zondag 2 december 2007

02.12.2007: dag 139: Kathmandu: Bodnath en Pashupatinath



Op een paar kilometer van Kathmandu ligt één van de grootste stupas ter wereld en het religieus centrum van een grote Tibetaanse groep vluchtelingen die zich hier permanent gevestigd hebben na een mislukte opstand in hun thuisland na de bezetting door China. Het is één van de weinige plaatsen waar de Tibetaanse cultuur onbezoedeld is, toegankelijk en springlevend. Het plaatsje loopt vol met monniken in donkerrode mantels en overal zie je goudglimmende daken van kloosters, winkeltjes met Tibetaanse opschriften omgeven de stupa en kleurrijke gebedsvlaggetjes waaien in er vrij in de wind. Klokken luiden in de kapelletjes. Het vertrouwde “om mani padme hum” klinkt rustgevend uit geluidboxen van de winkeltjes. Pelgrims komen van heinde en verre naar de stupa afgezakt. Reizigers en handelaars komen hier hun dank betuigen voor hun geslaagde doortocht door de Himalaja of bidden er voor een veilige terugkeer door de sneeuw naar hun dorpen in de hoge valleien. De meest devote bedevaarders liggen languit op de grond en kruipen verder op handen en voeten naar hun heiligdom. Wij draaien ook wat gebedsmolentjes als dank voor onze geslaagde bergtocht.
Wat Varanasi en de Ganges is voor de Hindoe’s in India is Pashupatinath aan de Bagmatirivier voor de Nepalese broeders. De Shivatempel is één van de bekendste in het subcontinent en trekt pelgrims en dwalende heilige mannen aan vanuit heel India. We wandelen een paar kilometer verder naar dit heiligdom aan de rivier. We zien de rookwolken van de crematies al van ver. Net zoals in Varanasi is het al sinds mensenheugenis de populairste plaats om gecremeerd te worden; de in gele doeken gewikkelde lijken liggen aan de trappen voor een laatste reiniging om vervolgens op de brandstapel gelegd te worden. Er worden bloemen in de rivier gegooid. Een tiental houtstapels branden op platforms; er wordt regelmatig nat stro op het vuur gelegd om de hitte te versterken. We kijken toe vanaf een brugje over de rivier. Zwart geblakerde benen en armen steken stijf als van een verbrande pop uit het vuur. De rook verspreidt de weeë geur van verbrand vlees. Familieleden kijken stil toe; verscheurde kreten van een vrouw verstoren de stilte; een priester zingt gebeden op een verhoogje aan het water. Fel beschilderde heilige mannen zitten in een groepje tegen tempeltjes. Het tempelcomplex wordt bewoond door honderden apen die in groepjes tussen het publiek en de lijken aan de ghats doorlopen. Iedereen kijkt geamuseerd naar hun capriolen. Kinderen zoeken met aan een touw gebonden magneet naar kostbaarheden die met de asse van de overledene in de rivier gegooid worden. Even stroomafwaarts wassen mensen zich in de rivier of doen er de was. Het leven gaat tenslotte verder. Twee ziekenwagens staan te wachten aan de ingang naar de verbrandingsplaats; de lijken worden uitgeladen en op bamboebrancards weggedragen. Dood is niets speciaals en geen taboe in de Hindoecultuur; crematies zijn openbaar en nieuwsgierige voorbijgangers stoppen om toe te kijken; niemand wordt weggestuurd.
Is het vanwege de geur, maar we hebben allemaal zin in kip gekregen ... In Freak Street serveert men een voortreffelijke chicken stroganoff met een bananencake toe.

Geen opmerkingen: