zondag 29 juni 2008

29.06.2008: dag 349: La Paz



Moet het nog gezegd? Het is koud in La Paz, ontbijten doe je met de handschoenen aan.
We nemen een dagje pauze en regelen nog een aantal praktische zaken bij de trekkingoperator voor de driedaagse voettocht die we vanaf morgen in het vooruitzicht stellen: De ´Chorotrekking´ is één van de mooiste trektochten in Bolivia die begint op een hoogte van vierduizendvijfhonderd meter en geleidelijk afdaalt tot duizendvijfhonderd meter in het weelderig tropische Amazonegebied. Op drie dagen wandelen we gedurende veertig kilometer doorheen verschillende klimaatzones van de droge en koude altiplano tot de vochtig warme jungle in Coroico. Een gids leidt, vergezeld van een kok en twee dragers. Onderweg logeren we gedurende twee nachten in een tent. De tempertuur stijgt intussen van beneden ht vriespunt tot vijfentwintig graden.
Als ik ´s ochtends naar de geldautomaat van de Banco de Bolivia loop om nog wat Boliviano´s op te nemen wordt ik in de afgesloten cockpit - waar de automaat zich bevindt – onverwacht vergezeld van twee slonzige jonge mannen die uit het niets opduiken en waarvan ik meteen vermoed dat zij hier geen zichtrekening bezitten. Een van hen verspert de glazen deur en de uitgang. Ik kan nog net op tijd reageren en de kleine ruimte ontvluchten vooraleer zij mij dwingen mijn bankrekening leeg te maken of erger in hun gedachten hebben. De brede laan is nog verlaten en geen mens zou weten wat er zich in de kleine ruimte afspeelt.
Ik steek de weg over en de twee kerels verlaten eveneens de automaat, kijken me enkele keren na en verdwijnen via het kruispunt naar een andere straat. Daar kom ik even goed weg! Ik durf niet meer terug te keren en spoed me langs straten met veel volk terug naar het pension. In een drukke wandelstraat kan ik uiteindelijk toch bijtanken. Een potige agent met een dubbelloops schietgeweer bewaakt hier de automaat. Je moet ´ogen met staarten hebben´ in La Paz.
Namiddag hebben we nog wat tijd om naar het oude centrum te wandelen; de barokke San Franciscokerk en het plein ervoor is bevolkt met waarzeggers die de toekomst uit glazen bier gevuld met rauwe eieren lezen. Andere ´specialisten´ smelten een bolletje zilver op een gaspitje in een kroes; als het metaal stolt leest de man in de bizarre vormen je verdere levensloop. De prijs voor een blik in je toekomst is met zo´n vijftig eurocent een weggevertje.
In het restaurantje zien we op tv en bij een telloor sliertensoep dat Spanje Europees voetbalkampioen wordt. Er is dus nog rechtvaardigheid in deze wereld.
Sander en Ruben vullen hun dvd-collectie nog eens aan.
We betalen de nieuwe sleutel die we gisteren kwijtspeelden en waarmee een schurk nu alle deursloten van La Paz uitprobeert. De huisbazin heeft onze gewassen T-shirts die op de lijn drogen in beslag genomen. Het huisreglement dat op de binnendeur hangt verbiedt kleding te wassen in de publieke badkamer. We krijgen ze pas terug als we de prijs per kilo betalen die aangerekend wordt voor de wasautomaat. Kristien weigert: een patstelling en er is geen bemiddelaar.
Vervolgt morgenvroeg als we uitchecken en opgehaald worden om te gaan wandelen ...

zaterdag 28 juni 2008

28.06.2008: dag 348: La Paz








Overdag is het in La Paz aangenaam warm maar op deze hoogte blijft de warmte ’s nachts niet bewaard en ’s avonds koelt het dan ook flink af en de nachten zijn ronduit koud. Gelukkig ligt er op de bedden in de kille kamer een dikke stapel dekens. De wit geverfde muren zorgen voor een bijkomende ‘frisse’ toets. De meeste budgethotels beschikken over hoogstens een gaskacheltje in de receptie en in restaurants hangt een klimaat van een kille ruwbouw ergens in november. De huizen van de inwoners zijn niet geisoleerd en hebben helemaal geen vorm van verwarming. Iedereen loopt er dan ook ingeduffeld in dikke truien en jassen rond. De vrouwen in multiple wijde rokken, beenverwarmers en wollen sjalen, de bolhoedje nonchalant op het hoofd. De straatstalletjes zijn al vroeg open; verkopers zitten verkleumd op een ijskoude arduinen steen of portaal van een winkel. Er is altijd wel iemand die op dit vroege uur een hangslot, veiligheidsspelden of een zonnebril nodig heeft ... Vrouwen met ingepakte baby’s en kleuters wachten op de eerste voorbijgangers; ze verkopen warme en versgebakken met vlees gevulde pasteitjes: de nationale ochtendsnack. We maken ons klaar voor een verkenning van La Paz; na enkele honderden meters wandelen over de steile straten mogen jas en trui al weggeborgen worden. Op de Plaza Murillio is het zondagsdruk: de bankjes zijn bezet door zonnekloppers, schoenpoetsers met een bivakmuts over het hoofd getrokken hebben het druk. Een zwerm stadsduiven heeft er haar vaste stek, kinderen voeren graan. Wachters in een negentiende eeuws gala-uniform bewaken de ingangspoort van het bescheiden presidentieel paleis. In de koloniale kathedraal ernaast is de misviering aan de gang. Een standbeeld van de nationale held prijkt in het midden van het plein tussen bloemperkjes en heggen. We proberen in een veel geprezen ‘heladeria’ een echt Italiaans ijsje.
Overvolle straten gevuld met taxi’s en stadsbussen die door de nauwe straatjes manoevreren en blauwe benzinewalmen verspreiden die in de vallei blijft hangen. De stad krijgt daarom de bedenkelijke eer van de meest vervuilde stad van Latijns Amerika.
La Paz is ook een geanimeerde stad met veel en kleurrijk volk. Er resten opmerkelijk veel overblijfselen uit het koloniale verleden: afbrokkende herenhuizen wachten op een opknapbeurt terwijl de statige regeringsgebouwen zijn mooi gerestaureerd zijn. Andere woningen zijn helemaal opgefrist en geverfd in blauw, wit en okerkleuren en delen de skyline met lelijke betonnen kantoorgedrochten en andere misplaatste hoogbouw; een typische derdewereldplaag: ondoordachte planning, corruptie, bouwpromotoren met machtige vrienden ... hmm ... klinkt ook bij ons bekend ...
Grotere winkels zijn verscholen achter informele eenmanszaken of talloze kraampjes, stalletjes en leurders die de trottoirs en de weg delen met de automobilisten. Onder zeilen wordt alles verkocht wat maar enigszins denkbaar is. Straatmuzikanten, vaak kleine kinderen proberen met gitaar of panfluit een centje te verdienen. Bedelaars, meestal vrouwen met baby’s zitten op centrale plaatsen, aan winkeluitgangen, kerken of gewoon ergens op de grond. Oude verweerde vrouwtjes, gehandicapten slenteren rond en steken de hand uit naar voorbijgangers om een aalmoes. Nergens in de wereld zijn we zo’n grote populatie armen en bedelaars tegengekomen als in La Paz. In geen enkele andere stad vind je zoveel namaakartikelen als hier; vooral de game, muziek- en filmindustrie moeten met lede ogen aanzien dat dagelijks openlijk duizenden titels illegaal verkocht worden. Een paradijs voor Sander en Ruben. We schaffen ons een nieuw cd-tasje aan ...
De markt is het hart van de economie in La Paz; smalle en venijnig bergopwaartse straatjes staan aan beide zijden vol met winkeltjes. Er is nauwelijks doorgang voor de massa stedelingen die vooral hier hun dagelijkse inkopen doen; de grote winkels met merkartikelen zijn voor de meeste mensen veel te duur. Er is een overvloed aan goedkope consumptiegoederen en vers fruit uit de laaglanden en het amazonegebied. Goed op onze tellen passen: dit is een beruchte zakkenrollersbuurt.
Op de ‘heksenmarkt’ worden traditionele fetischen en medicijnen verkocht. Opvallend zijn de stapels gedroogde embryo’s en babylama’s die wachten op een nieuwe huiseigenaar om begraven te worden onder de dorpel van de voordeur; dit offer aan ‘Paccha Mama’ of ‘Moeder Aarde’ brengt de huisgenoten geluk en voorspoed. Jasmien is ontzet. De collectie wordt aangevuld met kisten gedroogde padden, vogelkoppen en poten, gordeldieren, schelpen, luipaardvachten en poeders van toekanbekken, zeesterren, gedroogde kruiden en takjes goed voor iedere kwaal. Ruben is niet te spreken van dit heidens geloof en de arme opgezette diertjes.
Op weg naar het pension stel ik vast dat de zak van mijn jas is opengeritst en de inhoud - de sleutel van de kamer - is gepikt. Voor de dief niet echt bruikbaar maar wij zijn ontrieft en kunnen niet meer in onze eerste kamer.

vrijdag 27 juni 2008

27.06.2008: dag 347: Copacabana - La Paz




Er rijdt om het uur wel een lokale bus naar La Paz, de officieuze en ´s werelds hoogst gelegen hoofdstad. De bussen zitten echter overvol, maken onderweg vele stops en hebben een kwalijke reputatie omwille van de veel voorkomende diefstallen op deze route vanaf Copacabana. Bovendien is hun eindstation het beruchte en chaotische "Cementerio" buiten het centrum en bovenop de rand van de stad. De enige rechtstreekse en veilige verbinding tot in het centrum van La Paz is in de vroege namiddag met de "bus turistico".
Het schooljaar eindigt voor Sander en Ruben nog niet vandaag; hun vakantie begint pas op 1 augustus. Voormiddag is dus een gewone schooldag.
De bus is mooi op tijd en we rijden nog een tijdje over bruine heuvels langs het Titicacameer met de hoge Andes als blikvanger. In de verte zien we de gigantische Illampu: daar ligt La Paz. De bus moet even op de ferry; het meer is hier op zijn smalst en dit is de plaat om naar de andere zijde te geraken. Een platte houten schuit voert de lege bus naar de overzijde; passagiers stappen in een overvol motorbootje; gelukkig duurt de overzet slechts enkele minuten.
De valleien verdwijnen nu helemaal, enkel lage heuvels in de verte omgeven de vlakke altiplano. We stijgen weer een paar honderd meter en het is weer een enkele graden kouder op de hoogvlakte. De huizen in de dorpjes onderweg zien er stukken beter uit dan in Peru: netjes afgewerkt en goed onderhouden, zonder storende slogans en graffiti op de muren.
Het verkeer wordt steeds drukker op de tweebaansweg: we rijden door grauwe satellietsteen en naderen La Paz. Het eerste zicht in de enorme kuil waarin de stad zich bevindt is sensationeel: met de zesduizendvierhonderd meter hoge besneeuwde Illampu als overweldigend decor ligt de stad met zijn duizenden bruine huisjes in een groot en beschermd gat. Dit is de snelst groeiende stad van Latijns-Amerika en dat zie je: op de bodem van de vallei is alle ruimte volgebouwd en de nieuwe huizen lijken steeds hoger tegen de bergwand geplakt, de autowegen naar de bodem van de canyon maken een rollercoaster-duik naar omlaag. Ook de hoofdweg slingert zich tegen de wand naar beneden. Het centrum is chaotisch druk en de smalle straten zijn niet berekend op zoveel autoverkeer. Onze bus heeft zijn terminal aan een klein kantoortje. We hebben nog een taxi nodig om ons naar "Pension Austria" te rijden: een gammel maar sfeervol koloniaal gebouw, centraal gelegen bij de plaza Murillio. De eigenaar heeft een boontje voor Oostenrijk, de binnenmuren zijn behangen met romantische Tirolerlandschappen in de sneeuw en posters van de Weense toeristische dienst. Het jonge clienteel overwegend Duitssprekend. Een andere affiche waarschuwt de gasten voor vriendelijke oude vrouwtjes die toeristen aanspreken: zij werken samen met zakkenrollers en nep-politieagenten. We zijn gewaarschuwd.
Jasmien vindt haar lang verwachte correspondentie in het postkantoor en samen eten we zwartgeblakerde kip, slappe frieten met een lauwe cola in het restaurant tegenover ons pension. Daar zien ze ons morgen dus niet meer terug.

26.08.2006: dag 346: Copacabana: Isla del Sol







Copacabana is een gezellig ietwat toeristisch stadje aan ’t Titicacameer en het vertrekpunt naar het ‘Eiland van de Zon’. Dit wordt een dag waarin we ons laten onderdompelen in de legende van het onstaan van het Incarijk en het verhaal van de schepping van de aarde.
Alle boten vertrekken al vroeg in de ochtend voor een twee uur durende vaart naar Isla del Sol, een eilandje met een paar duizend inwoners en zonder gemotoriseerd vervoer.
Het eiland is bekend als de geboorteplaats van de zon en de eerste Inca goden/heersers naar analogie van de farao’s in Egypte.
Ons bootje meert aan in Challapampa en we hebben het gevoel te zijn aangekomen op een mediteraan eiland: blauwwitte roeibootjes die aangemeerd liggen aan een keienstrandje tegen een decor van rotsige en schaarsbegroeide heuvels. Enkele cafeetjes met terrasjes wachten op de eerste klanten. Niet zolang geleden werden op de bodem van het meer een aantal antieke gouden voorwerpen gevonden die tentoongesteld werden in het kleine dorpsmuseum. Verhalen van het verdwenen Atlantis staken al de kop op. Intussen heeft jaloerse rivaal van een buurdorp de schat gestolen en tot op vandaag is ze spoorloos verdwenen. Waarschijnlijk illegaal verkocht en nu in een kluis in Japan of Amerika opgeborgen. Voor de resterende stoffige collectie aardewerk hebben we geen belangstelling.
We betalen ons inkomticket en wandelen bergop met vergezichten op het blauwe water van het meer. Het eiland is dor, alle bomen zijn gekapt, eenvoudige lemen huisjes kijken uit op de machtige Andes aan de overzijde van het meer. De zon schijnt volop, het is vermoeiend stappen en de lucht is ijl op deze vierduizend meter hoogte.
De ruïnes van Chincana zijn de eindbestemming: een doolhof van stenen muren en doorgangen tegen de helling met ergens een bron die zo goed verborgen is dat we ze niet kunnen ontdekken.
Een ceremoniële stenen tafel omgeven door een reeks stoeltjes ziet er eerder uit als een gezellige picknickplek. Hier offerden de Inca’s mensen en dieren aan de zonnegod.
In een muur kun je met wat goede wil de countouren van een poema ontdekken, die in het scheppingsverhaal van de Inca’s een prominente rol speelt.
In twee kleine niches in een rotswand bevindt zich het ‘Cape Canavaral’ van de Inca’s: we aanschouwen de landingsplaats van de zon en de maan op aarde gevolgd door een geslaagde landing van Manco Capac, de stichter van het Incarijk en zijn companen. De naam ‘Isla del Sol’ vindt dus hier zijn oorsprong.
De Inca’s beschrijven de goden als bebaarde langharige bleekgezichten rijdend op vreemde dieren.
Een beetje sneu is dat de eerste Spanjaarden met hun lange haren, in harnassen rijdend op paarden als goden werden onthaald. De lepe conquistadores wisten handig misbruik te maken van deze onverwachte godenstatus en het Incarijk ging zonder veel tegenstand over in hun handen. Mazelen, verkoudheid en griep hielpen een handje om het machtige rijk tenonder te laten gaan. De zonnegoden lieten betijen ...
Het zijn leuke verhalen maar we voelen dat dit een ‘gewijde plaats’ is: het ontstaan van een machtig rijk en een cultuur die zijns gelijke niet meer heeft gekend in dit deel van de wereld.
De kapitein wil niet op het afgesproken tijdstip vertrekken omdat enkele Amerikaanse toeristen nog niet terug zijn gekomen van een lange wandeltocht op het eiland en dat is niet naar de zin van een aantal ongeduldige passagiers die de arme kapitein verwensingen naar het hoofd slingeren. Als het koppel met hun gids zonder verontschuldigingen een half uur later instappen ontstaat krijgen ze het aan de stok met een paar passagiers; een hoogoplopende discussie ontstaat die ei zo na gewelddadig wordt. Vervolging met politie, foto’s als bewijsmateriaal: een Amerikaanse tuttebel ‘wants her dineiro (two dollars) back’ ... ‘Gooi ze voor de haaien’ ... Een vermakelijke voorstelling ...
We vertrekken; de twee laatkomers zonderen zich af en trekken zich terug op het dak van de boot. De koude wind doet de heetgeblakerden uiteindelijk afkoelen. De boot arriveert in Copacabana precies en op het afgesproken tijdstip. Sommige mensen gaan beter niet op reis en blijven best thuis waar natuurlijk alles perfect verloopt ...

woensdag 25 juni 2008

25.06.2008: dag 345: Puno - Copacabana



Ons verblijf in Peru zit erop; vandaag steken we de grens over naar het buurland Bolivia. De ochtendbus rijdt de afstand naar Bolivia in drie uren. De weg volgt nog steeds het Titicacameer tot het grensplaatsje Yungai waar we bij een straatwisselaar onze resterende Peruaanse Soles inruilen voor Bolvianos. Een gesloten ketting over de weg markeert de grens tussen de twee landen. We ontvangen de uitreisstempel in onze paspoorten aan de Peruaanse zijde waar - in het kleine politiekantoor - een levensgrote foto van de onbekwaam geachte Peruaanse president Alan Garcia ons lachend uitwuift. Vervolgens slaat een een beambte - in een ander kantoortje - de inreisstempel. Een foto van de populistische president Evo Morales in poncho heet ons welkom in zijn Boliviaans boerenparadijs. Amerikanen hebben hun handen vol met allerlei documenten die nodig zijn om Bolivia binnen te mogen. EU-burgers kunnen zonder formaliteiten binnenwandelen. Geldwisselaars zitten langs de weg aan krakemikkige tafeltje voor een stapel Boliviaans geld. In stalletjes worden koekjes en gele frisdranken verkocht. Er is weinig traffiek. Enkele vrachtwagenchauffeurs hangen wat rond en wachten op afhandeling van de formaliteiten om verder te rijden. Bestuurders van minibusjes en collectivo’s wachten de schaarse nieuwe reizigers op. Onze Peruaanse bus staat klaar aan de Boliviaanse zijde voor de rest van de rit.
Mexico en Brazilië hebben hun mondain Copacabana aan een zonovergoten tropisch strand; Bolivia heeft een bescheiden versie in de vorm van een bedevaartstadje aan het Titicacameer met dezelfde naam. De bus rijdt nog verder naar La Paz maar dat is te ver voor vandaag; in het centrum van Copacabana stappen we uit. Ons hotel ligt vlakbij: een familiaal pensionnetje met een binnenkoertje. Er lopen opvallend veel rugzaktoeristen in dit plaatsje dat in heel Bolivia bekend is om zijn zwarte madonna die in de witte koloniale kerk op de plaza al sedert meer dan vijfhonderd jaar haar woonplaats heeft en tijdens religieuze feesten duizenden bezoekers trekt. In de paar straatjes concurreren goedkope restaurantjes en hotels met scherpe prijzen. Bolivia is nog een stuk goedkoper dan Peru. In de kantoortjes van busmaatschappijen roepen de verkopers naar voorbijgangers: alle bestemmingen in Peru en Bolivia zijn van hieruit bereikbaar.
We testen de specialiteit van Copacabana: forel, gekweekt in het Titicacameer, een Duitse introductie als extra proteïnebron bij het eenzijdige dieet van de bevolking. In de keuken ondergaat de vis- tijdens het bakproces - een merkwaardige metamorfose en op het bord lijkt de veel bejubelde forel op een geëlektrocuteerde sardien.
We besteden wat aandacht aan onszelf: Ruben en ik zijn dringend toe aan een nieuwe haarsnit. In een piepklein kapsalon of ‘peluqueria’ klaart een jonge man de klus in vijf minuten geklaard. Naast een stoel, tafeltje en spiegel zijn de enige werkinstrumenten een tondeuse, schaar en kam. De voorbeelden van haarsnit staan boven de spiegel getekend; je moet enkel aanwijzen. Het resultaat is bevredigend voor Boliviaanse normen.

dinsdag 24 juni 2008

24.06.2008: dag 344: Amtamani - Taquile - Puno








Geen beesten in bed, dat scheelt een hele nachtrust. De stilte was oorverdoend en pas als er al heel vroeg in het keukentje beneden wat beweegt ontwaken we en staren we in het ochtenddonker naar de witte zakken die tegen het plafond zijn gespijkerd om stof en vuil op te vangen. ´Gevriesdroogd vismeel´ staat er in grote letters in het Spaans gedrukt op de zakken.
Een emmertje met koud water en een nieuw stuk zeep staat klaar op het erf. Señora Carmen zit al achter het vuurtje en bakt pannenkoeken. Heet water en takjes wilde tijm vervangt koffie. We besluiten wat van onze bezittingen achter te laten: zoontje Américo is Sinterklaasblij met ons lampje en een Spaans-Engels woordenboek, Marie-Luz doet het truitje van Kristien nooit meer uit, wat medicijnen en de extra fooi wordt door señora Carmen met kussen aanvaard. Wij ontvangen in ruil een trosje geraniumbloemen die metershoog op het erf groeien.
We worden om half acht an de pier verwacht. Carmen doet haar ´goede´ rokje aan en loopt met ons mee naar de boot.
Onderweg komen we Sander, Ruben en Jasmien tegen met hun ´moeder´.
Een kort, leerrijk en ontroerend verblijf bij eenvoudige, goede mensen die het niet verdienen om in deze moeilijke en vaak mensonwaardige omstandigheden te leven. Dit was een zeldzaam geval waarbij wij – als toerist - een beetje kunnen bijdragen tot het welzijn van mensen.
We zeilen verder naar het volgende eiland: Taquile ligt een uurtje verder. Het ziet er net zo onherbergzaam uit als Amantani en de top waarop het dorp ligt lijkt nog wat hoger gelegen: dat belooft weer een eindje klimmen.
Het pad is nieuw en het wordt een stevige ochtendwandeling naar boven. Het meer schittert beneden. De landbouwterrasjes zijn omgeven door muurtjes van ongeljke stenen die uit de akkertjes worden gehaald. Ze staan braak en de grond is kurkdroog. Hoe is het mogelijk dat deze onvruchtbare stofgrond, tussen keien en rotsen iets opbrengt.
De bewoners op Taquile zijn van een heel ander type. De mensen spreken een andere taal en hun kleding is totaal verschillend. Mannen dragen blauwwitte geborduurde bloezen en zwarte broeken, lange afhangende mutsen en houden zich vooral bezig met breien. Een man die geen fatsoenlijk breiwerk kan afleveren wordt door vrouwen van Taquile niet als volwaardig aanzien en de arme ziel vindt nooit een echtgenote. De omgeving lijkt minder armoedig, de huisjes zijn in een betere staat en de mensen zien er goed uit: Taquile ontvangt dan ook meer toeristen.
´s Middags vertrekt de boot terug richting Puno. De zon schijnt warm en op het dek is het aangenaam toeven. In de late namiddag bereiken we opnieuw de rommelige haven en vinden we alle ´geneugten des levens´ terug. De Uru´s en de eilanden op Titicaca: nauwelijks twintig kilometer ver maar van een andere wereld en een andere tijd.
Eén dag zonder internet: de kinderen begonnen al ontwenningsverschijnselen te vertonen …

23.06.2008: dag 343: Puno - Uru´s - Amantani







Je kunt op eigen houtje de eilanden in het Titicacameer bezoeken maar de verschillende touroperators bieden eveneens tweedaagse boottochtjes aan scherpe prijzen. We schrijven ons in en ´s morgens vroeg worden we met een busje aan het pension opgepikt en naar de pier van Puno gebracht waar de boot op ons wacht. We zijn niet de enigen: een vijftiental andere reizigers uit verschillende Europa en de USA staan klaar. Een Peruaanse gids zal ons begeleiden.
Een half uurtje verder houden we de eerste stop aan de bekende drijvende eilanden van de Uru´s. Sedert duizenden jaren wonen deze merkwaardige mensen op rieten eilanden en leven er van visvangst; dat is tenminste hetgeen wij steeds geleerd hebben. De realiteit vandaag is anders. De laatste Uru stierf een kwarteeuw geleden en de mensen die nu nog steeds de eilanden bevolken zijn toeristen-Uru´s of halfbloeden. Nep of echt: het blijft een bizarre woonomgeving: metersdikke turfblokken met touwen vastgeklonken aan de bodem van het meer houden de eilanden die met metersdikke rietstengels bedet zijn drijvend. eenvoudige hutjes gemakt van rieten matten staan op een verhoogje en dienen als nachtverblijf. Binnenin staat een laag tafeltje, een matras en een stapel dikke dekens. Buiten de hutjes staat een lemen houtskoolfornuisje waarop een paar potten en pannen passen. De befaamde papyrusboten dienen andaag hoofdzakelijk voor pleziertochtjes. Oud worden de mensen niet: wonen op riet met ijskoud water op nauwelijks twintig centimeter onder de vloer is op z´n minst ongezond en reumatiek steekt de kop op vanaf heel jonge leeftijd. De gemiddelde leeftijd van de Uru´s bedraagt nauwelijks vijfenveertig jaar.
We krijgen van de dorpsverantwoordelije een erg leerrijke rondleiding op de deinende ondergrond, die om de paar weken aangevuld moet worden met vers riet dat in een snel tempo in het water rot.
Vrouwen weven doeken en tapijtjes in lamawol of fabriceren allerlei prulletjes. Toerisme heeft de traditionele visvangst vervangen en ieder eilandje probeert zoveel mogelijk oten met toeristen te trekken: de kleurrijke bolle vrouwtjes staan aan de oever naast elkaar en wuiven de aankomende boten naar zich toe.
Het is een beetje een poppenkast maar zonder inkomsten van het toerisme zou deze bevolkingsgroep niet meer kunnen overleven; steeds meer jonge mensen verlaten de ongezonde omgeving en men schat dat binnen een paar tientallen jaren het verschijnsel van de drijvende eilanden en de Uru´s onherroepelijk geschiedenis zal zijn.
We varen verder, het meer is rustig en na drie uren rustig tuffen meert ons ootje aan op Amantani, een hoog, ruig en dor eiland. We worden toegewezen aan families die toeristen voor een nacht opvangen in vol pension. Een vijftal vrouwtjes in tratitionele kleding wacht iedereen op aan de havenpier. We worden opsplitst: de kleine gezinnen kunnen hoogstens drie personen herbergen. De kinderen vertrekken met señora Sérafina naar een eenvoudig lemen huisje tussen eucalyptusbomen, Kristien en ik volgen over het stenen paadje en terrassen señora Carmen nar een hoger gelegen onderkomen. We zetten meteen een grote stap terug in de tijd. Een houten trapje leidt naar ons kamertje op de eerste verdieping: kale witgekalkte lemen muren, twee bedden en een stapel dekens voor de kille nacht. Dit is levend Bokrijk: armoede is de rode draad: de keuken is een laag en donker vertrekje waar señora Carmen in een nis gezeten op een steen het houtvuurtje brandend houdt. We kunnen enkel gebukt staan. De rook ontsnapt langs een open zijraampje. Het vertrek is voor de rest leeg, enkele lege potten en blikken staan op een rekje. Het middagmaal van dikke soep, gekookte aardappelen met wat wortelen en kaas wordt geserveerd in arden kommetjes op een laag tafeltje. Een feestmaal enkel voor toeristen. Zelf knabbelt het gezin ´s middags op wat gekookte bonen. Señora Carmen is een alleenstaande moeder van zes kinderen waarvan er drie in Puno proberen te overleven met haar man die al jaren ziek is en dringend moet geopereerd worden. Geld voor de operatie is er niet. De drie andere kinderen zijn nog thuis: Marie-Luz helpt moeder, de jongste zoon gaat wel naar school en de jongste dochter blijft eveneens thuis wegens geldgebrek. Het huisje heeft geen elektriciteit, geen stromend water, er liggen geen boeken, er is geen radio, geen tv, geen telefoon en internet is science fiction. Het kleine akkertje achter het huis levert enkel wat aardppelen en mais op, ruim onvoldoende om te overleven.
We worden namiddag naar de plaza gebracht. We ontmoeten Jasmien, Snder en Ruben. Zij logeren in dezelfde omstandigheden bij señora Sérfina, zij het een beetje luxueuzer omdat er elektriciteit in het huis is.
Ons groepje beweegt zich bergopwaarts: op de top van het eiland bevinden zich resten van de Incatempel gewijd aan ´Pachamama´ of de ´Moeder van de Áarde´. Het gaat maar traag in de ijle lucht op vierduizend meter hoogte maar het uitzicht op het vlakke Titicacameer en de wijde omgeving tot in Bolivia is zeer de moeite waard. Kinderen verkopen onderweg armbandjes en wollen mutsen of spelen een deuntje op de panfluit. Hun oogjes schitteren als we een prulletje kopen voor een paar cent. We zijn nog net op tijd om de zon in een oranje gloed achter de horizon te zien verdwijnen.
Het avondmaal is een variant op het middageten. Het huisgezin eet enkel wat soep en een handvol witte rijst. Melk of vlees staat uiterst zelden op het menu. Eenmaal donker gaat iedereen slapen in het minuscule slaapkamertje: dekens liggen als een nest gespreid; iedereen kruipt dicht bij elkaar tot zonsopgang als een nieuwe dag van overleven en zorgen zich aandient.
Señora Carmen heeft nog een verrassing: iedereen wordt uitgenodigd op een fiesta met dans en musica in het dorp. In onze huidige kledij kunnen we echter niet naar een feest. We worden vakkundig in de typische kledij van Amantani gestoken: Kristien ziet er fantastisch uit in het rode ronde ronkje, geweven blouse en geborduurde hoofddoek, ik krijg een poncho en puntmuts en de drie kinderen ontmoeten we eveneens in de ´couleur locale´. Ruben en Sander kunnen er niet om lachen en ze kunnen hun lot evenmin ontvluchten op dit eiland ...

vervolgt ...

zondag 22 juni 2008

22.06.2008: dag 342: Cusco - Puno





We nemen afscheid van de zeer beminnelijke familie Americo, het was een fijn verblijf bij eenvoudige mensen met een groot hart.
´Cruz Del Sur´ plant haar vertrek om half negen. Om veiligheidsredenen worden we nog eens op videofilm vastgelegd. Er bieden zich maar een tiental passagiers aan. Iedereen nestelt zich in de relaxzetels, klaar voor een rit van zes uur door de hoge altiplano richting Puno en het Titicacameer. Het ontbijt wordt geserveerd en als eerste film in een reeks van drie wordt ´Toy Story´geprogrameerd. We verlaten de vallei van Cusco, de weg is prima en klimt geleidelijk tot meer dan vierduizend meter hoogte. Het landschap is dor, gele grassen groeien in bundels op de glooiende hellingen van de onhergzame altiplano of het plateau dat tot ver in Bolivia reikt. De hoge sneeuwtoppen zijn meestal onzichtbaar maar de sneeuwgrens is niet veel hoger dan de weg. De zon schijnt en het is warm maar ´s nachts daalt de temperatuur tot ver beneden het vriespunt. De vallei is breed en vlak, kleine beekjes met ijskoud helder water kabbelen en waaieren uit over de vlakte. Armoedige dorpjes onderweg, kouwelijke huisjes herbergen geharde mensen die het met heel weinig moeten stellen. Verwarming is een ongekende luxe, er groeien geen bomen, hout is kostbaar en dient uitsluitend om te koken. De altiplano is bevolkt met kudden paarden, ezels, koeien, schapen en lama´s in een dikke bruine of witte vacht. Mannen gehuld in zware ponchos en vilten hoeden leiden de kudden naar de verschillende weiden.
Puno ligt aan het Titicacameer, of met meer dan 3800 meter het hoogst gelegen bevaarbare meer ter wereld. Het meer kleurt staalblauw en ijskoud in de felle zon. Puno ligt deels op de kale heuvels en bestaat uit een verzameling troosteloze bruin lemen blokkendozen. In de binnenstad zijn de huizen van beton en bakstenen, maar zeker niet mooier dan de traditionele adobehuisjes. Geen enkel huis of hoogbouw lijkt afgewerkt: betonijzers steken metershoog in bundels gebonden boven de eerste verdiepingen uit in afwachting dat er ooit nog een etage wordt bijgebouwd. Bakstenen en ander bouwmateriaal ligt al jaren op de platte daken. De patron van ons gereserveerd pension wacht ons op aan de terminal van ´Cruz´ en met de taxi worden we netjes afgeleverd in zijn hotel. Een nette kamer voor vijf voor weinig geld.
Het is zondag, vele winkels zijn gesloten, restaurants en reisbureautjes blijven open. Een kwartje kip hebben nu wel verdiend en in de´Pollo a la Brasa´ om de hoek wordt heerlijk gekruide kip van het spit op ons bord gelegd. De kleine vrouwtjes lijken in Puno nog wat ronder in hun multiple lagen rokken. De zwarte haren glimmen van de olie en zijn op de rug in twee lange vlechten bijeengebonden. De buishoeden zijn hier niet meer in de mode en worden vervangen door kleine bolhoedjes, een beetje nonchalant schuin op het hoofd geplaatst zoals Oliver Hardy.

zaterdag 21 juni 2008

21.06.2008: dag 341: Cusco: Chinchero & Moray










21 juni: in Peru begint vandaag de winter. Sander is ook vandaag nog niet de oude en blijft thuis als wij een laatste uitstap maken.
We laten vast voedsel achter in de frigo; hij brengt de dag door op de kamer en later in de zon op het terras onder de hoede van senior Americo. Met de bus is het niet ver naar onze eerste halte.
De Andes domineert het hele gebied en schittert in al zijn glorie, de sneeuwtoppen verblindend in de warme zon. De heuvels zijn bewerkt en de droge akkers kleuren goudgeel van de rijpe haver en gerst. De oogst is goed. Buiten de vallei van Cusco ligt Chinchero, een prachtig en grotendeels onaangetast Indianendorpje of een verzameling kleine huisjes van ‘adobe’ of leemblokken. Vrouwen lopen al garen spinnend door de smalle trapstraatjes die naar het centrale pleintje leiden. De oude tradities zijn nog springlevend. Een lama blokkeert de doorgang. Het eeuwenoude witgekalkte kerkje van Chincheros is gebouwd op de stenen ruïnes van een Incatempel. De binnenruimte is sober en mooi gerestaureerd. Het is koel en donker binnen, de zijkapellen en schilderijen zijn bruingerookt van kaarsenwalmen. Er is een huwelijksmis aan de gang; het kerkje zit vol met Indiaanse dorpelingen en toevallige voorbijgangers. Vrouwen dragen koopwaar of kinderen in rode doeken gebonden op de rug. Enkele hoge kinderstemmetjes begeleiden de dienst. Op het pleintje worden poncho’s, warme sokken en kleurrijk geborduurde handtassen verkocht.
Een voetbalploegje oefent op het grasveld van de oude Incaterrassen die pas onlangs zijn blootgelegd. Elders liggen kleine aardappelen te drogen op het dorre gras. Vrouwen pletten ze met de blote voeten zodat er een bruine pasta ontstaat die in de soep wordt verwerkt. Een man kapt brandhout van een eucalyptusboom; het ruikt er naar hoestsiroop.
Verder rijdt de publieke bus niet meer; we huren een taxi en laten ons naar Moray brengen. Hier zien we een soort ‘colosseum’ of een enorme cirkelvormige ruimte in de grond met verschillende terrassen die in perfect concentrische cirkels naar beneden gaan. De meest gangbare theorie is dat de Inca’s de beschermde terassen gebruikten als een openluchtkweekbed voor landbouwgewassen. Ieder verhoog beschikte over een eigen microklimaat. De omgeving is groots, de Urubambavallei beneden kleurt donker tegen het langgerekte berglandschap. De omgeving is leeg en de piste gaat nog wat verder en slingert zich naar beneden tot aan de spectaculaire zoutpannen van Maras die al sedert een paar duizend zout opleveren uit een riviertje dat hier aan de oppervlakte verschijnt. De productie is ambachtelijk en vereist handenarbeid. Het heldere water wordt naar honderden terrasjes afgeleid waar het bezinksel zout oplevert. De randen en paadjes zijn wit van de zoutkristallen die zich overal vasthechten zodat de hele omgeving bevroren lijkt. In winkelstalletjes worden pakjes ‘Incazout’ verkocht.
Onze taxichauffeur woont in Cusco en voor een kleine toeslag op de afgesproken prijs kunnen we de hele rit mee terug zonder dat we op zoek moeten naar busvervoer.
Een hele dag zonder eten vereist een dringend bezoek aan het restaurant vooraleer we de aandacht richten op Sander die alleen achterbleef in het pension. Een dag eenzaamheid leidt tot een aanzienlijke verbetering van de gezondheid; we treffen hem aan achter de computer: hij wordt genezen verklaard ...

vrijdag 20 juni 2008

20.06.2006: dag 340: Cusco




Tot diep in de nacht waaien flarden muziek en feestgedruis tot in onze straat, hoog in de vallei.
Sander zweet zijn verkoudheid verder uit in bed.
We kochten eerder een ‘integraal ticket’ dat recht geeft op alle bezienswaardigheden van Cusco en omgeving. Er kunnen nog wat gaatjes geknipt worden bij een zestal trekpleisters. We besluiten de dag door te brengen in Cusco en de ´kleine attracties´ met een bezoekje te vereren.
De feestelijkheden zijn opnieuw in volle gang en de straten zien zwart van het volk. Gemaskerde dansers en steltlopers paraderen voorbij op het centrale plein voor de kathedraal. Tientallen andere groepen houden zich klaar in de zijstraten en oefenen nog eens de danspasjes. Politie en veiligheidsagenten zijn in grote getale zichtbaar.
Het museum van hedendaagse kunst: twee zaaltjes met schreeuwerige schilderijen van zondagsschilders. Hmm: in de Genkse kunstacademie wordt beter gepresteerd.
Het follormuseum: een zaaltje met handwerk: leuk maar in de talloze soevenirwinkels vind je dezelfde dingetjes.
Het klooster van Santa Cathalina: een koloniale ruimte met booggewelven en tegen de wanden een paar antieke schilderijen en een foto van twee nonnen.
In het interessante klooster van Santo Domingo geldt ons ticketje jammer genoeg niet; of we extra willen bijbetalen voor de Tempel van de Zon!
In het Natuurhistorisch Museum vinden we erg veel antieke potscherven, een mummie en donkere schilderijen van treurende madonna’s; ‘neen verdere uitleg is niet nodig’.
We passeren de feestvierders en schuiven aan tafel in een klein restaurantje. Blazers houden de stemming erin op het voetpad voor de deur.
Incakrijgers, gewapend met pijl en boog en in een lendedoekje staan paraat om als volgende groep naar de plaza te gaan.
Ik probeer via het internet een goedkoop vliegtuigticket vanuit Argentinië naar Santiago de Chile te regelen. Augustus is putje winter en als de voornaamste landverbinding over de hoge bergpassen in de Andes tussen Argentinië en Chili ondersneeuwt, is het vliegtuig de enige oplossing om nog in Santiago te geraken. Het lijkt erop dat ik voorlopig nog wat moet zoeken ...
Een bus naar Puno boeken voor overmorgen is dan weer geen probleem. Sander heeft nog een extra dag om te recupereren.

donderdag 19 juni 2008

19.06.2008: dag 339: Aguas Calientes - Cusco



Overprijsde restaurants met matig eten en rekeningen die niet kloppen. Het devies van de handelaars is: ‘pluim de klanten nu het nog kan want ze blijven toch maar voor enkele uren’. Aguas Calientes is geen plaats om lang te blijven. De ‘Backpackerstrein’ van half tien naar Ollantaytambo is maar voor de helft gevuld. We rijden terug en volgen de stroom van de Urubamba. In het mini-stationnetje worden aankomende reizigers opgewacht door taxichauffeurs die woekerprijzen vragen voor de rit naar Cuzco. We lopen even verder naar het kleine busstation aan de markt, nemen plaats in het minibusje naar Urubamba alwaar we overstappen in de grote bus die rechtstreeks naar Cusco rijdt. Een beetje omslachtig, maar het levert een aardige besparing op na de afgelopen paar dagen en we hebben vandaag toch niets meer omhanden.
Aan de bushalte van het station in Cuzco smijt een man vanuit een rijdend busje een klets water in het gezicht van Kristien. Een beproefde Peruaanse tactiek: verwacht wordt dat de verbouwereerde persoon zijn handbagage even neerzet om het gezicht af te vegen zodat een medeplichtige - in dat kleine moment van onoplettendheid – er vliegensvlug met de bagage vandoor kan gaan. Kledij besmeuren met een vies goedje is een andere methode om je stil te doen staan. Een vriendelijke medemens wil je behulpzaam zijn, de bagage wordt heel even vergeten en verdwijnt in een oogwenk. We blijven bij de pinken en er gebeurt verder niets. Vlug met z’n allen in een taxi. Busstations zijn gevaarlijke plaatsen in Peru..
In Cusco is het opnieuw fiësta; de binnenstad is volledig afgesloten voor autoverkeer. Folkloregroepen bezetten het centrum. De meeste hotels zijn volgeboekt naar aanleiding van de feestelijkheden die nog tot het weekend zullen voortduren. Gelukkig reserveerden we eerder onze kamer in ‘pension Inka’ ver van het feestgewoel op de heuvel buiten het centrum.
Bij Sanders’ verkoudheid is nu een pijnlijke keelontsteking opgedoken; antibiotica moet soelaas bieden. Hij zoekt de rest van de namiddag het warme bed op.