zondag 6 juli 2008

06.07.2008: dag 356: Oruro - Potosi








Oruro: drieduizend zevenhonderd meter hoog. De kamers zijn koud zonder enige verwarming, de receptionist levert een paar bijkomende dekens.
Handig zo´n hotel vlak bij het busstation: levert een extra uurtje slaap op.
Op het stationsplein is het al druk; vannacht hebben de stadsvuilniswagens hun afval in een centrale container gedeponeerd: deze puilt uit en tientallen straathonden en een paar zwervers scharrelen naar eetbare resten in het vuil. Buiten is het ijskoud, het heeft hard gevroren. Verkopers gewikkeld in dikke dekens waakten de hele nacht buiten bij hun kraampjes en verwijderen stilaan de plastieken zeilen.
Aan de perrons staan tientallen bussen klaar om naar alle delen van Bolivia te rijden, motoren lopen warm en de uitlaten verspreiden een verstikkende blauwe rook. Van de Kyotonorm heeft nooit iemand gehoord.
We wachten op de eerste zonnestralen terwijl we ontbijten in het station: een broodje kaas en hete koffie.
We kunnen instappen, binnen in de bus is het koud en ook hier geen verwarming. Braziliaanse bussen zijn enkel voorzien van airconditioning die we nu niet bepaald nodig hebben. Sommige passagiers dragen twee winterjassen op elkaar en zijn voorzien van een extra deken om over de benen te leggen. Zij hebben waarschijnlijk de hele nacht in de hal van het station doorgebracht.
Ruben en Sander beginnen stilaan de noodzaak van een winterjas in te zien; de volgende dagen wordt het nog een paar graden kouder, en naarmate we verder zuidwaarts opschuiven wordt de winter strenger in de bergen.
Het hele traject loopt over een bijna vlakke, kurkdroge en ijskoude altiplano. Kleine waterloopjes zijn bevroren. Hier en daar staan enkele lemen huisjes met een stenen omheining. Het aantal lama´s is waarschijnlijk groter dan de menselijke bevolking, maar dat is Vlaanderen ook zo met varkens, schijnt het ...
Geen enkel dorpje van betekenis is er te zien gedurende enkele honderden kilometers. Halverwege stopt de bus aan een armoedig eethuisje voor een korte pauze en een snelle hap.
Vrouwen verkopen op een stukje krantenpapier gekookte mais en een lapje gebakken vlees. We worden al meteen omringd door bedelende kleine kinderen in lompen; verschillende lagen vieze pulls waarvan de kleur niet te achterhalen valt, gezichtjes en handen zijn zwart van het vuil met open korsten van de kou; dit is de meest desolate streek waarin we ooit kwamen: de diepste armoede in de meest extreme temperaturen en woonomstandigheden.
Eindelijk: Potosi, twee uren eerder dan voorzien, voor degenen die van statistieken houden: vierduizend honderd meter hoog gelegen en de hoogst gelegen stad van die omvang ter wereld.
We logeren in een bepaald gezellig onderkomen aan de rand van het oude centrum met enkele Hollanders en Fransen als buren.
Het is zondag: de meeste winkels en restaurants zijn dicht. Op de markt vindt Ruben eindelijk dé winterjas die beantwoordt aan zijn smaak; voor Sander bestaat er geen extra grote maat: hij blijft voorlopig letterlijk in de kou staan ...
De conquistadores hebben dan wel nooit het ´Eldorado´ gevonden maar zij legden hun hebberige handen toch op een andere mooie prijs: Potosi en de ´Cerro Rico´ of de Rijke Berg, vol met zilver. Binnen korte tijd leverde de berg zoveel zilver op dat het hele Spaanse rijk erdoor kon gefinancierd worden. Potosi was ooit de rijkste stad van Zuid-Amerika en tot op vandaag wordt - in het Spaans - iets lucratiefs "dat is een potosi waard" genoemd.
Een eerste verkenning van de stad toont de weelde en grote rijkdom: barokke kerken met hun typische ´organische´ en Indiaanse versieringen, pleinen, kloosters, statige residenties, banken en handelshuizen. De meeste bezienswaardigheden zijn dicht tot morgen. De roestkleurige ´Zilverberg´ domineert de stad. Nog steeds delven kleine coöperatieven zilver en andere metalen. Overmorgen bezoeken we de mijn.

Geen opmerkingen: