donderdag 20 december 2007

18.12.2007: dag 155: Kalaw - Dorp



De dagrugzakjes zijn gisterenavond al gepakt, de rest van de bagage blijft in onze kamers achter tot morgenavond. Onze gids N. staat ons al op te wachten voor de tweedaagse voettocht door de heuvels rond Kalaw. We volgen een rood aarden weggetje dat al gauw overgaat in een smal pad en dat naar verschillende dorpjes van Birmaanse minderheden leidt. We lopen door een schraal dennenbos en met wat fantasie lijkt het een beetje op de Zutendaalse bossen. Er is echter een belangrijk verschil: illegaal een boompje kappen voor kerstmis levert meteen een gevangenisstraf op van drie jaar in een zeer onaangename Birmaanse cel. Er is geen mogelijkheid tot uitstel en de wet Lejeune is hier niet van toepassing. Een bordje verwittigt eventuele onverlaten. Dat de regering zelf het woud leegrooft mag door niemand gezegd worden. Ondanks de hoogte van dertienhonderd meter wordt het al snel warm in de beschutte valleien. De heuvels zijn ten prooi gevallen aan kaalslag; bijna alle hoge bomen zijn gekapt, er resten enkel nog wat struiken en hoge grassen. De hellingen die voor landbouw geschikt zijn staan er miezerig bij. De tarwhalmen zijn klein en leveren een magere oogst op, de bloemen van de sesamplantjes kleuren de velden felgeel. Een recente Australische introductie is de carootstruik; de noten leveren olie op die gebruikt wordt als biobrandstof. In tuintjes groeit een boom waarvan de gedroogde bladeren dienen als dekblad voor de typische Birmaanse sherootsigaren. De theeplantages bestaan uit schrale en kleine struikjes die een goedkope Chinese thee opleveren. De aanplantingen verzinken in het niets in vergelijking met de weelderig groene struiken van de estates in India.
We passeren enkele dorpjes die bestaan uit een tiental houten huisjes met bamboewanden en zinken daken. Enkel oudere vrouwen dragen de traditionele kledij bestaande uit een zwarte lange rok, zwarte vest met rode bies en een roodgeblokte hoofddoek.
De typische longhouses, waar meerdere families onder een dak samenwonen zijn op enkele na verdwenen. Individualisme heeft ook hier zijn intrede gedaan.
We houden middagpauze in een Nepalees restaurantje op een uitzichtspunt. De ouders van de uitbaters waren in dienst van het Britse koloniale leger en zijn na de onafhankelijkheid van Birma hier gebleven. We volgen nog even de bedding van een smal spoorlijntje om tenslotte na zes uren stappen aan te komen in onze kampplaats voor de nacht. We worden door een echtpaar en hun twee grote zonen en dochters verwelkomt in hun houten huis gebouwd op stevige palen op een helling in een bamboebosje.
De grote rechthoekige kamer bestaat uit een stevige houten vloer. Het enige meubilair is een ronde tafel en een paar stoelen voor bezoekers, een kast en een rekje. Centraal staat het huisaltaar met een boeddhabeeld. In de kleine keuken brandt een houtvuurtje op een zandbed. Enkele potten en pannen zijn het enige keukengerief. De rook van het vuur ontsnapt door de kieren van het dak. Als aperitief wordt ons door de bijzonder hartelijke gastvrouw thee en koeken van gepofte rijst aangeboden. De matjes worden op de vloer gespreid en dikke dekens worden klaargelegd voor de koele nacht. Het avondeten wordt door de vrouwen klaargemaakt. Een pompoen wordt geschild voor de soep, bloemkool en Chinese kool ligt klaar op de grond en de rijst stoomt in een pot op het vuurtje; allemaal groenten uit eigen tuin. We zijn maar net op tijd voor de douche: koud water uit een ton.
De avond valt snel, de boeren komen terug uit de velden in de heuvels, vergezeld van hun buffels. De zon verdwijnt achter het bamboegordijn in een palet van oranje en rood. In het licht van de kaars schrijven Jasmien en Sander een briefje naar Genk.
Het avondeten wordt geserveerd met de mededeling dat we “heel veel en heel langzaam moeten eten”. De tafel staat vol met schaaltjes gevuld met soep, de gekookte groenten, een curry van eieren en gestoomde rijst. De man des huizes kijkt bezorgd toe of we wel voldoende eten en iedere keer als een kommetje leeg geraakt wordt het prompt opnieuw gevuld. Ja zeg, zo geraken we nooit klaar ...
In het schemerlicht bij de kaars begint N. te praten; er zijn hier in het bos geen afluisteraars of geheime politie. Het moet hem van het hart, de levensomstandigheden in het land zijn hemeltergend. Er volgt een pessimistische monoloog; wij luisteren met verbazing. “De militaire regering duldt geen enkele oppositie, ze besteelt en terroriseert constant de eigen bevolking. Kinderen kunnen naar school maar er is geen uitzicht op werk. N. is geograaf maar heeft nog nooit werk gehad. Hij begeleidt nu voor enkele dollars toeristen bij een trekking, maar die blijven nu massaal weg zodat dze onzekere bron van inkomsten nu ook opdroogt. Mensen zijn wanhopig omdat het geld bijna geen waarde heeft en de prijzen iedere dag omhoog gaan. Birma besshikt over delfstoffen, gas, landbouwproducten die goedkoop uitgevoerd worden naar China in ruil voor textiel en minderwaardige elektronica. Het leger controleert de export en de smokkel en ontvangt harde dollars die in de zakken van het regime verdwijnen. Er zijn zelfs opiumvelden en heroïnefabrieken in het afgelegen noordoosten van het land die door het leger geexploiteerd worden. Het gebeurt meer dan eens dat de regering alle bestaande geld van de ene op de andere dag vervangt door nieuwe biljetten en het oude geld waardeloos verklaart. Je geld op de enige bank, de staatsbank plaatsen doet niemand meer; op een dag haalde het regime alle rekeningen van de spaarders leeg. De schaarse spaarcenten dan maar onder de matras bewaren is eveneens gevaarlijk: indien afluisteraars weet hebben dat iemand veel geld bewaart, wordt het huis doorzocht en het geld in beslag genomen. De schrik zit nu zo diep dat geld in kistjes onder de grond op het veld bewaard wordt. We begrijpen nu waarom hotels en iedereeen die diensten verleend betaald wil worden in cash US dollars; er is geen enkel vertrouwen in de eigen munt. De enige zekerheid in het land is - ironisch - in dienst gaan in het gehate leger. Vele jongens doen dit met tegenzin en noodgedwongen; het levert voordelen in natura en een goed salaris op. Het regime is verzekerd van een nieuwe trouwe volgeling en de familie. De bevolking is goed geinformeerd; bijna iedereen bezit een wereldradio en luistert naar de ‘Voice Of America’ en ‘BBC-World’. Het eigen nieuws op tv is gecensureerd en een voortdurende ode aan het leger, de staatskrant ‘The Light of Myanmar” is hilarisch met eerbetuigingen aan generaals en officieren en – opvallend - veel slecht nieuws uit het buitenland; Israel, Irak, Afghanistan, terreur in de wereld ...”
Ons gastgezin gaat slapen en ook wij zijn moe.
Het kaarsje wordt gedoofd. We leggen ons te ruste onder de dekens op de matjes. Het verhaal van N. en de miserie waar de mensen onder gebukt gaan blijven in het hoofd zitten. Het vuurtje in de keuken gaat langzaam uit; enkel de asse gloeit nog rood na. Het is pikdonker en vredig in het bos. Het is muisstil; enkel de kippen roeren zich nu en dan onder de vloer van het houten huis in de heuvels.

Geen opmerkingen: