zaterdag 12 juli 2008

10.07.2008: dag 360: Uyuni: tour de Lipez 2
















Half zes: Ado klopt op de deur: “of we willen opstaan om binnen twintig minuten vertrekkensklaar te zijn” ... Euh, ja natuurlijk, graag ... aaarghh ...
Het vriest hard en het is nog pikdonker ... twee spaarlampjes geven wat licht in de gang. De kachel is morsdood.
We huiveren in de warme slaapzak bij het gedacht aan de koude daarbuiten. Iedereen hijst zich snel in alle warme kleren, mutsen en handschoenen. Alleen Ruben durft zijn hoofd onder de kraan te houden. We pakken al onze spullen in en dragen rug- en slaapzakken naar de cruiser die buiten al warm draait. Ontbijt wordt straks onderweg beloofd.
De batterij van de auto is plat, zonder lichten vindt Ado met zijn uilenogen feilloos de weg over een onzichtbare zandpiste.
De kou trekt langs alle kieren van de auto naar binnen, ruiten zijn beslagen met een laagje bevroren rijm. Het ijskoude ochtendgloren zorgt voor enige zichtbaarheid. De contouren van de bergen tekenen zich messcherp af tegen een lichter wordend landschap.
We rijden steeds hoger door de steppe die bezaaid is met stenen en laten een lange stofpluim achter die kilometers ver zichtbaar blijft. De pist klimt over een stompe pas vierduizend zevenhonderd meter hoog. Het zijn geen wolken daar in de verte: een gyser spuit met veel gedruis witte stoom een tiental meter hoog in de ijle lucht. Kokend water pruttelt in modderpoelen en uit de tientallen poelen dampen eveneens dikke stoomwolken die laag over de grond drijven. Lang blijven we niet kijken: met een scherpe wind in het gezicht en twintig onder nul vergaat de lust om lang op ontdekking te gaan.
Een lange rit door een bergwoestijn van rotsen en grind volgt: we volgen de enige route naar de Chileense grens. De omgeving hoort tot de meest onherbergzame en ontoegankelijke van de Altiplano. In geen tweehonderd kilometer in de omtrek is er nog een teken van menselijke aanwezigheid, bergen kleuren grijs, bruin, rood en geel en de hoogste toppen zijn bedekt met sneeuw. Zelfs lama’s kunnen in deze desolate hoogvlakten niet meer overleven: dit is het woongebied van de zeldzame vicuña, de kleinere variant van de lama die zelfs in de koudste gebieden en met het taaiste grassprietje tevreden is. Enkele lichtbruine dieren zoeken tussen de stenen naar voedsel.
‘Laguna Verde’: geen dodelijk groen met arsenicum gevuld meer maar een witte bevroren vlakte met als achtergrond de staalblauwe hemel en een zwarte vulkaan: het perfecte plaatje dat door dit winterweer niet helemaal tot zijn recht komt.
Op de parkeerplaats voor de warmwaterbronnen staan een tiental jeeps; de poel is gevuld met tientallen reizigers die zich te weken leggen in het niet al te warme water. Niemand van het gezin heeft zin om in dit vriesweer, in zijn nakie en tussen alle buitenlanders een bad te nemen. Het lauwe water stroomt over de badrand naar de lagune waar meeuwen en ganzen rondpeddelen. Onze kok richt de kofferbak in als ontbijttafel en deze plaats heeft meer aftrek dan algjes zoeken in koud water en al gauw wordt onze auto omringd door hongerige meeuwen.
De natuur lijkt op sommige plaatsen op een surrealistisch plaatje en vooral ‘De rotsen van Salvador Dali’ vallen bijzonder op: in een heuvelachtig, dood egaal landschap van bruin poederzand bevinden zich rode, grillige rotspilaren.
Vele kilometers stof en piste verder bereiken we de grens met Chile en het prachtige ‘Laguna Colorada’ Het water van deze lagune is niet bevroren en kleurt dieprood tegen de steppen en de okerkleurige bergen. Aan de gras- en mosbegroeide oevers staan enkele honderen dieproze flamingo’s te slobberen in het water; de vogels pendelen tussen de verschillende meren in de omgeving. Ze leven van de algen die deze lagune de karakteristieke rode kleur geven. Het overlevingsvermogen van deze tengere en kwetsbare vogels in deze omgeving is enorm groot. ’s Nachts vormen ze een grote groep midden in het meer en brengen ze de nacht slapend en rechtopstaand door in het ijskoude water.
Na de lange vermoeiende rit van zes uren langs nog enkele andere waterplassen is het tijd voor de lunch: koude kip en tagliatelli: een feestmaal in dit onvoorstelbare eenzame gebied in de omgeving van het drielandenpunt tussen Bolivia, Chili en Argentinië. Enkele gezinnen wonen in lemen huisjes en eentje baat een extreem eenvoudig pension uit voor reizigers die wat langer aan de rode lagune willen verblijven. Zoveel tijd hebben wij echter niet: Ado wijst ons op het vervolg van het dagschema: nog minstens zes uren tot San Pedro en de weg wordt niet beter dan deze hobbelige streep zand. De bezorgdheid over de batterrij die geen elektriciteit meer levert wordt groter: de meeste cruisers rijden in de tegenovergestelde richting en hulp vermindert als ’s namiddags de auto’s hun eindbestemming naderen. Ado wisselt van batterij bij een andere chauffeur; deze past niet en de contactpunten worden met een stukje koperdraad en een reepje katoenstof verbonden. Ik kijk even mee onder de motorkap: ik ben geen kenner maar het elektrisch circuit lijkt een puinhoop of een wirwar van versleten draden en verbindingen die met plakband bijeengehouden worden: amateurs! We rijden weer en even lijkt het alsof alles in orde is totdat alle dashboardampjes en de cd-speler terug uitvallen. Stoppen, onder de motorkap sleutelen en opnieuw vertrekken om na een tijdje de procedure te herhalen. San Pedro lijkt zo nog heel erg ver weg. De pisten in de brede vallei waaieren uit naar alle richtingen om onverwacht in het zand te verdwijnen. Ado vindt echter steeds een nieuwe weg die de juiste richting volgt.
Een kapotte band ontbreekt nog aan de rit maar we worden dra op onze wenken bediend: het flappend geluid van een platte achterband kondigt een nieuwe tussenstop aan.
Natuurlijk bezittten we een reserveband; na plaatsing ontbreekt een kleine maar nogal belangrijke eigenschap: ook de reserveband staat grotendeels plat! Een handpomp zit niet bij het gereedschap. Dit is onvergeeflijk maar Ado weet opnieuw raad: met de gummislang van het gasfornuis en een tussenstukje op het ventiel weet hij de band verder op te pompen door de druk van het propaangas uit de gasfles! Onze voorzichtige bezorgdheid dat rijden op een mengsel van lucht en gas misschien niet zo verstandig is wordt weggelachen. “No problemo amigo, vamos ...”
Nog drie uur rijden en de avond valt snel. De lage zon schijnt als een reusachtige koplamp in het gezicht. De streep in het land wordt zo hobbelig dat we een stukje al lopend moeten afleggen om de gasgevulde band niet onder te hoge druk te zetten. De laatste berghelling kondigt zich aan en daarachter rijden we eindelijk over een gladde grindweg. In de verte hangt rookt boven de krater van een actieve vulkaan. We slaan een nieuwe zandpiste in; nog anderhalf uur en hopelijk houdt de band het nog zolang. De bergen verdwijnen stilaan en dat betekent dat de zoutvlakte en ook San Pedro niet meer veraf zijn. Iedereen probeert de eerste lichtjes van een dorp te ontwaren in de duisternis; we zijn nu bijna veertien uren onderweg en vermoeidheid en ongeduld beginnen door te wegen. Gelukkig kunnen we op de onvermoeibare chauffeur rekenen. Een gesloten slagboom verspert de weg; een soldaat verlaat een duister hokje en informeert naar onze bestemming: een eerste teken van leven: San Pedro is nabij.
Het lampje van een verre straatlantaarn kondigt het einde van de rit aan. Enkele stofige straatjes en een reeks lemen huizen waarvan er enkele kamers met bedden verhuren. De beste plaatsen zijn op dit late uur bezet maar de derde poging lukt: een bolhoedvrouwtje heeft nog plaats voor vijf plus twee vermoeide lijven.
De douche doet het na enkele pogingen en een straaltje heet water doet de vermoeidheid en het stof verdwijnen. Onze kok doet haar best om nog wat avondeten klaar te maken en om half tien staat er in de ‘comedor’ spaghetti op tafel. Ado zit in de warme keuken bij bolhoedje voor een bord soep.
De generator doet het nog even maar om tien uur valt het licht uit. Iedereen ligt dan net in bed. Het is oorverdovend stil in San Pedro.

Geen opmerkingen: