woensdag 7 mei 2008

06.05.2008: dag 296: Lake Isabella – Death Valley








Het koelt net voldoende af om het niet koud te krijgen in de tent. Het is een zachte ochtend en bij het eerste zonlicht wordt het kamp afgebroken. De parkranger komt even langs om af te rekenen: negentien dollar voor een overnachting inclusief een warme douche..
Het wordt een lange rit. De weg kronkelt verder langs het het meer, we doen ‘de bak nog eens vol’ en kiezen de California 178, de enige passage door de Sierra Nevada naar de eenzame Death Valley. De rechte weg daalt langzaam maar zeker; de eerste cactussen verschijnen; gele, rode en paarse bloemen bloeien slechts gedurende een paar weken in de lente en zorgen voor een vrolijk kleurtje in het bruine en desolate land.
We blijven dalen over een eenzame weg; de buitentemperatuur loopt verder op en nadert veertig graden. In in de verte tussen twee bergketens zindert een enorme witte zoutvlakte in de zon. Een enorme mijn verschijnt: tonnen witte borax liggen opgehoopt voor de raffinaderij. We volgen een afsluiting van draad; links en ver van het oog onttrokken in de woestijn ligt één van de grootste militaire basis van Amerika; grijze vierkanten bouwwerken en torens is het enige dat zichtbaar is. Bedrijven verkopen mobiele huizen; de wielen staan er al onder: dit kan alleen in Amerika ...
Bij een bordje ‘Zeeniveau” in Stovepipe Wells stoppen we voor een middagpauze. Er is een winkeltje, tankstation en een rangerspost. Als we de autodeur openen slaat de hitte ons in het gezicht. We eten onze boterhammen hier snel op vooraleer de boter en beleg wegsmelten. Enkele huifkarren geven het plaatsje een wildwest tintje.
De asfaltweg daalt nog verder en het wordt nog heter; de aircon blaast koele lucht in de auto. We rijden door een land van extremen, in de zomer is dit de heetste plaats op aarde met temperaturen tot zeventig graden in de zon. ‘s Winters kan het vriezen. In deze tijd van het voorjaar klimt het kwik overdag al tot boven de veertig graden.
We rijden een zone voorbij met gele zandduinen. We nemen een kijkje maar verder dan enkele honderden meters loop je hier niet; het is verschroeiend heet in de middagzon, er is nergens scaduw; de woestijnwind blaast hard en droogt lippen en mond uit. De vallei zit gevangen tussen twee bergketens die de opstijgende lucht gevangen houdt en ze iedere minuut terug opwarmt als in een drukkookpot tot onmenselijke temperaturen. De canyons of de ‘Badlands’ aan de overkanten gloeien en krijgen alle tinten van oker.
De auto daalt nog verder tot Furnace Creek, een onverwacht groene oase van schrale dennen en taaie lage struiken. Dit is ook de kampeerplaats voor de nacht; er is water en de dennen leveren een beetje schaduw voor de twee tenten. Bloedheet is het en de naam ‘Furnace Creek’ is een perfecte naam: het is inderdaad een bakoven.
We houden halt bij een verlaten boraxmijn; verroeste ijzeren ketels, pijpen en karren zijn de enige resten van de plaats waar eertijds Chinese arbeiders het ‘witte goud’ van zout en mineralen schraapten in de verschrikkelijke hitte van de Death Valley. Ezels trokken geladen wagens en brachten het kostbare goedje honderden kilometers ver naar treinstations.
We kunnen nog dieper afdalen naar het laagste punt van Death Valley; we rijden naar ‘Badwaters’of het laagste punt in de Westelijk halfrond op bijna honderd meter beneden zeeniveau. De hitte overtreft deze aan de Dode Zee, en toen was het ginder hoogzomer. Dit is een surrealistisch landschap; een in de zon trillende modderige zoutvlakte en een tijdelijk meer dat na regenbuien in de bergen met water gevuld wordt. ’s Zomers droogt het meer uit en laat zouten en mineralen achter met onder de gebroken oppervlakte ‘Slecht Water’. Een eenzame meeuw staat in een hete modderpoel bijzonder triest te kijken. De vogel vliegt niet op. Een eenzame fietser puft de oneindige weg bergop: gestoord! Ieder jaar komen mensen om in dit vijandige gebied, zelfs een wandelingetje van enkele kilometers kan dodelijk zijn, waarschuwen verschillende affiches.
‘Devil’s Golf Course’ is een ander bizar natuurfenomeen: een lege en troosteloze witte vlakte van steenhard rotszout dat gebeeldhouwd is door regen en wind. De hitte trekt het zout uit de verschroeide vlakte en laat het in de vorm van golfballetjes uit de grond ploppen zodat zich een scherp gekartelde vlakte ontstaat met gaten en trechters waarop alleen ‘de duivel kan golfen’.
‘Golden Canyon’: we wandelen door een nauwe, door water geërodeerde canyon met gekleurde wanden, gele en rode tinten, maar de temperatuur is zo onhoudbaar in deze beschutte kloof dat we halverwege moeten terugkeren.
In de ondergaande zon volgen we de ‘Artist Drive” een prachtige rit door heuvels in zachte pastelkleuren. Death Valley ziet er opeens veel vriendelijker uit.
Ook als de zon helemaal achter de Black Mountains is verdwenen koelt het niet af. De hitte hangt als een kurkdroge wollen deken boven de vallei. We voelen ons loom en hebben geen zin om ingewikkeld te koken; in de supermarkt vinden we spaghetti en een begeleidende rode wijn.
De kampeerplaats is aardig volgelopen in de loop van de dag en tentjes staat opgesteld op de plaatsen met de meeste schaduw.
De waterzak is handig; gevuld en opgehangen aan een hoge tak is het net voldoende voor een verkwikkende douche.
De temperatuur zakt maar heel langzaam en in de tent hangt een late avondhitte die maar niet wil verdwijnen. De kuip van Death Valley houdt de warmte binnen. In de verte huilen coyotes; waar vinden die arme beesten in godsnaam eten in deze hel op aarde.
Wij kijken voor het eerst niet uit naar een nieuwe zonsopgang morgenvroeg ...

Geen opmerkingen: