zaterdag 26 januari 2008

24.01.2008: dag 192: Penang – Bukit Lawang



We verlaten vandaag Penang en meteen ook Maleisië en zetten koers richting Indonesië. De snelle boot doet er zes uren over om de Straat van Malakka over te steken. We staan om half negen aan de haven. Een koffie en een portie noedels in een piepschuimen doosje op de straatstoep is het ontbijt. De immigratieformaliteiten worden snel in de haventerminal afgewerkt.
De grote speedboot naar Medan in Sumatra is slechts met enkele tientallen passagiers gevuld. We hebben het hele benedendek voor ons alleen. Met een half ur vertraging worden de trossen losgemaakt. De lucht is nevelig, de zee oogt grijs en futloos, het wateroppervlak zo kalm als de Molenvijvers in Genk op een zomerse namiddag, Nochtans kunnen op deze oceaanbodem onzagelijke krachten het water omhoogstuwen en verwoestende tsunami’s veroorzaken. Vandaag lijkt alles vredig en rustig. De krachtige motoren rollen en de boot houdt een hoge snelheid aan glijdend over het grijze water. Een kijkje op het dek is van heel korte duur: de zeelucht is dik en warm en laat onmiddellijk een vettige laag achter op de huid en kleren.
Nu en dan passeren houten vissersschuiten. Containerschepen en reuzentankers op weg naar Singapore kruisen kruisen ons vaarwater.
Als we de territoriale wateren van Indonesië binnenvaren wordt de Maleise vlag gestreken en vervangen door de roodwitte Indonesische.
Tijdens de overtocht geraken we in gesprek met een jong Iraans koppel dat eveneens, zonder veel plannen, enkele dagen in Sumatra gaat doorbrengen omdat hun verblijfsvisum van drie maanden voor Maleisie vervallen is. Een kort intermezzo in een ander land geeft nadien recht op een nieuwe verblijfsperiode van drie maanden. Zij zijn kort geleden Iran ontvlucht omdat de vrijheid belangrijker blijkt dan een goedbetaalde baan als veearts en informaticus in Teheran. Zij leiden nu een onzeker bestaan in Kuala Lumpur, studeren opnieuw en hopen binnen enkele maanden naar Australië te emigreren.
We zetten voet aan wal op het benauwd warme Sumatra. We willen ten alle prijze de onaangename en vervuilde stad Medan vermijden. We huren, samen met de nieuwe Iraanse vrienden en kostendelend een minibusje om meteen en rechtstreeks door te rijden naar de jungle in Bukit Lawang.
Klaar voor het tweede deel van de reis kruipen we met zeven in een gammel minibusje en volgen we de drukke weg naar de vervuilde heksenketel genaamd Medan en onmiddellijk verder richting platteland en Bukit Lawang. We komen uiteindelijk, na het invallen van de duisternis en via een slechte weg aan in het kleine dorp aan de rivier en aan de rand van het Leuser Nationaal Park, één van de twee laatste ongerepte plekken in Zuidoost Azië waar Orang Utangs nog in het wild voorkomen.
Bukit Lawang haalde in 2003 het wereldnieuws toen de rivier ’s nachts onverwachts buiten haar oevers trad na een alles vernietigende modderstroom die aan bijna vierhonderd mensen het leven kostte en het dorp compleet van de kaart veegde. Ondertussen zijn er op een hoger niveau enkele nieuwe guesthouses gebouwd waar we in eentje twee kamers vinden voor de nacht. De rivier kabbelt beneden geheel onschuldig en op veilige afstand van het nieuwe dorp op de heuvel.
We maken een afspraak om morgenvroeg een jungletocht te maken onder begeleiding van een gids op zoek naar onze naaste verwant die hier vlakbij huist in de kruinen van de hoogste bomen.
Het wordt een klamme nacht onder het muskietennet.

Geen opmerkingen: