vrijdag 31 augustus 2007

31.08.2007: dag 46: Kom Ombo-Luxor-Sjarjah


We hebben allemaal min of meer goed geslapen op het dek. Bij zonsopgang om zes uur wordt het anker gelicht en drijven we stilletjes verder stroomafwaarts richting Kom Ombo. Na een half uurtje en een klein ontbijt meren we weer aan. Een minibusje staat al klaar om ons naar Luxor te rijden. Het gebeurt weer in konvooi met een tiental andere bussen. Voorop rijdt een politiewagen die met loeiende sirene een vlotte doortocht forceert alsof de president himself en zijn gevolg voorbijrazen.
Onderweg worden nog een tweetal andere tempels aangedaan. Veel behoefte of belangstelling voor nog meer oudheid hebben we niet meer. Kom Ombo en de vijftig kilometer verder gelegen tempel in Edfu laten we aan ons voorbijgaan.
Er zijn bijzonder veel controleposten onderweg. Je hebt de indruk dat de regering wel alle steden controleert, maar dat het platteland zeker niet helemaal in handen van het gezag is.
In Luxor worden we al opgewacht door onze manager van hotel Oasis. Hij is bijzonder blij om vooral Jasmien terug te zien: "The flower of Egypt". We blijven maar enkele uren; we verlaten immers vannacht Egypte en het Midden-Oosten. We krijgen de kamer gratis! Hij was bijzonder opgetogen van onze beoordeling van zijn hotel op de website van Hostelworld.
Ons versleten reishandboek van het Midden-Oosten laten we achter en uit onze rugzak diepen we het splinternieuwe de dikke Lonely Planetgids van India op.
Iedereen ziet er piekfijn uit in de gekreukte lange broeken en dito hemden, klaar voor nieuwe uitdagingen in Zuid-Azië.
Onze eerste van twee vluchten met AirArabia gaat om twee uur morgenvroeg van Luxor naar Sjarjah in de Verenigde Arabische Emiraten en morgennamiddag verder naar Kochin. India, here we come ...

30.08.2007: dag 45: Aswan-Kom Ombo


Om negen uur vetrekken we met de zeilboot richting Kom Ombo: vijf passagiers en twee bemanningsleden: de kapitein en het scheepsmaatje.
De voorraad is ingedaan: 12 flessen mineraalwater en 5 halve liters bier: kwestie van niet om te komen van dorst en de kapitein zorgt voor middag- en avondeten en ontbijt de volgende morgen.
De kussens liggen klaar op het dek en er staat ons de eerstvolgende uren niets anders te doen dan languit te gaan liggen, wat te lezen, muziek te beluisteren en te genieten van de rust op het water.
Om de wind in de zeilen te vangen laveert de kapitein handig tussen de twee oevers van de Nijl.
Gelukkig liggen we onder een beschermend dekzeil want de zon brandt alweer hevig. De wind zorgt voor wat koelte.
Luiheid is het oorkussen des duivels: nu en dan wordt gevraagd om elkaar even op een andere zij te draaien.
De scheepsjongen is eveneens de kok die we goed in het oog moeten houden, want hij zorgt voor onze gezondheid. Hij heeft de gewoonte om de afwas onderweg in het water van de Nijl te doen. Als je weet dat 50 miljoen Egyptenaren hun riool rechtstreeks op deze rivier hebben aangesloten weet je dat dit de meest vervuilde rivier ter wereld is. Gelukkig hebben we voldoende mineraalwater aan boord om de afwas nog eens dunnetjes met flessenwater over te doen.
Je bent een hele dag onderweg maar veel kilometers doet zo'n felucca niet; door het zigzaggend laveren schiet het niet echt op. Tegen zonsondergang leggen we eindelijk aan aan de oevers van een eilandje in het midden van de Nijl. Er grazen enkele koeien en in het papyrusriet zoeken witte ibissen een plekje voor de nacht.
Na het avondmaal is het tijd om te gaan liggen; we slapen op het dek. Jasmien, Sander en vooral Ruben zijn doodsbenauwd om enkele grote krekels die op het licht van de kaarsen zijn afgekomen en nu ergens in het ruim van de boot verborgen zitten. Ze hebben hebben zich helemaal in het muskietennet gedraaid. Gelukkig worden we gespaard van muskieten. Na de avondthee is het slaaptijd. De boot schommelt nu en dan als regelmatig hel verlichte cruiseboten passeren op weg naar Aswan of Luxor. In de verte speelt een bandje in de luidspreker van de moskee: een stem reciteert onophoudelijk teksten uit de koran: religieuze terreur waartegen enkel oorstopjes een remedie zijn. De nacht is lekker koel aan het water en al gauw slaapt iedereen.

woensdag 29 augustus 2007

29.08.2007: dag 44: Aswan: Abu Simbel


Abu Simbel: het is niet simpel. Er zijn twee mogelijkheden: om drie uur ’s nachts opstaan, drie uren rijden in een klein oncomfortabel busje of een peperduur vliegtuigticket kopen en even lang onderweg zijn. Beide opties zijn niet echt aantrekkelijk; we kozen voor de eerste.
Er staan 45 bussen klaar aan een uitvalsweg van Aswan om in konvooi naar Abu Simbel rijden. Dat zijn een kleine duizend man die zich straks allemaal tegelijk gaan vergapen aan de rotstempel van Ramses II.
Alle voertuigen worden onderaan met spiegels op mogelijke explosieven gecontroleerd door veiligheidstroepen. Om stipt half vijf wordt het sein gegeven voor het gezamenlijk vertrek.
Ons busje zit afgeladen vol met toeristen uit alle windstreken. Na enkele tientallen kilometers waaiert het konvooi uiteen. We rijden in het donker over een nieuwe asfaltweg door een lege, dorre zand- en steenwoestijn. Iedereen probeert wat te dutten om de lange rit te overbruggen Om de moed erin te houden staan er om de tien kilometer borden: Abu Simbel: 300 km … 290 km …
Om half acht stappen we wat verkrampt en met slaapkoppen uit de bus, klaar voor de ontmoeting met het ultieme bouwwerk van farao Ramses II. We hebben ruim twee uur de tijd om de twee rotstempels te bekijken vooraleer we langs dezelfde weg terugkeren naar Aswan.
Abu Simbel was hetzelfde lot beschoren als Philae. Ook dit monument – vergelijkbaar met een appartementsgebouw van tien verdiepingen - heeft men in 1966 van een gewisse verdrinkingsdood in het Nassermeer gered door de volledige rotstempel uit de berg te zagen en hem opnieuw hogerop terug op te bouwen in een kunstmatige heuvel. Een ongelooflijke prestatie waar Italiaanse marmerzagers een groot aandeel in hadden.
De voorgevel met de vier kolossale zittende beelden van Ramses II en de zuilenzaal binnenin zijn indrukwekkend. De reliëfs en hiërogliefen binnenin zijn de mooiste die wij gezien hebben. De site oogt helaas wat kunstmatig; de tempel hoort hier eigenlijk niet thuis, maar wel beneden in het dal waar ooit de Nijl stroomde, maar dat nu een stuwmeer is geworden.
In de verte aan het einde van het meer ligt Soedan: onherbergzaam, heet, arm en in oorlog.
De terugrit duurt weer even lang: Aswan: 300 km … 290 km …
Een reis in Egypte is pas compleet als je een stuk op de Nijl reist; daarom hebben een afspraak met een feluccakapitein gemaakt om morgen de ganse dag de Nijl af te varen tot in Kom Ombo waar we op de boot aan de voet van de gelijknamige tempel willen overnachten, vooraleer overmorgen terug te rijden naar Luxor.

dinsdag 28 augustus 2007

28.08.2007: dag 43: Aswan: Philae


Een bezoek aan dit pareltje van Egyptische bouwkunst is al de moeite waard omwille van het simpele feit dat het er nog staat. Ten zuiden van Aswan bouwden de Engelsen in 1902 de eerste dam en ontstond er een stuwmeer. De tempel van Philae stond vanaf dan met de voeten in het water. Later bij de bouw van de hoge dam stond hij al tot aan zijn schouders onder water. Op oude prentkaarten zie je toeristen die met bootjes tussen de zuilen varen. Philae werd begin jaren zeventig van de verdrinkingsdood gered toen de UNESCO besloot de volledige tempel af te breken, te restaureren en steen per steen op een ander eiland wat verderop terug op te bouwen: een titanenwerk maar wel geslaagd!
Jasmien heeft maagproblemen en blijft in de kamer achter. Met een taxi is het maar tien minuten ver. Een bootje brengt je naar het eiland. De zoetwaterkapiteins hebben blijkbaar een kartel gevormd; ze hebben de prijzen voor de overzet hoog vastgesteld en van onderhandelen is geen sprake: betalen of aan de kade blijven staan; de maffiosi!
Eigenlijk bekijk je dus een namaakversie van Philae met de klassieke zuilengangen, offertempels, pyloon en de klassieke reliëfs. Ook de Romeinen zijn hier langsgekomen en hebben deels hun eigen stempel op het geheel gedrukt. Binnen, meters hoog in de muur zie je graffiti: Franse soldaten beitelden hun namen in de muren; tot daar was de tempel met zand gevuld toen hij ‘ontdekt’ werd in 1799. Zelfs schrijver Honoré de Balzac deed hieraan mee; de vandaal!
Wat opvalt is de aangename koelte: het stuwmeer heeft voor een microklimaat gezorgd en de temperatuur is er aangenaam voor de tijd van het jaar …
Het roze graniet voor de beelden, obelisken en sarcofagen werd hier in Aswan uit granietgroeven gekapt. Een merkwaardige attractie in deze oude groeven is de zogenaamde ‘onvoltooide obelisk’. Een gigantische 28 meter lange en aan drie zijden netjes losgekapte obelisk ligt onvoltooid te zijn omdat het graniet in het midden een grote scheur vertoont: alle moeite voor niks en ongeschikt om verder af te werken; het moet je als oude Egyptische architect maar overkomen …
In de late namiddag is Jasmien er weer bovenop en staat een feluccatochtje op het programma.
Gedurende twee uren tot de zonsondergang varen we traag en geruisloos en met de wind in de zeilen rond de eilandjes die in de Nijl liggen: heerlijk!
Vroeg naar bed want we moeten we worden vannacht om drie uur gewekt: het hoogtepunt van ons Egyptisch avontuur wacht: Abu Simbel in het verre zuiden of drie en een half uur verder met de bus. Om veiligheidsredenen mag dat alleen in een door het leger beveiligd konvooi. We hopen morgenvroeg rond zeven uur voor de beelden van Ramses II te staan.

maandag 27 augustus 2007

27.08.2007: dag 42: Luxor-Aswan


De dieseltrein doet er net drie uren over om van Luxor tot de meest zuidelijke stad van Egypte te geraken. Een attente Egyptenaar die op het perron met ons mee op de trein wacht en bezorgd ons tweedeklaskaartje ziet, heeft blijkbaar connecties bij het spoor: hij verwijst ons naar een ijsgekoelde coupé in de trein. “Sit down, no problem!” Zo zitten we toch maar mooi in eerste klas.
Ik ben ondertussen snipverkouden geworden; we slapen de laatste tijd in koele kamers in een temperatuur van 20 graden en eenmaal de deur uit is het plots 45 graden. Die grote temperatuurverschillen zijn nefast voor de gezondheid van de luchtwegen.
Aswan is nu waarschijnlijk de heetste plaats op aarde: de thermometer in het station wijst op 50 graden! Het is ongelooflijk, maar ik loop hier te snotteren, te niezen en te hoesten als thuis tijdens een griepepidemie in de winter … De trein volgt de loop van de Nijl die stilaan smaller wordt. Nu en dan passeren platte schuiten: tot vijf verdiepingen hoog tellende luxe cruiseschepen vervoeren toeristen tussen Aswan en Luxor
En weer worden we opgewacht aan het station; fantastisch die boekingen via Hostelworld (dit is meteen ook de laatste keer dat ik hiervoor reclame maak …). Ons hotel ligt op de Corniche en we hebben vanuit de kamers prachtig uitzicht op de Nijl en het leven dat er zich op afspeelt. De felucca’s zeilen af en aan. Er is hier maar een heel smalle groene zone rond de rivier; aan de overzijde zie je de gele zandduinen met bovenop het mausoleum van de Aga Khan.
Siësta: de wind is zo heet alsof hij recht vanuit een bakkersoven waait: dit is geen weer om buiten te lopen.
In het midden van de Nijl ligt het Elephantine-eiland met enkele Nubische dorpjes. Je hebt hier het gevoel in zwart Afrika rond te lopen: donkere vrouwen met zwarte koolomrande ogen en zwarte chadors doen de afwas aan de oever in het Nijlwater, mannen met tulbanden in witte lange kleden zitten in rijen en praten over de belangrijke dingen des levens. Smalle stoffige paadjes kronkelen tussen de okergeverfde vierkanten lemen huisjes. Allemaal erg rommelig, maar dat is dan ook Afrika.
In een klein achterinstraatje eten we de lekkerste pizza tot hiertoe.

zondag 26 augustus 2007

26.08.2007: dag 41: Luxor



Ok, toegegeven, met de fiets in een woestijn rondtoeren was misschien geen best idee, maar wat te denken van een paard? Het heeft veel meer cachet, zo’n Arabische volbloed tussen de benen in plaats van een stalen ros; bovendien moet je op een paard niet trappen. Kristien en Jasmien zien de bui al hangen. Jasmien wenst vandaag uit te slapen, Kristien heeft nog een was en verstelwerk te doen en gunt de mannen het plezier om een tocht te maken.
We moeten weer aan de overkant van de Nijl zijn waar rijpaarden gehuurd kunnen worden voor tochten door de irrigatievelden.
De drie hengsten en de paarden staan gereed, klaar voor de barrage door de oase langs de Nijl. Van een elegante galop met wuivende manen is er helaas geen sprake; we worden vergezeld door de begeleider die per ezel met ons meerijdt. We beperken ons dan maar tot een rustige draf. Drie Don Quichotes voorop en Sancho Panza achteraan …
Zo leer je het leven op het platteland vanaf een hoger niveau kennen: alles is groen, de velden zijn vruchtbaar en staan vol maïs en suikerriet. Op de lemen paadjes is er net plaats genoeg voor de ezelskar. Een hop vliegt telkens voor ons uit. Water klatert naar de verschillende terrasniveaus. Het is koel en rustig, enkel het gestamp van waterpompen en gebalk van ezels verstoort de stilte. Veel is sedert de tijd van de farao’s niet veranderd: de boer, hij oogst en ploegt nog steeds voort …
Na enkele uren platteland zijn we heimelijk content dat de stal terug in zicht komt; onze pijnlijke zitvlakken horen thuis op stoelen en zijn niet gemaakt om op paarden te zitten …
Met een merkwaardig loopje komen we terug in ons hotel. “Yes, we had a very nice trip!”
Het treinticket voor morgen naar Aswan moet nog gekocht worden in het station. Dit gebeurt op zijn Arabisch: rijen zijn onbestaande en je beurt afwachten is bijzonder dom: tientallen luidruchtige mensen klitten samen voor het loket en met veel ellebogenwerk en geprangd tussen zweterige lijven forceer je al glijdend een doortocht naar het centrale venstertje waar de nors kijkende bediende tickets uitschrijft: “Only second class; first class full!”. Verdomme!
Overdag is Luxor een heet, schel, chaotisch en vervelend stadje, maar eenmaal als de zon onder is fleurt alles op: gezinnen wandelen in de straten, er klinkt muziek, restaurants zijn open, de mannen roken de waterpijp, en het stof en de grauwheid van overdag worden door kleurrijke kerstlichtjes vervangen. Horden toeristen verlaten de koele hotels als vleermuizen hun grot op souvenirjacht in de toeristensoek, om door uitgekookte en galante verkopers met een brede lach te worden afgezet. De zon verdwijnt onder een rode gloed boven de heuvels en de Nijl. De beroemde tempel van Luxor wordt nu discreet in een roze kleur verlicht: magnifiek! Het is heerlijk om juist nu in de tempel rond te dolen voorbij de majestueuze beelden van de farao en in de duistere galerijen. Een wandeling op de Corniche, waar calèches met paard voorbijrijden, aan het Victoriaanse Winter Palace hotel, waar het heel schoon volk logeert en alle groten der aarde komen slapen is een mooi besluit van ons bezoek aan Luxor.

zaterdag 25 augustus 2007

25.08.2007: dag 40: Luxor: Valley of the kings


De weerman voorspelt voor vandaag zonnig weer en geen neerslag, of "continiously hot". Een ideaal moment voor een fietstochtje naar de vallei der koningen of de laatste rustplaatsen van de farao's dachten wij zo. Onze hotelbaas heeft zijn twijfels bij ons plan: "very very hot! Too hot for you!"
Met de ferry zijn we zo aan de overzijde van de Nijl en slechts 10 kilometer fietsen scheiden ons van de beroemde vallei die al eeuwen tot ieders verbeelding spreekt.
We besluiten er meteen een korte pijn van te maken en fietsen meteen naar het verste punt: de rotsgraven van Ramses, Toetmosis en Tutanchamon. Het is niet ver maar over het hete asfalt gaat het constant bergop en via de Kolossen van Memnon fietsen we naar een zijingang van de vallei. Iedere honderd meter is er teveel aan. Luxe autocars zoeven voorbij met vanachter de getinte ramen verbaasd kijkende en vriendelijk wuivende Japanners.
Een ticket voor drie rotsgraven lijkt ons voldoende: vele graven zijn gesloten wegens restauratie of onderzoek, maar er is nog genoeg keuze voor ons: we zijn al blij dat we hier zijn geraakt ...
De graven zijn bepaald indrukwekkend en ze lijken op elkaar: een ingang onder de grond, een lange tunnelvormige afdaling met onderweg de nodige valkuilen (om rovers meteen in een diepe put met pinnetjes op de bodem te laten sukkelen) en via enkele bochten tenslotte de eigenlijke grafkamer met daarin de sarcofaag inhoudend de mummie en natuurlijk de nodige schatten die de farao in kwestie een gerieflijk leven moesten verzekeren in de onderwereld. De muren zijn prachtig versierd met cartouches met kleurrijke hiërogliefen en taferelen uit de dodenboeken die de overleden farao de weg naar het leven aan de overzijde moeten tonen. "No pictures please!" hangt er overal, en dat is een reden om er eentje te maken, maar dat is zonder de plotseling opduikende bewaker gerekend - waar komt die ineens vandaan, uit een sarcofaag? vermomd als hiëroglief? - die ons toestel prompt in beslag neemt. Na enkele zielige verontschuldigingen krijg ik het ding terug.
Eeuwig plezier hebben de farao's aan hun schatten niet beleefd: eenmaal als de man dood was verloor de Egyptenaar blijkbaar prompt zijn respect. (Men was die gratis werkuren aan de piramiden nog niet vergeten ...) De graven werden snel gevonden en geplunderd en de kostbaarheden werden voor meer wereldse doeleinden gebruikt, maar dat kan onze pret nu niet bederven. Is dat nu toeval dat de vrouwen hier in de buurt veel gouden juwelen dragen? De mummies zelf werden met rust gelaten, want zo'n hoopje beenderen in een bundeltje linnen verkocht niet goed.
Het is er druk: honderden bezoekers zijn vandaag al in deze benauwde en onverluchte tunnels geweest en de lucht is vergaan en erger dan in Cairo, dus je blijft hier niet lang rondhangen en eenmaal buiten lijken de 45 graden in de zon ineens koel ...
Terug fietsen gaat makkelijk; het gaat vanaf nu immers bergaf! Onze meegebrachte lunch willen we opeten in de volgende halte: de monumentale terrastempel van farao Hatchepsout, één van de weinige vrouwelijke farao's. De hitte is nu wel echt ondraaglijk en er is geen plekje in de schaduw te vinden. Mineraalwater op lichaamstemperatuur, kartonnen pistolets met gesmolten smeerkaas kauwen in een stoffig hoekje onder een neerkijkende kop van Hatchepsout werkt niet goed op de algemene moraal en er ontstaat een verhitte discussie over wat wij hier in godsnaam zitten te doen ... De Japanners volgen onverstoorbaar de gids; werken die mensjes op Duracell?
Na een rustpauze vatten we het laatste stukje aan: terug naar de Nijl en de overzijde richting levenden. Van de doden niets dan goeds, daar niet van, maar je moet daar niet te lang rondhangen! Howard Carter heeft het geweten ... Er is iets met die graven ...
Onze hotelbaas vraagt ons of we een fijne dag hadden. "Yes, indeed! Too hot in the valley!"

vrijdag 24 augustus 2007

24.08.2007: dag 39: Luxor: Karnak



Je staat er thuis nooit bij stil, maar het is een weelde om in een propere koele kamer te kunnen slapen en na een warme douche de dag aan te vatten. De nachtrust heeft mij goed gedaan en ik voel me opnieuw kiplekker. De vergiftigde lucht van Cairo was naar alle waarschijnlijkheid de oorzaak.
Een ontbijtje van cornflakes, pannenkoek, brood met kaas, gelei en koffie houdt ons wel op de been voor ons bezoek aan Karnak en meteen het grootste tempelcomplex uit de tijd van de farao’s.
Eerst moeten we onze straat trachten te verlaten: ze ziet eruit alsof er gisteren een bom op gevallen is: men is bezig de traditionele lemen gebouwen aan de overkant van ons hotel met de grond gelijk te maken met een hoop overlast, lawaai en stof tot gevolg. Ook hier moet alles wijken voor saaie en grauwe betonblokken.
Karnak is het meest grandioze en gigantische tempelcomplex waarin de koning der goden Amon leefde. Binnenhoven, zuilenhallen, beelden van farao’s en vooral de enorme 134 zuilen tellende zuilenhal is overweldigend en spreekt tot de verbeelding, zeker als je de finale van de film ‘Death on the Nile’ met Peter Ustinov als Poirot hebt gezien.
De vorm, de architectuur van de gebouwen en de hiërogliefen zijn zo mooi gestileerd dat ze verrassend hedendaags lijken.
De hitte wordt met het uur ondraaglijker en het bezoek wordt een slentergang van de ene zuil naar de andere, van het ene faraobeeld in het beetje middagschaduw naar het andere. Tientallen tourgroepen worden gedropt en de rondleidingen door gidsen worden door rode vermoeide gezichten onder zonnehoeden gevolgd.
Onze lunch valt tegen: waterige en smakeloze spaghetti voor teveel geld; hier komen we niet meer terug! Als compensatie trekken we ons terug in ons hotel met wat honingzoete Egyptische gebakjes als dessert en ontsnappen we zo aan de grote namiddaghitte.

23.08.2007: dag 38: Cairo-Luxor


Iedereen heeft slecht geslapen: de hele nacht zijn we geplaagd door onzichtbare en piepkleine muggen die het vooral op voeten en ellebogen gemunt hebben. Geen enkele verdelger helpt.
Ik voel me deze ochtend bovendien flink belabberd: hoofdpijn, een pijnlijke droge hoest en prikkelende ogen; het zou me niet verbazen als de smog van Cairo de oorzaak is.
Om zeven uur zijn we in het Ramses II-treinstation van Cairo voor de lange rit naar Opper-Egypte. We reizen in stijl: airconditioning, brede comfortabele en verstelbare zetels. Met een voorraad broodjes kaas en water (minder stijl) moeten we de reis van tien uren kunnen trotseren.
De buitenwijken van Cairo bestaan uit grauwe en troosteloze éénkamerwoonblokken, opgetrokken uit lelijke betonstenen. De vuilniswagen komt hier niet meer en de bewoners zijn verplicht om alle vuilnis uit het raam te gooien. Zo ontstaan er metershoge stinkende afvalhopen. Het lijkt wel alsof de gebouwen als paddestoelen zijn opgeschoten in een mesthoop.
Vanuit onze frigogekoelde treinwagon schuift het landschap traag voorbij. Egypte is een geschenk van de Nijl en dat merk je constant. Het vruchtbare gedeelte op beide oevers is zo vlak als een pannenkoek en nauwelijks een tiental kilometer breed. Een netwerk van paadjes en irrigatiekanalen zorgt ervoor dat iedere vierkante meter voor landbouw kan dienen. Maïs, tomaten, groentetuinen, fruitbomen omgeven kleine dorpen met vierkante huizen die meestal opgetrokken zijn uit de bruine klei van het slib van de Nijl. In de verte houdt de begroeiing bruusk op en zinderen de gelige heuvels van de Arabische woestijn.
Jasmien, Sander en Ruben hebben alle elektronica bij de hand om de tijd te doden.
Precies zoals aangekondigd komen we aan in de oude tempelstad Luxor. Op het perron worden we al opgewacht door onze man van hotel Oasis. Het systeem met boekingen via Hostelworld werkt perfect. De hitte, het stof en de chaos van Luxor slaat je knock-out.
De enige actie van betekenis bestaat er nog in om een fatsoenlijke maaltijd te bemachtigen en de geborgenheid van onze koele kamer op te zoeken.
Met een koortsige kop kruip ik al vroeg in bed. Morgen wordt het beter … inch Allah …

woensdag 22 augustus 2007

22.08.2007: dag 37: Cairo: Piramiden


Je ziet niet iedere dag het laatste overblijvende van de zeven antieke wereldwonderen! De oudste toeristische trekpleister van onze planeet zal ons niet teleurstellen.
Met ons vijven op een hoopje in een rammelend Fiatje verplaatsen we ons naar Gizeh aan de rand van Cairo. Een taxirit in deze stad is al een attractie op zich als je met ongeloof de behendigheid van de chauffeur in de rijdende heksenketel volgt. Ruim een half uur later komen we aan op de site van de piramiden. Het ziet er al wit van het volk. Opdringerige jongens proberen de verbaasd omhoog kijkende toeschouwers op hun kameel of paard te krijgen voor de obligate foto en een tochtje rond de monumenten. Luidruchtige verkopers leuren met postkaarten, plaasteren sfinxen en minipiramiden. Gelukkig beperkt deze kermis zich tot de ingang van de site. Daar kunnen ze in Petra iets van leren!
Aan de basis heb je een overweldigend zicht: honderdduizenden manshoge steenblokken op elkaar in een perfecte geometrische vorm; je kunt het niet vatten.
Zelfs Napoleon was zo onder de indruk van de piramiden dat hij er een oorlog voor veil had om ze in Frans bezit te krijgen. Ook wij buigen nederig het hoofd voor zoveel bouwkunde ...
We ontwijken de drukte en wandelen wat verder de woestijnduinen in en waar we een prachtig zicht hebben op de buitensporigheid en het vernuft van de Egyptische beschaving. Hun respectabele leeftijd van 4000 jaar en buitengewone vorm doen een beetje buitenaards aan. Ze rijzen onverwacht op uit de woestijn en roepen al eeuwenlang dezelfde vragen op: “hoe”, waarom?”
In de verte zie je Cairo in een verstikkende grijsblauwe walm van vervuiling die zelfs tot hier het zicht op de piramiden vertroebelt.
Een bezoek aan de sfinx voor de grootste piramide levert de klassieke foto op, en wij zijn niet de enigen die dit denken.
Van de klassieke oudheid naar het fastfoodtijdperk is maar 200 meter verschil: een ‘familymeal’ bij KFC tegenover de sfinx besluit het bezoek aan Gizeh. We hebben een prachtig zicht op een grote affiche met alle mogelijke kipmaaltijden en die het raam bedekt en de piramides en sfinx in de verte netjes verbergt. Een mens moet al die oude rommel niet zien als hij rustig van zijn kip geniet moet de uitbater gedacht hebben.
De treinkaartjes naar het diepe zuiden van Egypte zijn gekocht: morgen vertrekken we naar de tempelstad Luxor, een rit van tien uren.

dinsdag 21 augustus 2007

21.08.2007: dag 36: Cairo: Egyptisch museum


Een hoogdag voor museumliefhebbers! Waar in de wereld vind je zowat alle grote kunstschatten van de antieke Egyptische beschaving in één gebouw?
Even te voet via het reusachtige en bijzonder drukke Tahrirplein, de kade langs de Nijl en het sjieke Hiltonhotel tot aan de ingang van het oude roze zandstenen gebouw.
De omgeving van het museum is ultra streng beveiligd: de straat ervoor is afgezet door de politie en de controle op personen en bagage is grondig; men is de moordende aanslag van twee jaar geleden op een toeristenbus vlak voor de ingang niet vergeten.
Onze studenten- en lerarenkaart begint stilaan te renderen: voor iedereen is er 50 percent korting.
In een heerlijk halfdonker, oud en stoffig Victoriaans gebouw bevindt zich de meest ongelooflijke collectie van beeldende kunst uit de tijd van de farao’s met als pronkstuk de volledige schatkamer uit het graf van Tut Anch Amon. In een speciale zaal liggen de ondertussen 4000 jaar oude mummies van de grootste farao’s te rusten; deze hadden zich de eeuwige rust wellicht anders voorgesteld: in plaats van eeuwige verborgenheid worden ze nu iedere dag vanachter glazen vitrines aangegaapt door duizenden vreemde vogels gekleed in onderlijfjes, korte broeken en witte sokken in Nikeschoenen.
Een doorsnee museum kan bij ons doorgaans hoogstens een uurtje de aandacht houden, maar dit is van een ander kaliber: na drie uren hebben we de voornaamste objecten wel gehad en gebiedt een hongerige maag ons richting vertrouwde restaurant waar men ons graag ziet komen. Soep, pasta, rijstpudding en frisdrank voor 1 euro, een mens moet voor dat geld niet klagen.
De straat oversteken in Cairo hebben we nu goed onder de knie: auto’s stoppen per definitie nooit voor voetgangers; de truc bestaat erin om ervoor te zorgen dat tenminste één Egyptische voetganger, al naar gelang de verkeersrichting links of rechts van je mee wil oversteken, hij dient als buffer. Iedereen zet zich vervolgens op één horizontale rij naast deze persoon en steekt resoluut samen over zonder ook maar één seconde te twijfelen; de in tien rijvakken aankomende auto’s stoppen niet maar vertragen hoogstens wat en ontwijken je feilloos op voorwaarde dat jij geen onverwachte beweging maakt en rechtdoor blijft lopen. Met een kloppend hart in de keel is iedereen in een wip aan de overkant!
Als vieruurtje trakteren we onszelf op koffie en gebak in een schitterend Art Nouveau gebouw in een patisserie in de stijl van de twintigerjaren met veel strakke lijnen, zwart en wit marmeren wanden, elegant gekruld smeedwerk, kleurrijk glaswerk en grote glazen lusters met kralen aan de hoge plafonds in stucwerk. “You fancy for some more tea James? I don’t mind if I do George, with a spot of milk please”…

maandag 20 augustus 2007

20.08.2007: dag 35: Cairo. Oud Cairo


Sander is vandaag niet te been: zijn maag ligt overhoop na een overgeefbeurt op de marmeren trappen van het hotel gisterenavond. Medicijn en een nacht goed slapen hebben hem goed gedaan: hij ziet nog wat pips maar heeft opnieuw honger: altijd een goed teken bij Sander. Het bezoek aan de piramides zullen we vandaag uitstellen, anders heeft hij er niets aan. Sander blijft rusten op de kamer terwijl de rest van het gezin het middeleeuwse Cairo gaat verkennen.
Cairo is een chaotische heksenketel met een ongelooflijk toeterende verkeerschaos, taxi’s braken walmen blauwe verstikkende uitlaatgassen in straten en boulevards omzoomd door een mix van architectuur uit de jaren twintig van de vorige eeuw, statig Victoriaans, Art Nouveau, Islamitisch, prachtige moskeeën met ranke minaretten tussen lelijke moderne hoogbouw. Winkeltjes, stalletjes, eetkraampjes, fruitverkopers, zakdoekenleurders, parkeerwachters, sigarettenverkopers, bedelaars … iedereen probeert een plekje op de voetpaden te veroveren om te overleven. Hier stinkt het naar urine en even verder snuif de je geur van specerijen of parfum. Gesluierde vrouwen, moderne meisjes in jeans, conservatief en modern kan hier zonder problemen en samen bewegen zich als een rusteloze mierenmassa door de straten. Het plaatsgebrek in de stad is zo nijpend dat op de flatgebouwen compleet nieuwe krottenwijken ontstaan; mensen bouwen op de platte dagen nieuwe lagen woningen en zo ontstaat een soort parallel dorp boven op de stad en ook daar gaat het leven verder.
Met de taxi rijden we naar het oude Islamitische gedeelte van de stad. We beginnen de wandeling aan de befaamde Al Azarmoskee, meteen de oudste universiteit van de wereld. Binnen rondkijken mag, maar de dames moeten weer volledig bedekt. Jasmien voelt zich weer persoonlijk gepakt en zit op het binnenplein te mokken en alle Arabische mannen te verwensen, en als teken van een vrijgevochten vrouw weigert ze de hoofddoek verder op te zetten; iedereen ziet het maar zwijgt. Ze ziet er te kwaad uit om iets tegen te zeggen …
De Khan El Khalili is het middeleeuwse deel van Cairo. Via majestueuze babs of poorten wandel je tussen ezelskarren door straatjes met kleine winkeltjes, ambachten, moskeeën, theehuisjes, vroegere koranscholen en moskeeën. Delen van de wijk zijn in puin vervallen en even verder waan je je terug in de tijd van Saladin.
‘s Namiddags hebben Jasmien en Ruben er genoeg van; beiden zijn geen echte fans van drukke historische stadsdelen die steevast als “… krotten met oude nest …” bestempeld worden!
Van oude rommel gesproken, ik weet niet hoe onze jeugd de kunst van 4000 jaar geleden gaat waarderen. Morgen wordt het Egyptisch museum en de schatten van Tut anch Amon aan deze proef onderworpen … Sander is er alleszins terug klaar voor.

zondag 19 augustus 2007

19.08.2007. dag 34. Saint Katharina - Cairo


Na gisterenavond in het pikkedonker via het kamelenpad aan de voet van het klooster te zijn teruggestrompeld en wat hulp van Mozes die regelde dat er nog een auto terug naar ons kamp was, moeten we alweer om 5 uur in de ochtend paraat zijn voor de enige bus van de dag naar de Egyptische hoofdstad, een rit van minstens 8 uren. Voor ontbijt is er geen tijd.
We treffen 2 Fransen en 2 Britten, en met negen is het makkelijk en sneller om privevervoer te regelen; een minibus doet er slechts 6 uren over, en weg zijn we in de spinternieuze airo-Toyotaminibus. Na de chauffeur op de elementaire verkeersregels te hebben gewezen zoals rechts rijden, niet inhalen als er tegenliggers zijn, niet sneller dan 100 waar maar 50 mag enz.
De weg volgt nu de kust; een lange saaie asfaltbaan met aan de rechterkant de woestijn en links de Golf van Suez met in de verte containerschepen op weg naar het Suezkanaal en olieboorplatforms. Als we Suez en het kanaal naderen lijkt het alsof de schepen door het woestijnzand varen. Na de tunnel onder het kanaal is het nog een uur tot Cairo, de grootste stad stad van Afrika, overdag zowat 15 miljoen inwoners groot en die in een van uitlaatgassen vergeven stad proberen te overleven.
Na nog even te zijn afgezet door een taxi en wat verkeerd heen en weer rijden ko;en we aan in ons hemeltje, hotel Meramees in het hartje downtown Cairo. Geloofd en geprezen als het beste pension van Afrika. Op de vijfde verdieping van een statig Victoriaans gebouw zijn er enkele kraaknette kamers; we hebben dit pension 3 maanden eerder geboekt; het zit er altijd vol. Voor 2 euro per persoon inclusief ontbijt logeer je in een lokatie waar je thuis minstens het tienvoud voor betaalt. Alle bezienswaardigheden en het Egyptisch museum zijn vlak in de buurt.
Hoog tijd voor de primaire behoeften. Voedsel in welke vorm dan ook. we hebben gisterenavond niet veel over de tand gekregen; alle restaurants waren dicht wegens te laat van de berg en ook deze morgen was er geen winkel open.
Een Mc Donalds om de hoek is het bewijs dat er een god bestaat, en soms is een hamburger een hoogst culinaire ervaring. Sander doet niet mee. Hij is als een blok op bed in slaap gevallen en hij ligt al uren in dezelfde houding.
Ruben en Jasmien hebben nieuwe schoenen nodig; zij shoppen met Kristien in de buurt.
Vanavond vroeg naar bed want morgen brengen we een bezoek aan de piramiden.

vervolgt ...

zaterdag 18 augustus 2007

18.08.2007: dag 33: Dahab - Saint Katherine


Genoeg vissen! Vandaag rijden we met een gehuurd minibusje de Sinaïwoestijn in richting Saint Katharina, een bekend bedevaartsoord en een trekpleister van formaat voor toeristen in Egypte.
De rit duurt twee uren door een dorre streek gedomineerd met bruine verweerde bergen. De controle door de wegpolitie is streng: we worden drie keer aangehouden en de paspoortcontrole is grondig. Men is de twee dodelijke bomaanslagen van vorig jaar in Taba en Sjarm El Sheik op toeristenhotels nog niet vergeten.
Eerst snel de bagage droppen in ons Bedouinencamp in het dorp en dan onmiddellijk naar het klooster want namiddag en morgen is het gesloten voor publiek. Het gebouw ligt heel fotogeniek aan de voet van de Sinaïberg. Ganse busladingen toeristen worden uitgeladen en het is aanschuiven om het publieke deel van het oudste christelijke klooster ter wereld te bekijken. Als sedert de vijfde eeuw bewonen monniken ononderbroken het gebouw. Vandaag zijn dat nog 22 Orthodoxe geestelijken: ascetische mannen met lange baarden in zwarte gewaden. Zij leiden de bezoekers rond. Iedereen komt eigenlijk voor de plek van het brandende braambos waar Mozes van God opdracht kreeg om zijn volk te leiden. Een groene heester markeert deze plek binnen de dikke muren; het originele exemplaar is dan toch opgebrand. In de kerk hangen iconen met de eerste bekende afbeeldingen van Jezus en andere figuren uit de bijbel. Buiten staat een waterkraantje: hier sloeg Mozes water uit de rots. Dat komt goed uit: dan kunnen wij nu ook onze waterflessen vullen.
Namiddag staat onze bedevaart op het programma of de beklimming van de Sinaïberg waar Mozes de tien geboden overhandigd kreeg. De tocht duurt 3 uren en doe je vooral voor de prachtige zonsondergang op de omringende bergen van de woestijn. Jasmien is niet van de partij: zij voelt zich niet zo lekker en is moe. Voor haar dus geen tien geboden …
De beklimming kan op verschillende manieren.
1. Hoe het niet moet
Je ziet de berg waarvan je denkt dat het de Sinaï is omdat een kerkje op de top staat.
Je volgt het pad dat naar de berg en omhoog gaat.
Je neemt een afslag omdat je denkt dat het een kortere weg is.
Deze afslag lost op en verdwijnt in het niets.
Je klautert over losliggende stenen totdat je boven bent.
Fijn gedaan: nauwelijks drie kwartier in plaats van drie uren: die Arabieren kunnen niet klimmen.
Kristien loopt achter is de afslag niet gevolgd en volgt het normale pad verder en schreeuwt ons toe dat wij verkeerd zitten daar op onze berg … dat zal wel zeker … hier staat wel de kapel van Mozes!
In de verte staat nog een berg, drie keer hoger met ook een kerk erop … het is niet waar … Dát is de Sinaïberg! Terug helemaal naar beneden sukkelen en terug naar omhoog en nog twee uren lopen en 750 trappen op in drie uren.
2. Hoe het wel moet
De juiste berg – de hoogste – met een kapel erop kiezen,
Het aangeduide pad volgen zonder acht te slaan op zijwegen.
Van de fantastische zonsondergang genieten en terug over het aangeduide pad naar beneden gaan.
Vanaf heden zal een elfde gebod worden toegevoegd: “Gij, mannen zuldet uwe vrouw altijd gehoorzamen en volgen!” Ik wens er wel aan toe te voegen dat dit gebod onder enige vorm van druk is tot stand gekomen …

vrijdag 17 augustus 2007

17.08.2007: dag 32: Dahab

donderdag 16 augustus 2007

16.08.2007: dag 31: Dahab: Laguna


Het is komkommertijd. Een uitstapje naar de Laguna een half uurtje verderop aan zee moet de dag een beetje nuttig opvullen.
De lagune schittert azuurblauw tegen de bruine bergen van de Sinaiwoestijn. Er is geen boom of struikgewas in de verre omgeving te bespeuren. De zon brandt ongenadig; gelukkig is er een afdakje waar we ons kunnen terugtrekken met een boek, een voorraad fruit en water. De lagune biedt onverwacht zwemplezier: een mooi keienstrand en grof zand onder de voeten. Tientallen windsurfers glijden op het ritme van de golven en de felle wind. Deze blaastg hard met regelmatige hete vlagen rechtstreeks afkomstig uit de woestijn van Saudi Arabie. In de late namiddag stoppen een tiental jeeps: een invasie van wel doorvoede Russen die vanuit Sjarm El Sjeik een tochtje maken.
De twee reservedagen die we eerder voor het Midden-Oosten hebben voorzien vullen we hier netjes op.
Morgen dus een extra snorkeldag, maar dat betekent dat we voor de rest van Egypte geen tijd mogen verliezen.
Carpe Diem ...

woensdag 15 augustus 2007

15.08.2007: dag 30: Dahab: Blue Hole


Een Engels ontbijt met alles erop en eraan moet ons fit houden voor het grootste deel van de dag.
Een half uurtje ten noorden van Dahab is er een onderwaterfenomeen dat duikers van heinde en verre aantrekt. Vlak aan de kust is er een ongeveer 100 meter breed cirkelvormig gat in het rif met een diepte van zowat 200 meter.
Blue Hole heeft zijn naam niet gestolen: het gat oogt duizelingwekkend en even is het een heel akelig gevoel als je daar bij de eerste plons zo plots mee geconfronteerd wordt en erover zwemt. Na een tijdje went het en verlies je elk tijdsbesef, zo druk ben je bezig met het ontdekken van al dat moois. De randen en de wand zijn wonderbaarlijk: koralen in allerlei vormen en bijbehorend zeeaquarium met vissen in felle fluoricerende kleuren.
Het is een prachtig zicht als je de kinderen onder je ziet duiken met als achtergrond de koralentuin. Dikke luchtbellen bubbelen naar de oppervlakte: veel dieper in het gat en nog net zichtbaar zwemmen scholen diepzeeduikers.
Aan het strand bevinden zich met doeken overdekte schuilplaatsen voor de zon. Op kussens kun je bij een koud drankje wat bekomen van de inspanningen. De tien liter meegebracht water zijn niet echt nodig; we zijn nog gewoon om woestijnvoorzorgen te nemen.
Na enkele uren is het wel goed geweest en is een douche in het hotel het op één na beste moment van de dag, want het water is in de Rode Zee bijzonder zout.
Vanavond naar de Blue Moon, en bij kaarslicht aan het strand een heerlijke pizza.

dinsdag 14 augustus 2007

14.08.2007: dag 29: Dahab


Onze kamers in ‘Pinguin Village’ zijn warm, en ’s nachts daalt de temperatuur niet beneden de 25 graden. Gelukkig verlicht de ventilator de vochtige warmte een beetje, maar van echt slapen komt niet veel in huis.
Wat verwacht je van een dag aan zee? Eigenlijk niet zo veel dan wat rondslenteren, eten en drinken als het daarvoor tijd is en natuurlijk genieten van het water. En dat is hetgeen dat wij dan ook doen.
Dahab is een leuk plaatsje met een door dadelbomen omzoomde promenade vlak aan zee, volgebouwd met kleinschalige witte en blauwe hotelletjes en duikscholen. Het strand staat vol met gezellige cafeetjes met zitkussens en restaurantjes waar natuurlijk vis op het menu staat. Er heerst een gezellige drukte zonder dat je het gevoel hebt in een grote badplaats te zijn. De sfeer van de seventies heerst nog een beetje. Het publiek bestaat uit overwegend jonge mensen. Er is behoorlijk van witgeüniformeerde politie op de been: vorig jaar zijn hier toeristen omgekomen bij een terreuraanslag. Een klein monument herinnert deze gebeurtenis.
Het strand stelt niets voor: een smalle strook keien, rotsen en grijs grind. Zelfs een strandwandeling is niet mogelijk. Maar het geheim van de Rode Zee zit onder de waterspiegel. Enkele tientallen meters in zee verdwijnt de zeebodem ineens onder je voeten en staar je naar een onheilspellende en onpeilbare donkerblauwe diepte. Op de grens van deze onderwaterravijn groeien fantastische koralen en zwemmen talloze vissen in de meest merkwaardige vormen en kleuren. Als de zon hoog staat wordt deze wondere onderwaterwereld helder verlicht en kun je enkele tientallen meters diep kijken. Het is een fantastische ervaring om hier tussen al dat merkwaardige wriemelende leven rond te snorkelen. ‘Finding Nemo’, maar dan in het echt …
Het grootste deel van de dag wordt dan ook besteed aan het ontdekken van deze vreemde wereld. Jasmien, Sander en Ruben zijn niet meer uit het water te krijgen.
Deze avond bezoeken we nog een leuk restaurantje aan het strand; wij zouden een speciale familiekorting krijgen: 20 percent van de rekening, een welkomstdrankje en een dessert gratis.

maandag 13 augustus 2007

13.08.2007: dag 28: Wadi Rum-Dahab


Als de zon opkomt lijkt het alsof de rotsen in ons natuurlijk amfitheater tot leven komen: de sombere grijze kleur van de nacht wordt geleidelijk terug licht roze, de schaduwen worden kleiner: voortekenen van een nieuwe hete dag. Na de thee is het tijd om verder te trekken.
Om zeven uur is er een bus naar Aqaba, de havenstad in het zuiden van Jordanië. We wisselen twee keer van pick-up vooraleer we afgezet worden aan de passagiersterminal voor de boot naar Egypte. We trakteren onszelf op de dure maar snelle speedboot: deze vaart naar de overzijde in een uur. De trage ferryboot doet er drie keer zo lang over.
De moderne boot zit vol: enkele toeristen, mannen met lange baarden in lange witte gewaden, zwart gesluierde vrouwen, de beautycase op de schoot; grote gitzwarte ogen die je aankijken. Voor het middaggebed knielen de mannen in het salon richting Mekka en zeggen hun gebeden. De Rode Zee is rustig; aan onze linkerzijde glijden de hete onherbergzame heuvels van Saudi Arabië langzaam voorbij, de video speelt de animatiefilm “A bugs life” en vooraleer we er erg in hebben meert de ‘Sea Princess’ om 14 uur aan in Nuweiba.
De paspoortprocedure heeft de Egyptische politie al in de boot afgewerkt, we moeten nu alleen nog een chaotische stormloop naar buiten trotseren en een zoektocht ondernemen naar onze bagage. We vinden onze rugzakken in een hal midden in een gigantische hoop andere bagage.
Onze rugzakken lijden erg onder deze ruwe behandeling: verschillende onderdelen zijn al kapot en de naden komen los: onze straf voor deze aankoop van namaak in Thailand vorig jaar. Als dat zo verder gaat, vallen deze rugzakken binnen de kortste keren als vodden uit elkaar.
Na nog een ritje van een uur komen we in de vooravond eindelijk aan op onze eindbestemming: Dahab, een badplaatsje aan de Rode Zee. Hippies kwamen in de seventies hier massaal naar toe voor de goedkope hasj, love and peace. Deze tijden zijn verdwenen maar het hippe karakter blijft. Het strand is niks bijzonders maar deze wateren zijn vooral bekend voor hun koraalriffen en wondere onderwaterwereld. We verwachten hier morgen dus vele en vooral kleurrijke visjes te ontmoeten.
Ons hotel hebben we al eerder via internet geboekt en wij worden alweer verwacht: 3 kleine kamertjes vlak aan zee.
We zijn dringend aan een langdurige douche toe want het is al van Petra geleden dat we nog eens water gezien hebben, en dat begin zo zijn geursporen na te laten in deze hitte.
Jasmien en Ruben zijn al wat gaan snorkelen in het rif en rapporteren enthousiast over het kleurrijke onderwaterleven. Sander klaagt van wat buikpijn.
Morgen kunnen we alleszins uitslapen en staat er niets zinvols op het programma en nemand heeft daar enig bezwaar tegen.
De vorige dagen waren erg vermoeiend en het is dus tijd dat we hier enkele dagen pauzeren en ‘chillen’, zoals de jongens zeggen.

12.08.2007: dag 27: Petra-Wadi Rum


Er is maar één bus die naar Wadi Rum rijdt en die vertrekt om 6 uur ’s ochtends. Fijn zo opstaan om 5 uur …
De rit is gelukkig maar anderhalf uur en nog vóór we hebben ontbeten staan we in Rum.
Enorme rode rotsformaties met loodrechte wanden domineren het landschap, duinen van rood zand, vlakke wadi’s, hier en daar wat taaie grassen.
Bedouïnen hebben een nieuwe bron van inkomsten gevonden: in plaats van het schrale nomadenleven en het hoeden van geiten worden nu reizigers met de jeep naar verschillende kampplaatsen in de woestijn gebracht om gedurende één of meer dagen een echte woestijnervaring op te doen.
Na wat heen en weer gediscussieer in het gelijknamige dorp vinden we iemand die ons voor een nacht met kost en inwoon naar een plek in de wadi wil brengen.
Voor we vertrekken gaan we nog even langs bij de plaatselijke kruidenier: 20 liter drinkwater, en mondvoorraad: kaas, bonen in tomatensaus, corned beef, brood en komkommers. We worden gedropt: de kampplaats ligt eenzaam en verscholen onder een hoge rots. Enkel het gezoem van vervelende horzels en bromvliegen verstoren de absolute stilte. Onze stemmen worden weerkaatst tegen de zinderende rotswanden in het landschap. Het panorama is grandioos en meedogenloos. Je kunt hier best niet verloren lopen!
Op de grond liggen door de zon gebleekte tapijten en verder zijn we voorzien van stoffige dekens en matrassen voor de nacht onder de sterren. Een omheining en dak van de typische geweven zwartgestreepte doeken dient als een soort veranda. Potten, pannen en lege watercontainers liggen verspreid in het zand.
Er is geen water om ons te wassen: we moeten dus proper op ons eigen blijven.
De wc is een zinken afdakje met een gat in de grond. We vergaten toiletpapier te kopen; de keuze is nu onze reisgids of één van onze meegebrachte boeken. Op de suggestie van Ruben om zijn wiskundecursus op te offeren gaan we niet in. Een roman van Françoise Sagan heeft echter de zachtste bladen …
De namiddaghitte dwingt iedereen tot een horizontale rustpauze tot de temperatuur in de late namiddag enigszins draaglijk wordt. Gelukkig hebben we voldoende schaduw. De jongens spelen op de gameboy.
Kristien vindt tussen de rommel en nog halfvolle ton met water; we kunnen ons straks toch een beetje wassen: wat een luxe!
De zon staat laag: we kunnen onze grot verlaten voor een wandeling door het landschap: de verweerde bergen lijken dichtbij maar de afstand is bedrieglijk ver. Na een uur ploeteren door het mulle zand geraken we op de beste plaats voor de zonsondergang. De rotsen en de duinen beginnen stilaan een dieproze kleur te krijgen als de zon in een rode gloed aan de horizon verdwijnt. Er waait een koel windje die het zand doet opstuiven. Hier en daar ontstaan kleine windhozen. De hete onherbergzame woestenij is ineens genietbaar en toegankelijk geworden.
We zijn net voor het donker weer in het kamp; het avondeten staat klaar: geroosterde aardappelen, tomaten, ajuinen en kip: genoeg voor iedereen.
Eenmaal donker is er in de woestijn niet meer zoveel te beleven dan op een platte rots in je slaapzak kruipen en te genieten van het pikdonker, de stilte en de sterrenhemel in ons duizendsterrenhotel.

zaterdag 11 augustus 2007

11.08.2007: dag 26: Petra


Vandaag meer van hetzelfde. De site van Petra strekt zich over een grote oppervlakte uit. Een tweede bezoek aan de minder bekende en verder gelegen monumenten in de valleien en kloven maken een bezoek pas compleet.
Na een goede nachtrust zijn we er weer klaar voor en staan we om acht uur terug aan het monumentale ‘Treasury’ waar nieuwe groepen potsierlijk in Arabieren verklede Japanners de camera’s richten.
Kristien heeft twee wandelingen uitgestippeld: de eerste gaat via een reeks rotstrappen naar enkele obelisken en een soort rituele slachtingplaats. ‘Getting there is half the fun’, en dat klopt voor deze klimpartij van een uurtje. Het zicht op de woeste en dorre droge bergen is de moeite van het klauteren waard. Ver beneden ons liggen nog verschillende rotstomben en koningsgraven. En natuurlijk moeten we weer helemaal terug naar beneden om daar langs te geraken. Die olijke Nabateeërs wisten hun monumenten goed te verbergen. Via een droge wadi met bloeiende oleanders bereiken we de magnifieke, door regen en wind geërodeerde tomben. Binnenin valt er, zoals gewoonlijk, weinig te zien, maar de toegangspoorten in de rots zijn prachtig. De roze zandsteen is dooraderd met gele, rode, groene en bruine lijnen die het geheel een heel bijzondere structuur geven. Alsof een schilder met verschillende kleuren en heel zwierig de kwast heeft gehanteerd. Maar dit zijn natuurlijke kleuren en voor eeuwig. Een ingenieus irrigatiesysteem zorgde voor de verdeling van het water uit de bergen dat via een in de rots gebeeldhouwde leeuwenkop naar beneden stroomde.
Halverwege is onze tien liter grote watervoorraad er voor de helft door en is het tijd voor de traditionele picknick ergens op een rots met uitzicht: vandaag pistolets met mortadella, kaasjes van ‘la vache qui rit’ en sardientjes in blik. Het kan niet iedere dag kaviaar zijn …
Het is vandaag duidelijk warmer dan gisteren en we moeten nog via een alternatieve weg terug naar de ingang geraken. Via een stoffige wadi sloft ons groepje door de middaghitte. De zon staat loodrecht en nergens is er schaduw. Mijn linkervoet doet iedere dag wat meer pijn; ik heb nochtans steunzolen, maar de pijn onderaan de voet wordt er niet minder op. Eindelijk bereiken we de kloof die ons naar terug moet leiden. Al klauterend over dikke gladde rotsen geraken we hogerop. Op sommige plaatsen is de ruimte tussen de wanden nauwelijks een meter breed. Sander en Ruben klimmen als berggeiten. Als het in de omliggende bergen regent verandert zo’n droge bedding binnen enkele minuten in een kolkende stroom water. Er komen in een woestijn meer mensen om door verdrinking dan door uitdroging. De lucht is echter strak blauw: van enige wateroverlast hebben we vandaag niet te vrezen.
Eindelijk terug waar we deze morgen begonnen. Al ons meegebrachte water is net op tijd op. Na een telefoontje pikt onze hotelbaas ons met zijn truck weer op, na het vertrouwde bezoek aan de man met de geroosterde kippen. “Yes, again two chickens, we’re all very hungry!
Morgen verlaten we Petra en trekken we naar Wadi Rum, twee uren zuidwaarts. Hier ligt ’s werelds mooiste stukje woestijn of die van de film ‘Laurence of Arabia’.
De muezzin van de moskee naast onze deur zal ons morgenvroeg om 5 uur wel wakker zingen.

vrijdag 10 augustus 2007

10.08.2007: dag 25: Petra


Je kunt maar beter vroeg op de site van Petra zijn om de grote toeloop van dozijnen tourbussen in de loop van de voormiddag voor te zijn.
We kopen een ticket dat recht geeft op twee dagen exploratie van de legendarische stad van de Nabateeërs uit de derde eeuw voor Christus.
Via een kloof met hoge en steile rode wanden wandel je tot het punt dat wereldberoemd is: de eerste glimp tussen de rotswanden van de ‘Treasury’ in het prille ochtendlicht. Dit is pure magie! Dat wisten de makers van Raiders of de Lost Ark ook toen ze een mythische plek zochten voor de grote finale van hun film.
Maar we zijn niet de enigen: honderden andere toeristen dachten er net zo over en de site is overspoeld door reizigers van over de hele wereld en allemaal gewapend met gesofisticeerd fotomateriaal om de perfecte foto te schieten.
Na de verwondering volgt al snel de teleurstelling: Petra is het slachtoffer geworden van zijn eigen succes. De andere in de rots gehouwen monumenten, paleizen en koninklijke tomben worden overschaduwd door platte commercie: soms heb je de indruk door een straat van souvenirverkopers te moeten lopen. Op strategische punten staat het vol met kraampjes waar allerlei toeristische kitsch en prullaria worden verkocht, restaurantjes met plastic stoelen ontsieren het zicht. Je kunt er niet langs kijken. Dromedarissen staan klaar voor de foto, soldaten met plastic speren poseren in het uniform van de vroegere Nabateeërs; altijd goed voor een geslaagd kiekje met de kindjes, ezels brengen je naar de andere sites even verderop. De sfeer is verknoeid, alles moet wijken voor het geld. De horden Japanners en luidruchtige Spanjaarden, gehuld in Arabische klederdracht en Arafatsjaals vinden dat allemaal prima en de handelaars doen goede zaken.
Petra blijft een wonderlijke plaats, maar de manier waarop dit antieke wereldwonder wordt geëxploiteerd is schandelijk, of zoals Jezus ooit zei: “Verjaag deze marktkramers uit deze tempel!”
De sereniteit die we hier 25 jaar geleden mochten ondervinden is nu jammer genoeg ver te zoeken.
Maar er zijn ook positieve dingen: de rotsmonumenten worden op vele plaatsen mooi gerestaureerd. De lange Romeinse straat eindigt in een - God verbiede het – fast-food-restaurant! En weer mannetjes die iedere voorbijganger op hun ezels willen. De in de rots uitgehouwen trappen zijn vermoeiend in de middaghitte en een uur later doemt het magnifieke Monastery voor ons op. Je voelt je een lilliputter als je de reusachtige afmetingen van het monument bekijkt. Dit is niet voor mensen gebouwd: de dorpel van de inkompoort is zo hoog als een volwassen persoon. De pilaren en frontons zijn reusachtig.
De achtergrond is dramatisch: diepe kloven, dreigende canyons, pikzwarte en roze rotspartijen: adembenemend. In de verte slingert zich in de vlakte de Jordaan en zie je Israël.
Gelukkig zijn er hier geen nepjuwelen en pottenverkopers.
Tegen drieën zijn we bijna door onze watervoorraad heen en vatten we de terugtocht aan. Het sloffen door het losse zand is vermoeiend, en de ezeldrijvers vangen weer bot.
We zijn allemaal serieus aan het einde van ons Latijn als we hongerig en vooral dorstig het hotel binnenstrompelen.
Twee gebraden kippen, een stapel brood en tomaten vormen het avondmaal van de dag.
Een tikkeltje masochisme is ons niet vreemd: morgen keren we toch gewoon terug en gaan we het wat verder zoeken met een mooie wandeling naar de hoger gelegen monumenten, en wee de souvenirverkoper die we daar op onze weg tegenkomen; enkel iemand die water verkoopt kan op onze sympathie rekenen …

donderdag 9 augustus 2007

09.08.2007: dag 24: Jeruzalem-Petra


Het is maar een woord of ruim een halve dag verder van de mooiste en meest omstreden stad van het Midden-Oosten naar één van de antieke wereldwonderen: Petra in Jordanië.
Ons kort intermezzo is Israël zit er op. Via de Negevwoestijn rijdt de bus in 4 uren tot Eilat, de mondaine badstad in het zuiden van het land. Not our cup of tea en vlak voor Eilat stappen we uit, want we moeten via de afslag naar de Yitzak Rabin Borderpost om in Aqaba te geraken. Maar eerst nog wat lijden: een kwartier met de rugzakken door de blakende zon over het asfalt tot de exitpost uit Israël. We zijn in tegenstelling tot de chaos aan de Allenbybridge, enkele dagen geleden de enigen die hier oversteken naar Jordanië. We krijgen een splinternieuw en gratis visum omdat er geen Israëlische stempels in ons paspoort staan – hebben wij dat fijn geregeld - en binnen enkele minuten staan we opnieuw op Jordaanse grond naast de wapperende vlag en koning Hoessein die ons weer welkom heet.
Nu nog enkele kilometers tot Aqaba. De enige twee taxi’s aan de overzijde zitten ons gruwelijk in onze zakken; er is geen keuze en dat weten de boeven goed: afdokken of verder te voet in de zon; we hebben het begrepen …
Een minibusje staat al klaar voor de volgende 90 km, en we rijden helemaal terug maar dan aan de Jordaanse kant van de grens tot Ma’an, en dan nog eens verder met een taxi tot Wadi Musa, het dorp aan de site van Petra. In hotel Musa Spring wacht men ons al op: handig zo reserveren via Hostelworld. Een lelijk kaal kamertje met vier bedden maar met TV en één matras op het dak want er is geen plaats meer in de herberg. Maar dat is niet erg, we zijn in Petra!
De hotelbaas rijdt ons nog even naar het dorp waar we op de markt en winkeltjes wat brood, kaas en fruit inslaan voor de volgende dagen.
Einde van een lange dag … en nu kip eten en TV kijken. Vandaag staat er Patriot Games op JordanTV geprogrammerd.
Morgen fris op want dat wordt (weeral) één van de hoogdagen van de reis, Harrisson Ford in de Raiders of the lost Ark achterna…

woensdag 8 augustus 2007

08.08.2007: dag 23: Jeruzalem (Dode Zee)


Een nacht voorbij zonder boze dromen ...
Het centrale busstation van Jeruzalem wemelt van gewapende soldaten; men is altijd op het ergste voorbereid. Na een strenge controle van persoon en bagage is het anderhalf uur rijden en steeds bergaf totdat we op de bodem van de aarde staan, zowat vierhonderd meter beneden zeeniveau, meteen ook het laagste punt waar je geen natte voeten krijgt. Het water van de Jordaan verzamelt zich in een gigantische aardverzakking, het verlengde van de grote Afrikaanse slenk. Het heldere groenige water van de Dode Zee schittert in de zon, Het is meer dan veertig graden warm als de bus aan de oever stopt.
Het kleine smalle strand is niet meteen uitnodigend; een dikke laag glibberig zout bedekt de keien en rotsen en verhindert zelfs een korte wandeling.
Aan de overkant ligt Jordanië en hete geblakerde rotswanden weerkaatsen de zon.
Maar vlug het water in voor wat afkoeling. Even tijd voor een fysicales: 'opwaartse stuwkracht' en 'massadichtheid' proefondervindelijk vaststellen: het water is aangenaam warm en het drijvend vermogen van de Zee laat zich meteen voelen: je lichaam drijft als een stuk piepschuim op het oppervlak. Het extreem hoge zoutgehalte en allerlei mineralen zorgen ervoor dat je zelfs met je voeten niet de bodem kan raken, zo groot is de weerstand van het zoutwater. Het hoofd moet boven water blijven want de invloed van het zoute water begint al snel zijn tol te eisen: na enkele minuten beginnen alle kleine wondjes en schrammetjes te branden. De zon droogt het lichaam binnen enkele minuten uit en een laag korrelzout op een vettige huid is het gevolg. Een druppel water in de ogen prikt vreselijk. De vier ingepekelde baders vluchten al snel naar de zoetwaterdouche. Alle wondjes zijn nu mooi rood gezwollen en netjes gedesinfecteerd en ook na de douche blijft de huid en vooral de haren vies en vettig aanvoelen; zeer onaangenaam maar wel gezond naar het schijnt ... Ondergetekende herinnert zich nog levendig zijn laatste bad in dit water en alle nare gevolgen en bleef wijselijk aan de kant; iemand moet zich toch verantwoordelijk gedragen!
Na de picknick van een broodje kaas onder een van de zeldzame dadelpalmen is het tijd om weer op te stappen en terug te keren naar het koele Jeruzalem. De bus zit vol en we moeten de hele rit terug rechtstaan. De combinatie anderhalf uur rechtstaan in een bus, een vettige huid en uitermate veel zweten schijnt nog gezonder te zijn, en bovenal voor deze wellness moet je niets betalen... In het hotel aangekomen worden alle douches meteen en langdurig bezet.
Gelukkig hebben we geen weekje strandvakantie aan de Dode Zee geboekt ...
Morgen keren we terug naar Jordanië, maar niet meer via de Allenbybrug. Deze kelk laten deze tweede keer aan ons voorbijgaan. In het uiterste zuidpuntje kunnen we eveneens de grens over en hopelijk is het daar minder druk en gaat het vlotter. Het ticket naar Eilat is geboekt.
Probleem: volgens de Jordaniërs hebben we hun land niet verlaten toen we naar hun bezet gebied en Jeruzalem reisden en volgens Israël zijn we niet in hun land binnengekomen aangezien we geen Israëlisch inreisstempel in ons paspoort hebben. We bevinden ons nu dus ergens en nergens of het enigma van de stempels.

maandag 6 augustus 2007

07.08.2007: dag 22: Jeruzalem


Deze morgen familiale opschudding in de slaapzaal: de portemonnee met het daggeld die we gisterenavond voor het slapengaan aan het open raam vlak aan het hoofdeinde van het bed legden is verdwenen. Gepikt via een brede boord van het dak? Een medereiziger uit de slaapzaal? Kunt ge die Joden dan toch niet vertrouwen? Iedereen is plots een verdachte. Na druk heen en weer zoeken en een tijd later duikt het kleinood op: ergens tussen de rugzakken en het bed gevallen.
Vandaag staan de heiligste plaatsen van de drie grote monotheïstische godsdiensten op het programma: nog eens terug naar de klaagmuur: tientallen in het zwart geklede Joden met lange baarden, grote hoeden en krullokken knikken heftig ja terwijl ze voor de muur hun rituele gebeden harop lezen. Vervolgens naar de Koepel van de Rots of de moskee waar volgens de Moslims Abraham zijn zoon Isaac wilde offeren, de plaats waar Sharon met zijn provocatief bezoek de tweede Palestijnse intifada veroorzaakte: hier vind je enkel islamitische bedevaarders. Tegenover staat de Al Aqsamoskee, een naam die vandaag bekender is onder gelijknamige brigade. Tenslotte via de kleine trapstraatjes naar de kerk van het Heilig Graf: de bedevaartsplaats van de christenen. Katholieken, Grieks, Armeense en Russische orthodoxen, Kopten, alle christelijke afdelingen hebben hier hun heilige schrijnen rond het graf van Jezus. Bedevaarders van over de hele wereld schuiven ingetogen het Heilig Graf voorbij.
De drie godsdiensten betwisten elkaar al tweeduizend jaar het bezit van de oude stad Jeruzalem, en het ziet er uit dat dit nog wel een paar eeuwen blijft duren.
Genoeg religie voor vandaag: namiddag een bezoek aan het nieuwe en nu al beroemde Vad Yashimmuseum in de nieuwe stad. Een monumentale herinnering aan de holocaust.
De investering van 58 miljoen dollar roept memorabele en gruwelijke herinneringen op aan het leed van de Joden in de tweede wereldoorlog. Films, displays, foto's van executies en folteringen, getuigenissen, originele objecten en geschriften worden getoond in een ultramoderne, sobere grijsbetonnen contstructie. Het toont chronologisch het verhaal vanaf de opkomst en de brutaliteiten van het nazisme tot de bevrijding en het begin van de stichting van Israël. Honderden mensen waaronder vele Joodse families schuiven voorbij. Het is er stil, idereen is ontroerd, velen met tranen in de ogen: de horror van de getto's, de gruwelen van de concentratiekampen, nazi-experimenten, een afscheidsbrief die uit een trein naar de kampen werd geworpen, foto's van geliefden, de laatste woorden van kinderen, prentboekjes, notaboekjes, dagboeken ... Als laatste groot eerbetoon een enorme ronde hal met de namen van 3 miljoen bekende vermoorde Joden genoteerd in grote zwarte boeken. Er staan er duizenden boeken gerangschikt in rekken. Evenveel lege rekken: de 3 miljoen naamloze doden ... In het midden van de hal een diepe donkere put als symbool van zovele levens die verdwenen in de bodemloze diepte van nacht und nebel. Boven de put een gigantische koepel vol met foto's van vermoorde Joden: mannen, vrouwen kinderen ... De hal kijkt uit over de heuvels van Israël, het beloofde land dat deze mensen nooit hebben mogen zien ... een kippenvelmoment. Een speciale hal is toegewijd aan de 1,5 miljoen vermoorde kinderen. In een pikdonkere ruimte met metershoge spiegels weerkaatsen ontelbare kaarsvlammetjes overal om je heen als in de cosmos. Stemmen noemen constant alle namen, geboorteplaats en leeftijd van de kinderen: hier word je wel heel stil. En dan zijn er vandaag mensen die dit een detail in de oorlog noemen of nog erger, het gewoon ontkennen. Hoe dom kan een mens zijn ...
Het blijft in onze kleren zitten als we terug naar ons hotel gaan. Dit bezoek laat zijn sporen na, en dat is maar goed ook.
Terug in het hotel valt het ons allen ineens op: een kale kleine kamer waar acht mensen in stapelbedden liggen, een kommetje rijst met een waterige aardappelsoep als avondeten ... een subtiele verwijzing ...? neen, zo zijn de mensen hier niet ... of toch ... ?
Morgen mag het wat luchtiger zijn, alhoewel: een bezoek aan de Dode Zee klinkt nu ook weer niet bepaald opgewekt ...

06.08.2007: dag 21: Ammam-Jeruzalem


D-day. Vroeg op om de moeilijke grensovergang naar Isrëel te overbruggen. We hebben nog zitten twijfelen maar de teerling is geworpen ... Dit moet gebeuren in etappes: een taxi naar het groot busstation buiten Amman en vervolgens een bus voor de eerste 45 km naar de Jordaanse grenspost aan de gelijknamige rivier, controles en verder tot Jeruzalem. De weg duikt meteen omlaag van de heuvels naar de Jordaanvallei. Links ligt in de diepte in een verzengende hitte de Dode Zee te schitteren. Hier en daar onderweg relax kijkende soldaten.
De formaliteiten aan de Jordaanse kant zijn efficient. We krijgen geen exitstempel omdat we volgens de Jordaniërs het land niet verlaten maar naar door Israël bezet gebied trekken; een heel vreemde en in de wereld unieke situatie. Nu nog een uur wachten op de Jordaanse shuttlebus die ons door het twee kilometer brede niemandsland moet loodsen. Te voet naar de overzijde lopen is verboden. Tot hier gaat alles goed, maar wat een verschil aan de andere kant: De vlag met de davidster heet ons welkom. Tot op de tanden gewapende soldaten houden de reizigers in het oog, op een grote affiche staan de koppen van gezochte terroristen met de beloning van een miljoen dollar voor hun arrestatie. Tientallen Jordaanse bussen schuiven aan en honderden Palestijnen gepakt en gezakt en enkele toeristen schuiven in de hitte aan an om elekronisch gescand te worden; geen enkel stuk bagage komt het land binnen zonder grondige controle. Spiegels wordt onder voertuigen geschoven als controle op mogelijke bommen. Israel is als de dood voor invoer van explosieven of personen die met minder eerbare bedoelingen het land binnen willen.
Dan volgt een intensieve controle van de passagiers en de reisdocumenten. Ons Jordaans visum blijft geldig zolang er geen spoor van een Israëlische stempel in onze paspoorten staat. Na wat heen en weer gediscussieer met de politie wordt er dan toch geen inkomstempel gezet; we kunnen dus met hetzelfde visum weer terug naar Jordanië, zoniet zouden we een serieus probleem hebben.
De ene controle volgt op de andere, steeds weer dezelfde vragen rond de bedoeling van ons verblijf in Israël.
Nog even onze bagage zoeken tussen een enorme hoop andere koffers en we staan eindelijk als vrije mensen op Israelische bodem t.t.z. op bezet Palestijns gebied.
Nog een laatste sherut of gezamenlijke taxi voor de laatste 30 km door bezet gebied tot Jeruzalem. De weg is met prikkeldraad afgezet en regelmatig staan gevaarborden die waarschuwen voor landmijnen. Je kan hier maar beter geen toiletstop inlassen ... In de verte prijken op kale heuvels Israëlische nederzettingen achter hoge muren.
Jeruzalem komt in zicht en daar schittert al de tempel van de Rots; we zijn er eindelijk na 5 uren voor nauwelijks 70 kilometer, maar een wereld van verschil.
We logeren vlak tegenover de Damascuspoort in het Arabische deel aan de oude stadsmuren: een klein leuk pension New Palm Hostel in een piepklein slaapzaaltje.
Gratis thee, koffie en avondeten inbegrepen voor 5 euro per persoon; we kunnen niet klagen ...
Jeruzalem is prachtig: de ommuurde oude stad met zijn eeuwenoude straatjes en winkeltjes en natuurlijk alle klassiekers uit de godsdienstlessen: de Via Dolorosa met de kruisweg, de Klaagmuur met de wenende Joden, het graf van David, de plaats van het laatste avondmaal en waar de apostelen met pinksteren de heilige geest ontvingen, een museum vam de holocaust; alle bezienswaardigheden liggen op wandelafstand bij elkaar. Je verdrinkt in de geschiedenis en alles is even indrukwekkend of ontroerend. Op iedere straathoek houden gewapende soldaten de drukte in de gaten. We kunnen dus gerust slapen, dat zal nodig zijn; we zijn bekaf na de emoties van de grens en de opgedane indrukken van onze eerste dag in Jeruzalem.
Morgen gezond weer op voor een nieuwe portie historie, godsdienst, politiek en een lekker weertje van rond de dertig graden.

zondag 5 augustus 2007

05.08.2007: dag 20: Damascus-Amman


Vandaag komt een einde aan ons Syrisch bezoek. We hebben gisteren een internationale bus geboekt van Damascus naar de Jordaanse hoofdstad Amman.
Om negen uur vertrekt de vijfsterrenbus van ‘Challenge’ “We carry the most valuable products on earth: People! We care about your safety!” voor een rit van anderhalf uur tot de grens. Dat gaat bijzonder vlot. De formaliteiten aan de Syrische zijde worden deze keer snel afgewerkt. Aan de Jordaanse kant moeten we een visum kopen en na wat geld wisselen en een korte inspectie staan we op Jordaans grondgebied. De alomtegenwoordige portretten van de stuurs kijkende Assad worden vervangen door een minzaam glimlachende koning Hoessein zaliger en diens opvolger Abdoullah. Daarna nog een uurtje verder over de snelweg tot Amman. Het is een drukke, saaie en chaotische stad met lelijke woonwijken en nieuwbouw op verschillende heuvels. Het oogt echter moderner, zichtbare vrouwen en minder wandelende sluiers, meer Westerse winkels en zelfs hier en daar een Mc Donalds!
Een taxi brengt ons naar hotel Farah in downtown Amman. Twee kleine kamertjes zijn ons onderdak voor de komende nacht.
We hebben de vorige dagen met elkaar wat overlegd en hebben besloten om morgen een zijsprongetje te maken naar Israël. Jeruzalem ligt op nauwelijks twee uren rijden van Amman en de grens over de Jordaan is tegenwoordig open. Het zou een beetje zonde zijn om deze stad en haar bijzondere plaats in het Midden-Oosten te negeren. De grensformaliteiten zouden – gezien de relatieve vrede op dit moment tussen de twee landen – minimaal zijn. Alleen zullen we met verschillende vervoermiddelen moeten werken aangezien er geen rechtstreekse verbinding is tussen de twee steden. Eénmaal op Israëlisch grondgebied is er transport dat het stukje bezet Palestijns gebied in één keer overbrugt tot Jeruzalem. We hebben via www.hostelworld.com al een pension geboekt binnen de muren van het oude Jeruzalem.
Het voelt wat spannend aan om morgen de beruchte Allenbybridge over de Jordaan over te steken en naar dé hotspot van het Midden-Oosten te reizen.
De jeugd heeft weer een internetcafé ontdekt; daar hebben we de komende uren geen last meer van. Online gaan met onze laptop is hier bijna nergens mogelijk omdat draadloze netwerken een zeldzaamheid zijn in deze streken. Hopelijk verbetert dat in de toekomst. Vandaag staat er verder niets meer op het programma dan verder uitzoeken hoe we best de rit van morgen aanpakken.

zaterdag 4 augustus 2007

04.08.2007: dag 19: Damascus-Bosra-Damascus


Honderdvijftig kilometer ten zuiden van Damascus aan de Jordaanse grens ligt een klein plaatsje: Bosra. Weinigen weten het, maar hier bevindt zich het best bewaarde Romeinse amfitheater van het Romeinse rijk uit de tweede eeuw na Christus.
Een beetje moeilijk om er te geraken: met de taxi, de grote bus en nog een minibus. Tegen de middag zijn we er.
Het amfitheater is uniek omdat het volledig vrijstaand gebouwd werd in dikke, zwarte basaltblokken en niet geïntegreerd is in een heuvelflank; het werd nooit verwoest en het ziet eruit alsof het gisteren werd opgeleverd aan de Romeinse bouwheer.
Via een doolhof van duistere catacomben, gangen en trappen kijk je plots neer op een enorm steil halfrond met stenen zitjes, dat plaats biedt aan 15 000 toeschouwers met beneden het podium met op de achtergrond een massieve wand van zuilen en frontons.
We zijn de enigen: het theater is voor ons alleen; je hebt het gevoel dat de laatste Romeinse toeschouwers net zijn vertrokken en de acteurs nog ergens in de catacomben rondlopen. De akoestiek is perfect: een gedicht, door Jasmien op het podium gedeclameerd, is van op de hoogste tribunes duidelijk verstaanbaar.
De huizen van oud-Bosra zijn gebouwd met de Romeinse basaltblokken die hier met duizenden voor het rapen liggen. Stukken van tempels en zuilen worden gebruikt als dorpels voor deuren en ramen. De geplaveide straten leiden van de ene boog naar een andere. Gebeeldhouwde sarcofagen worden als vuilnisbak gebruikt.
Prachtig voor ons buitenlanders, maar het toerisme ligt in Syrië duidelijk op zijn gat: te weinig mensen durven hier nog te komen na de gebeurtenissen van 9.11, de uitspraak van Bush waarbij dit land als een ‘schurkenstaat’ wordt afgeschilderd en tot ‘the axes of evil’ wordt gerekend. Ook de rol van president Assad in de burgeroorlog in buurland Irak zorgt ervoor dan Syrië door reizigers wordt gemeden. Het enige hotel in Bosra staat leeg.
Dit is erg jammer; het land is veilig, de inwoners zijn bijzonder vriendelijk en behulpzaam en zien met lede ogen aan hoe het land geïsoleerd is van de buitenwereld.
Van fanatisme is er geen sprake. Tegen de vooravond zijn we terug in Damascus. Iedereen is toe aan een fatsoenlijke maaltijd want bij de Romeinen van Bosra was er niet veel soeps te krijgen.
Ruben en Jasmien schieten het internetcafé in en Sander claimt de laptop: van de Romeinse tijd naar het internettijdperk in enkele uren; van een cultuurshock gesproken …

vrijdag 3 augustus 2007

03.08.2007: dag 18: Palmyra-Damascus


De taximan van gisteren wacht ons deze morgen al op aan het hotel; hij weet al dat we naar het station aan de rand van Palmyra moeten voor onze bus naar ’s werelds oudste hoofdstad.
Om 10 uur zijn we weg in een comfortabele aircobus voor een rit van 3 uren naar Damascus. Onderweg een uitgedroogde woestijn, heuvels schaars begroeid met taaie grassen en hier en daar een aarden huisje in dezelfde kleur als het landschap.
Om twee uur zijn we op onze bestemming: hotel Ghazal, een sfeervol oud huis aan de rand van de door de Romeinen ommuurde stad. Een mooie ruime kamer is ons verblijf voor twee nachten.
Het is vrijdag, weekend, dus de meeste winkels zijn dicht, de mensen lopen rond op hun ‘vrijdags’, families: mannen in lange witte rokken, vrouwen helemaal in het zwart gesluierd, met achter zich aan een aantal fris geklede kinderen trekken in grote getale naar de oude stad via de grote en duistere soek naar de Umayyad moskee, één van de grootste heiligdommen uit de moslimwereld. De muezzins roepen in de minaretten op voor het namiddaggebed.
Wij willen eveneens een kijkje nemen en we mogen inderdaad binnen op voorwaarde dat we allemaal volgens de geldende norm gekleed zijn: alles bedekt. Kristien en Jasmien moeten een lange kapmantel om, Sander en ik stappen in een lange rok en Ruben wordt nog als een kind aanzien en mag in korte broek binnen. Gelet op de reacties van de omstanders zien we er allemaal redelijk belachelijk uit in onze outfit.
Het grote binnenplein, de galerijen, de minaretten, de gebedsruimten, de gezangen en de Iraanse mullahs die de vele moskeegangers toespreken: het ziet er zeer exotisch uit en voelt bevreemdend aan. Plots wordt een zittende Jasmien door een moskeewachter nogal brutaal terecht gewezen omwille van enkele centimeters bloot been. Ze is helemaal onder de indruk en bijzonder kwaad voor zulke onverdraagzaamheid. Haar al zeer geringe begrip voor de islam en de ondergeschikte plaats van de vrouw hierin zakt tot beneden het vriespunt.
Nog even langs het mausoleum met de tombe van Saladdin, de held van de Arabieren en de schrik van de Christelijke veroveraars en kruisvaarders.
We zijn nog getuige van een merkwaardige processie van een honderdtal volgelingen van Hoessein, een sjiitische sekte binnen de Islam. Mannen slaan zich luid roepend en zingend gelijktijdig, ritmisch met de vlakke hand zo hard ze kunnen op de blote borst, steeds harder en steeds luider als in trance Hoessein aanroepend. Gelet op de littekens op de rug gaat het er soms erg bloederig aan toe: beangstigend, zoveel fanatisme. Honderd meer verder hoor je nog steeds de slagen nazinderen.
Een wandeling in de oude stad met zijn smalle straatjes en eeuwenoude gammele huisjes besluit deze vreemde dag.

02.08.2007: dag 17: Palmyra


We moeten vroeg uit bed als we op een comfortabele manier de overblijfselen van het rijk van koningin Zenobia willen zien.
Ontbijt van ongedesemd plat brood, zure yoghurt, olijven, abrikozengelei, een gekookt eitje en koffie: niemand heeft echt trek.
Het is al behoorlijk druk in de ochtend. De ruïnes horen tot het hoogtepunt van elk bezoek aan Syrië. Ze liggen over een grote oppervlakte verspreid in de woestijn met op de achtergrond, op de top van een schrale bruine heuvel, de overal zichtbare Arabische burcht en aan de voet ervan een kleine palmenoase.
Er waait een koele woestijnwind die fijn zand meeneemt en een geel waas over de omliggende kale heuvels en ruïnes legt.
Vandaag is het geschiedenisles voor onze studenten: Corinthische zuilen, frontons, pantheon, amfitheater, agora, reliëfs en sarcofagen, kortom de historie van de Assyriërs, Grieken, Romeinen in deze streken: allemaal hebben ze hun stempel op Palmyra gedrukt en de resten zijn herkenbaar en indrukwekkend.
Jonge mannen proberen de bezoekers te overhalen om per kameel de ruïnes te bekijken.
‘La, shukran’, we gaan liever te voet verder.
In de vroege namiddag is het tijd om terug te keren: de wind begint opnieuw heet te blazen en is onaangenaam hard; het opwaaiende zand begint de ogen te irriteren.
De vraag van de jongens waarom de mannen hier overal in een nachtkleed lopen en handdoeken op het hoofd dragen is hierbij beantwoord: de lucht onder een los, lang kleed is verfrissend en de hoofddoek beschermt tegen opwaaiend zand.
Siësta totdat de hete uren voorbij zijn; Palmyra ontwaakt pas opnieuw rond 17 uur.
De geblutste roestbak - een 45 jaar oude Austin - tuft en kreunt de steile weg op naar de oude Arabische burcht. Hier kunnen we genieten van de zonsondergang boven de ruïnestad. We schuifelen nadien te voet via een paadje terug naar de ruïnes beneden. De zuilen, portalen en muren kleuren nu zacht roze in de ondergaande zon.
Tijd voor kip en salade en nadien de verfrissende koelte van de kamer en een goed boek om de dag te besluiten.
Alle wegen leiden naar Damascus, onze bestemming voor morgen. ‘A hellhole’ zoals we eerder iemand hoorden zeggen die er pas vandaan kwam.
Ik weet niet of dat een goed teken is …

01.08.2007: dag 16: Hama-Palmyra


De bus naar Palmyra vertrekt pas op het middaguur; we hebben dus tijd om Sander en Ruben naar de kapper te sturen. Coiffeur Abdel gaat de klus klaren. Enkele aanwijzingen en de voorbeeldfoto op de studentenkaart moeten voldoende zijn om het gewenste kapsel te krijgen. Het resultaat is volgens de jongens niet hetgeen ze verwacht hebben. Abdel is gewoon om piekfijn getrimde Syrische kopjes te knippen. Hetgeen hij aflevert zijn nu twee verschillende versies van Jommeke.
De jongens zijn woedend en verwijten alle Syrische kappers, vervolgens alle Syriërs en meteen alle Arabieren voor hopeloze incompetente klunzen en hansworsten. Onze opbeurende opmerkingen dat het nu lekker koel aanvoelt, dat haren toch weer groeien en dat deze kapsels hier in de mode zijn kunnen ze niet troosten. Dit komt vandaag niet meer goed …
Een busrit van drie uren brengt ons via een kaarsrechte asfaltweg door de woestijn richting Bagdad en een juiste afslag naar links tot Tadmor of Palmyra, zoals onder de Romeinen bekend stond.
Passagiers ontvangen een klein gebedenboekje voor onderweg. Mannen naast mannen en vrouwen naast vrouwen, net zoals in het postkantoor: aparte loketten voor de twee geslachten.
Als we uit de bus stappen slaat de hitte iedereen tilt: slechts 45 graden in de schaduw. Hoeveel dat in de zon is willen we niet weten. De inwoners vinden het vandaag minder heet dan de voorgaande dagen, toen was het 50 graden in de schaduw!
We nemen intrek in hotel Citadel, vlak bij de ruïnestad.
Geen stroom in heel Syrië, dus geen ventilatoren, geen airco, niks … alleen een verschroeiende zon en een loodzware hete wind: geen enkele plaats die iets koelte brengt. Wat een ellende!
De Romeinse ruïnes liggen in al hun grootsheid voor onze neus maar lijken door de hitte onbereikbaar ver.
Er lopen hier nochtans erg veel toeristen rond waaronder een Vlaamse groep die met Joker een rondrit maakt door Syrië en Jordanië.
De enige behoefte die je hier hebt is drinken en nog eens drinken, liters en nog eens liters water. Gelukkig is hieraan geen tekort.
’s Avonds koelt het een klein beetje af. De hete wind is nu slechts warm geworden. Zonder stroom is het overal in het stadje donker, op kaarslichten, gaslampen en de koplampen van de auto’s na. Restaurants en hotelkamers blijven binnen echter verstikkend warm.
Na de verwonderde vraag van de hotelbaas “In your country, do you have the light all night?”
waardeer je weer de vanzelfsprekendheid van de druk op de knop …
… Midden in de nacht springt onverwacht de airco aan … HEERLIJK !