donderdag 20 december 2007

16.12.2007: dag 153: Kinpun - Taungoo




Op het programma staat een rit van een zestal uren. We moeten helemaal terug tot Bago. We rijden opnieuw door het platteland. Langs de weg staat aanplantingen van cashewnootbomen en slecht onderhouden rubberplantages. De dorpjes bestaan uit houten of rieten huisjes boven de grond en gebouwd op palen om in het regenseizoen geen natte voeten te krijgen. In kleine stalletjes verkoopt men snoep, betelnoot – de drug voor de arme man - en wat koekjes.
Opvallend in dorpen en langs de weg is het totaal ontbreken van affiches van grote internationale merknamen zoals het elders alomtegenwoordige Coca Cola of Pepsi en andere bekende frisdranken, auto, elektro of gsm-merken. Myanmar heeft het allemaal niet en als het er al was; de bevolking kan het zich niet permitteren.
Myanmar moet wel het enige land ter wereld zijn waar banken ontbreken. Er is een centrale bank in de hoofdstad die het geld drukt en dat buiten Myanmar de waarde van de krant van gisteren heeft. Inflatie is torenhoog. Er zijn geen bankautomaten, je kunt geen kredietkaart gebruiken, reischeques zijn waardeloos. Enkel cash dollars zijn omwisselbaar in de lokale munt. Hotels aanvaarden enkel dollars; in restaurants kun je terecht met de kyat.
We stoppen voor de gesloten overweg. Een prachtig glimmende zwarte stoomlocomotief met een grote rode ster op de bumper trekt enkele goederenwagons en helemaal achteraan een passagiersstel; mensen zitten op de grond of op de treden van de uitgangen.
Opvallend zijn de ossenkarren op de straat; een houten span met twee grote wielen en houten spaken met een ijzeren band wordt traag door twee ossen voortgetrokken en vervoert stro en hooi uit de velden naar de dorpjes.
De politie is duidelijk zichtbaar op ons traject. Om de enkele honderden meters staan agenten in uniform en gehelmd de walki talki in de hand. Joe legt uit dat dit de weg is naar de nieuwe hoofdstad, een kunstmatige constructie met regeringsgebouwen en woningen van de legerleiding en hoge ambtenaren die sedert anderhalf jaar in gouden kooien en afgeschermd achter hoge muren en prikkeldraad van de rest van het land gescheiden zijn en leven in een artificiële wereld. Politie zorgt dat de levenslijn en – indien nodig – de ontsnappingsroute naar Rangoon altijd open blijft.
De lunchstop houden we onderweg in een wegrestaurant; witte rijst met een stuk taaie gebakken kip en enkele schoteltjes gevuld met bruine bonen, gekookte kool en zure bamboescheuten. De bamboesoep ruikt naar riool en dat kommetje laten we dan maar staan. Gelukkig is het bier wel drinkbaar. De Birmaanse keuken ... het is geen wereldkeuken...
Taungoo nadert; we rijden naar Beauty Hotel II vlak aan de rijstvelden die nu helaas droog staan zodat het uitzicht nu beperkt is tot een geel stoppelveld.
Het oude teakhouten gebouw ademt vooral veel sfeer uit met zijn donkere houten wanden, gepoleiste vloeren, kasten en stoelen. We krijgen een prachtige kamer met een koloniaal gevoel; we slapen in zware houten bedden met muskietennet. De bananenbomen groeien tot aan het grote balkon. Straks is er elektriciteit.

Geen opmerkingen: