maandag 21 april 2008

22.04.2008: dag 281: Ping'Yao









De trein vordert door de koude nacht. Spoorbeambten in dikke overjassen bemannen de nachtelijke perrons onderweg. In de enkele stations waar mensen opstappen staan ze in rijen achter een geuniformeerde agent die hen naar binnen laat als de trein stilstaat.
Het is een grijze morgen, het vlakke landschap is dood en troosteloos: gore en deprimerende dorpen en stadjes langs het spoor, vervuilende industrie; uit hoge schoorstenen ontsnappen gele en zwarte rookwolken. Dit is een gebied waar steenkool wordt gedolven. Alle begroeiing is verdwenen. Herstel is onderweg: massa's kleine boompjes worden nu op de troosteloze terreinen aangeplant. Tonnen vettig zwart gruis ligt gestapeld op terreinen naast de spoorweg. Het materiaal wordt geperst tot luchtvervuilende briketten die in heel het land in keukens gebruikt worden en als goedkope brandstof dienen voor verwarming in de huizen. Het gevolg is zure regen die heel China treft en de bodem en rivieren vergiftigt.
We ontvangen onze tickets terug in ruil voor de kaartjes. Stipt om acht uur stappen we uit in een koud station van Ping'Yao. Het is nauwelijks twee graden; onze kledij is niet echt voorzien op dit weer. Aan de uitgang wappert een Chinese man met een papiertje met onze naam erop: onderdak regelen met 'Hostelworld' is werkelijk fantastisch; je stapt op een ochtend ergens uit een trein in China en er staat iemand klaar met een brommertaxi om je naar het hotel te rijden. Ons guesthouse is een tweehonderd jaar oud houten gebouw van een vroegere rijke koopman. We krijgen een dubbele kamer met donker Chinees meubilair: prachtig! De dienstmeisjes dartelen om ons heen en vooral de lengte van Sander wordt met bewonderend gegiechel besproken.
Dit is een surreeel stadje! Iets waarvan je denkt dat het niet meer bestaat, en toch!
Omgeven door een complete en intacte zes kilometer lange stadsmuur uit de Ming-dynastie is Ping'Yao een uitzonderlijk goed bewaarde en traditionele Han-stad, die een zeldzame glimp geeft van de architectuur en stadsplanning van het keizerlijke China. Er waait een koude droge wind rechtstreeks afkomstig van de steppen van het nabije Binnen-Mongolie. We trekken al onze warme kleren aan die we bijhebben.
Jasmien heeft een verkoudheid opgedaan en past voor de wandeling in het middeleeuwse Pyng'Yao. Een onontdekte parel is de binnenstad niet maar overrestauratie zoals in Dali of Lijiang heeft gelukkig nog niet plaatsgevonden. De oude handelshuizen, banken, winkels en woningen zijn nu beschermd en van de sloop gered. Voor alle zekerheid werd Ping'Yao door de Unesco ook maar op de lijst van het Werelderfgoed gezet. De stadsmuren dragen nog de sporen van kanonvuur bij de inval van de Japanners in de dertiger jaren.
Dit stadje was ooit het financiele centrum van het keizerlijke China, maar geld vinden valt toch niet mee; enkel de Bank van China is gemachtigd buitelandse geld te wissselen, maar die is niet aanwezig in Ping'Yao en in de andere banken word ik wandelen gestuurd met mijn dollars. In een ATM kan ik gelukkig terecht en ik kijk opgelucht in het bakje als een reeks rode biljetten met de minzame kop van Mao verschijnen.
In de late namiddag wordt het kouder met een schrale wind; tijd om de warmte van ons guesthouse op te zoeken bij een frisse pint bier.
De schotel met groenten wordt op tafel gezet. Ik neem een stukje van de gekookte Chinese kool en wordt door het meisje streng terecht gewezen dat die groenten niet voor mij maar voor Kristien bestemd zijn. Ok, ok ... sorry ... ik wilde maar even proeven ... Het zal niet meer gebeuren ... Ik wacht wel op mijn noedels ...

Geen opmerkingen: