kosten het dubbel van deze morgen en dat blijft verder gaan totdat we de Thorung-La-pas zijn overgestoken binnen een week.
Jasmien heeft nog steeds keelpijn en kruipt meteen in de slaapzak. Het avondeten wordt opgediend in een kille ruimte. De elektriciteit valt al vroeg in de avond uit.
Het is koud in Bagarchap.

10.11.2007: dag 117: Bahundanda - Chamje



De kinderen van Bahundanda hebben een groot stuk van de nacht gedanst en ons uit de slaap gehouden; het is hen vergeven op Diwali, feest van het licht. Het is hun enige vermaak een paar keer per jaar wat dansen en zingen; er is hier geen tv, geen internet of games, geen jeugdclub en voetballen in de heuvels gaat ook al niet, de bal valt hier wel erg diep naar beneden.
We zijn om half zeven wakker na een nachtrust van maar liefst elf uren! De lucht is helder en koel. De besneeuwde toppen liggen ijskoud in de verte te schitteren in de eerste zon. Na een havermoutpapje, hardgekookte eieren en melkthee vertrekken we voor een nieuwe voettocht en verder de bergen in. De klimpartij van gisteren wordt helemaal teniet gedaan door een lange afdaling door tropoische bossen, we steken beekjes over en via een hangbrug stappen we verder aan de andere zijde steeds dieper de vallei in. De wanden zijn drieduizend meter hoog, de sneeuwtoppen weer verborgen. Een groepje Engelsen, een enkele Duitser, Hollander en Spanjaard volgen ons spoor; we steken iedereen voorbij. Ruben loopt nu voor de tweede dag op slippers omdat zijn opengekrabt wondje op zijn voet nog niet helemaal genezen is, Hij huppelt over stenen en trappen als een echte sjerpa. Sander en Jasmien volgen Lakpah. Goed dat we een gids hebben; het stimuleert de kinderen om tempo aan te houden. Regelmatig komen we karavanen muilezels tegen, gepakt en gezakt met materialen en voedsel dat dagreizen ver langs de paden naar de meest afgelegen nederzettingen wordt vervoerd. Dragers vervoeren op hun rug pakken van zestig kilo: kisten, dozen en zakken worden met touwen bijeengebonden en met een hoofdband uren en dagen ver vervoerd; een onmenselijke opgave: menselijke lastdieren die met een verbeten trek om de mond naar boven gaan en dat voor enkele euro's per dag.
De kleine dorpjes zijn zonder enige voorziening van de buitenwereld afgesloten: er zijn geen scholen, medische voorzieningen, winkels, proper drinkwater en vaak geen elektriciteit. Het is dus niet vreemd dat de Maoistische strijders hier sterk staan in hun strijd voor betere leefomstandigheden. We worden steevast begroet: "Namastee"! Het pad gaat afwisselend omlaag en terug omhoog, we winnen geen hoogte meer en dat is frustrerend en als we uiteindelijk na vijf uren onze bestemming naderen zitten we driehonderd meter lager dan deze morgen.
Onze voorraad chocobars wordt deze avond voor het eerst aangesproken. De prijzen in de winkeltjes voor deze dingen zijn ondertussen verdrievoudigd.
Tijd om de schade van de dag op te nemen: Jasmien heeft een zere keel en enkele blaren op haar teen. Een strepsils en plakkertje is het enige dat we haar kunnen bieden. Kristien is gevallen en heeft een pijnlijke knie. Op onze vraag of de knie klopt legt ze haar oren te luisteren en antwoordt dat er niemand thuis is ...

09.11.2007: dag 116: Besishahar - Bahundanda



Van kruipende beesten hebben we de afgelopen nacht geen last meer gehad; ergerlijk waren de late gasten die met veel lawaai hun nest opzochten in de kamers naast de onze. Na een stevig ontbijt zijn we klaar voor de eerste etappe: achttien kilometer door een steile vallei en steeds bergop. Onderweg moeten we over drie hangbruggen die de rivier een dertigtal meter hoog overspannen; niet echt geschikt voor mensen met hoogtevrees. De zon schijnt, het is ideaal wandelweer, de jongens en Jasmien zijn behoorlijk fit en stappen in de voetsporen van Lakpah, onze eerste sjerpa die onze bagage zonder veel moeite schijnt te torsen. Theesj, de tweede sjerpa sluit de kolonne en loop steeds als laatste man. De hoogste toppen spelen verstoppertje en zijn weer verborgen onder een dik pak wolken. Hier en daar liggen hoog tegen de bergwand kleine dorpjes van enkele huizen en die toegankelijk zijn via bijzonder steile voetpaadjes. De benedenhellingen bestaan uit terrassen waar rijst wordt verbouwd. De oogst is rijp en de boeren maaien de goudgele halmen. Na vier uren stappen is het tijd voor de lunch aan een restaurantje aan de rivier. Een stevige klim brengt ons eindelijk in de late namiddag in Bahundanda, gelegen bovenop een heuveltop. We vinden onderkomen in het theehuis "Superb View" en het heeft zijn naam niet gestolen: een grandioos uitzicht op de besneeuwde top van de Manaslu die nu in de heldere lucht alle aandacht opeist. De rivier beneden vormt een zilverkleurig kronkelend lint van ijskoud gletsjerwater.
We huren twee kleine kamertjes met vijf bedden voor een symbolisch bedrag van anderhalve euro. De sjerpa's zorgen voor zichzelf: in hun loon zitten de kosten voor onderdak en eten.
Het is aanschuiven voor de enige warme douche met water dat met zonneenergie wordt opgewarmd. Als de zon achter de bergen verdwijnt daalt de temperatuur drastisch en hebben we onze warme fleeces nodig. Het restaurantje zit al vol met andere trekkers en er heerst een gezellige sfeer achter het beschermende vensterglas. Wij spelen Uno en Sander tekent een stripverhaal in afwachting van het avondeten.
Eenmaal donker zoeken we onze kamers op en kruipen we in de warme slaapzak, het was een vermoeiende eerste dag.

08.11.2007: dag 115: Kathmandu - Besishahar


Onze minibus is netjes op tijd en om tien uur zijn wij en onze twee sherpa's onderweg voor de rit richting basis Annapurnamassief. Al na een kwartiertje staat de bus in de file. Kathmandu ligt in een vallei en er is slechts een weg die uit de valleikom leidt naar het westen. Alle verkeer moet over een slechte tweebaansweg de heuvelrug over. Na een uur aanschuiven komt er schot in de zaak als we de weg naar Pokhara oprijden. Achter ons ligt Kathmandu beneden in een blauwe smog. We volgen een diepe vallei tot beneden aan de oever van de rivier. Smalle hangbruggen verbinden de twee oevers. Een kabelbaan leidt naar een oude hindoetempel. De highway is op dit moment stevig in handen van de regeringstroepen. Vorig jaar was dat anders toen er regelmatig wegblokkades waren en Maoistische guerilla's regelmatig aanvallen uitvoerden op dorpen langs deze weg en voertuigen in brand staken. Er staan enkele checkposten met soldaten, maar we worden snel doorgewuifd. Enkele kilometers voor Besishahar krijgen we een eerste glimp op het indrukwekkende Annapurnamassief; het is maar voor even, de besneeuwde toppen hullen zich weer in witte wolken. Onderweg worden we regelmatig tegengehouden door kinderen die een koord over de weg spannen en het verkeer stilleggen. De volgende dagen is het feest Diwali, en dat duurt een paar dagen. De kinderen doen een dansje en er wordt wat op een trommel geslagen en als beloning voor de opvoering wordt er geld gevraagd. Een soort Driekoningen op zijn Nepalees. Onze chauffeur is goed voorzien van bankbriefjes van vijf roepies en deelt uit. We mogen verderrijden om even later weer door een ander groepje tegengehouden te worden.
De weg eindigt in Besishahar; vanaf hier zijn er enkel nog voetpaden die naar de afgelegen dorpen in de bergen leiden.
In een klein en zeer rudimentair hotel zijn er bedden in een kale kamer. De prijzen voor eten en drank zijn al verdubbeld en naarmate we dieper de bergen intrekken zal dat fenomeen alleen maar toenemen. Alle voedsel, elke fles bier, zak cement, snickersreep of liter olie moet vanaf dit punt met mankracht of met de ezelskaravaan naar boven vervoerd worden. In het dorp dat slechts uit een lange straat bestaat met wat winkels die basisproducten verkopen en een enkel restaurantje valt het leven stil als de avond is gevallen. We liggen dan ook vroeg in bed nadat we enkele ongewenste gasten uit de kamer hebben verwijderd; een reuzenspin op de kamer van de kinderen en een weldoorvoede kakkerlak die meteen onze medicijnzak als nieuw onderkomen koos. Een spuitbus van Bayer en de onderkant van een slipper moeten andere bezoekers buitenhouden. Op het menu van het restaurant staan de prijzen vermeld met een servicecharge van 10 percent. Tot voor kort moest dit bedrag afgedragen worden aan de Maoistische strijders. Deze solidariteitsbijdrage hoeven we niet meer te betalen. Ons buikgevoel zegt ons echter dat we nog niet af zijn van deze kameraden. De douche doet het niet en het wordt een onrustige slaap.

Foto volgt

woensdag 7 november 2007

07.11.2007: dag 114: Kathmandu


Final countdown: het is weer een drukke dag van voorbereidingen voor de trektocht die morgen zal starten. De tijd van het jaar is nu ideaal en dat duurt nog tot half december; nadien wordt het te koud op grote hoogte en kunnen passen dichtsneeuwen.
Onze reisorganisator heeft de twee dragers in dienst genomen en het contract is getekend. Het Annapurnacircuit is een populaire route en Lakpa en Theesh zullen ons drie weken lang onze gezellen zijn op de paden tussen de hoogste bergen van de wereld. Overnachten doen we in theehuizen onderweg waar telkens een warm bed wacht.
We volgen de rode route (doorlopende lijn) op de kaart via Jomson. Aankomst in Pokhara na drie weken.
We hebben een priveminibus gehuurd die ons en de dragers naar het beginpunt van de trektocht zal rijden in Besisahar, een rit van minstens zes uren over een slechte weg richting Pokhara.
De slaapzakken en warme kledij halen we eveneens af bij de verhuurshop.
Onze trekkingvergunning wordt ons onmiddellijk verleend; enkele formulieren, twee foto's en natuurlijk een royale vergoeding om in het beschermde gebied van de Annapurna te verblijven.
Ik breng de Belgische ereconsul in Katmandu op de hoogte van onze plannen en trekkingroute, evenals de Belgische ambassade in Delhi en Bangkok.
In de supermarkt doen we sinterklaasaankopen voor de flauwtes onderweg: 30 snickers, 30 marsen, 20 bounties, 10 rollen mentos, 3 zakken muesli, snoepgoed, kauwgom en een fles whiskey als sterkhouder als we de 5400 meter hoge Thorung-La over moeten.
Daarna volgt een nauwkeurig selecteren van het materiaal dat we kunnen meenemen. Ieder kledingstuk wordt gewikt en gewogen: twee onderbroeken of drie, twee shirts of vier, hoeveel sokken, hoeveel zeep?
Twee grote rugzakken zijn volledig gevuld en zullen door onze porters gedragen worden. Ieder van ons heeft zijn eigen 'daypack': een kleine rugzak met persoonlijke spullen en kledij voor onderweg.
Al het overige materiaal stockeren we drie weken in ons guesthouse New Daulagiri waar het veilig opgeborgen wordt in het rommelhok.
We zijn nog net op tijd in ons favoriete restaurantje voor een spaghetti. De rolluiken gaan dicht; we zijn de enige late klanten.
Om tien uur zijn de straten van Thamel verlaten op een eenzame dronkaard en wat hasjverkopers na.
Morgen vroeg op; onze bus vertrekt om half tien.

Gedurende de trekking zal er geen dagelijks verslag volgen omdat we onze laptop thuislaten en er geen toegang meer is tot internet, wat betekent dat deze blog een tijdje stilvalt. Op enkele plaatsen op de route is er, naar verluid, internet maar de toegang en snelheid is erg traag en gebruik beperkt zich tot het zenden of ontvangen van een mailtje. Indien mogelijk zal ik korte verslagen verzenden.
Mensen die ons willen bereiken of dringende berichten kunnen via marc.steegen@fulladsl.be. Waar het mogelijk is zullen we onze mail raadplegen.
Eind november hopen we terug in Katmandu te zijn.

dinsdag 6 november 2007

06.11.2007: dag 113: Kathmandu



Deze morgen hebben we afspraak met een organisator van trekkings. Onze twee dragers of porters worden voorgesteld: twee kleine pezige Nepalezen die gewoon op bergpaden zijn zware lasten te torsen. Zij zullen drie weken lang onze steun en toeverlaat zijn als ze ons door de Himalaya loodsen en onze last zullen dragen. Zij worden door ons per dag uitbetaald en in het loon zit hun voedsel en overnachting. Een verplichte verzekering wordt eveneens afgesloten ingeval een drager een ongeval krijgt. De wet verbiedt dat een porter meer dan vijfentwintig kilo op de rug draagt. Zelf zullen we ook ieder een dagpak dragen van een kilo of vijf, zo zijn de lasten eerlijk verdeeld ...
Na wat shoppen vinden we hetgeen we zoeken. In een van de vele trekkersshops huren we warme donsslaapzakken en winddichte jekkers met kap. Sander moet wat langer passen vooraleer hij de maat van een Yeti vindt.
Het weer moet dan wel mooi en droog zijn in deze tijd van het jaar maar niets is zeker in de bergen en dus schaffen we ons nog een regencape aan en voor iedereen UV-zonnebrillen tegen de felle zon en sneeuw. Eén van onze rugzakken begint stilaan te vergaan tot stof en as en is niet meer op te lappen. Een nieuw tweedehands exemplaar “Made in Germany” zal de oude vervangen en waarschijnlijk de rest van de reis meegaan.
Volgens afspraak telefoneer ik met de ambassade van Myanmar. Goed nieuws! De generaals zien geen graten in ons bezoek en we worden ook niet als staatsgevaarlijk aanzien, meer zelfs, het visum ligt nu al klaar en mag onmiddellijk afgehaald worden. Een visum klaar in minder dan vierentwintig uur: dat gebeurt niet vaak.
In het kantoortje zitten twee Italianen en een Chinees de aanvraagformulieren in te vullen. Tegen een wand hangt een vergeelde landkaart en oude foto’s van tempels en monniken (!) en enkele lieflijke landschappen. Een excelgrafiek toont het aantal bezoekers in 2003: de meesten kwamen uit Duitsland, Frankrijk, Taiwan en Japan. België vertegenwoordigde 0,6 percent. Achter het bureau hangt een grote banner met opschrift “Welcome in Myanmar, the Golden Land”. De gebrilde man wenst me een goede vlucht en drukt me op het hart de papieren die ik gisteren invulde en nu voorzien zijn van een aantal blauwe stempels, niet te verliezen en ze af te geven bij aankomst op de luchthaven van Yangon. De wachter staat in houding salueert en slaat de poort achter me dicht. Ik sta terug op straat met de begeerde stempel. We zullen afwachten of we hem zullen gebruiken. Mijn taxi staat er nog en brengt me terug naar het guesthouse in Thamel. Kristien en Sander zijn in de stad in een poging onze versleten rugzak toch nog te laten oplappen.
Morgen kopen we onze trekkingpermit, informerem we hier de Belgische ambassade over onze reisroute, boeken we de bus naar de bergen en overmorgen start de tocht "Around the Annapurna"
De lucht wordt donker, grijze wolken pakken samen en het begint te motregenen. Kathmandu is ineens somber. Het is kil in de kamer zonder verwarming. Vanavond nog eens langs de frituur en dan vroeg onder de wol en vanuit het bed tv kijken.