vrijdag 28 december 2007

22.12.2007: dag 159: Nyaungshwe: Maing Thounk village



Laten we nog eens een poging wagen; fietstochtjes zijn inderdaad niet onze specialiteit en eindigen ofwel in chaos, of de hitte is ondraaglijk, of de wegen zijn onberijdbaar of fietsonvriendelijk of we vinden de weg niet.
Hier rond het meer kan er vandaag niets misgaan; de temperatuur is zomers warm met een koel windje, de wegen zijn vlak en is er nauwelijks verkeer.
De man van het snoepstalletje verhuurt ons vijf zware Chinese draken van tweewielers voor een dagje uit op het platteland.
Deze ijzeren rossen hebben geen versnellingen maar dat lijkt op deze vlakke wegen geen handicap.
Het is heerlijk fietsen tussen suikerruitplantages over een smal wegje dat naar een dorpje aan het meer voert. Het hoge riet staat in bloei; duizenden witte pluimen wiegen in de wind. Het enige zware verkeer zijn osskarren die traag voorstjokken. Steentjes knarsen onder de grote wielen. Vrouwen dragen op het hoofd bundels riet en gras naar hun huisjes langs de weg. Zwaar beladen fietsers kruisen traag onze weg; iedereen knikt vriendelijk goeiendag. De meeste mensen bezitten een stevige ijzeren fiets die ook nog volgeladen kisten en zware zakken met landbouwprodukten moet kunnen vervoeren. Op de heuvels naast de weg schitteren witte en gouden koepels van pagoden.
Op een stoffig pleintje in de schaduw van hoge bomen staan jonge mannen, handen op de rug, in het gelid in enkele strakke rijen; voor hen staat een man in groen militair uniform die hen bevelen toesnauwt. De leukste uit de groep wuift met zijn petje en roept ons ‘good morning’ toe.
Maing Thounk ligt in het meer; het is één van de dorpjes dat helemaal op het water op palen is gebouwd. Een jongetje wijst ons de weg naar zijn oom die een cafeetje uitbaat in het waterdorp. Een lange dijk van planken leidt van de oever naar de eerste huizen op het meer. We laten onze fietsen achter onder het dakje van de pier. Een klein restaurantje ligt aan de overzijde. Met een kano worden we overgezet. Een prachtig balkonnetje op het water, met tafels en stoelen en een schitterend zicht op het donkerblauwe meer en het paaldorp. Er is nergens afval te bespeuren; de huisjes zijn eenvoudig in hout, bamboe en riet maar erg proper. Er zijn geen straten om te spelen, dus peddelen de kinderen op smalle houten schuiten op de kanaaltjes tussen de huizen en drijvende moestuinen. Het lijkt alsof ze eerst de typische beenroeitechniek aanleren vooraleer ze kunnen lopen. Bij een biertje en noedelsoep slaan we het simpele leven van de vissers-waterbouwers gade.
De restauranthouder is zichtbaar blij dat er weer eens iemand langskomt; zijn neefje wacht de hele dag toeristen op die met de fiets of auto aan het kruispunt naar het dorp stoppen. Het leven is hard sedert er bijna niemand meer naar Myanmar reist.
Op de terugweg rijdt Kristien lek; de banden zijn echter zo dik dat ze zelfs lek toch nog de eindmeet haalt.
Kristien heeft al weken last van een pijnlijke schouder; vooral ’s nachts is het moeilijk liggen. Birmaanse voetmassage heeft een erg goede naam. Ze heeft namiddag een afspraak in een salon. De behandeling schijnt nogal ‘hardvoetig’ te zijn geweest. De masseuse heeft gedurende anderhalf uur letterlijk over haar lijf gelopen en alle spieren en beenderen lijken nu op een andere plaats zitten ... Of de schouder daar beter van geworden is zullen we in de komende dagen vernemen.
Vanaf zeven uur begint tegenover ons guesthouse de avondschool. De meeste kinderen gaan naar de dagschool tot vijf uur. De kwaliteit van het staatsonderwijs is bijzonder laag; enkele slechtbetaalde onderwijzers geven meerdere vakken in klassen tot zestig leerlingen. Kinderen die verder willen geraken gaan van zeven uur tot twaalf uur ’s nachts naar de avondschool voor extra studie. Het is papegaaienwerk: vanuit het open raam in het gebouwtje horen we enkele tientallen stemmetjes van jongens en meisjes van allerlei leeftijden constant teksten opdreunen in het Birmaans en Engels.
Uit de pagode klinkt klokslag ieder uur een vrolijk deuntje uit een soort muziekdoos; de uren worden één voor één afgeteld: tien uur: wij gaan slapen. Als wij al een paar uren in bed liggen verlaten de kinderen het lokaal en gaan naar huis. Er rest nog vijf uren tijd om te rusten vooraleer ze morgen om acht uur weer paraat staan op het schoolplein van de dagschool en het volkslied zingen voor de vlag van hun land.

Geen opmerkingen: