maandag 26 november 2007

24.11.2007: dag 131: Tatopani -Pokhara



De kinderen zijn - door het vooruitzicht op de bewoonde wereld - niet meer te houden: ze willen vandaag, nu en meteen door tot Beni aan de grote weg en verder tot Pokhara en ze zijn bereid daar uren voor te stappen. We zullen zien ...
Het is weer een vermoeiend op en neer klimmen over de dichtbegroeide en bijzonder steile bergwanden naar het plaatsje Galisor, enkele uren verderop. Er zijn veel soldaten in deze omgeving die meewerken aan de aanleg van een brug en de nieuwe weg. Er klinken vlakbij weer oorverdovende explosies die de grond doen trillen. Het voelt aan alsof je je in een oorlogszone bevindt nu er ook soldaten rondlopen. Stof ontsnapt als er weer een knal te horen is en stukken van de bergwand met veel lawaai in de rivierbedding vallen.
Enkele arbeiders balanceren honderden meters hoog op een smalle richel tegen de wand en breken voorzichtig met een staaf stukken gesteente uit de berg; vervolgens komt er een grotere ploeg arbeiders die met met een schep proberen de richels te verbreden. We moeten regelmatig en heel voorzichtig deze smalle overbruggingen maken maar geholpen door de behulpzame arbeiders lukt het ons om telkens wat verder te geraken.
We ontmoeten karavanen van honderden muilezels die zakken zand en cement aanvoeren voor de versteviging van het nieuwe pad.
Een laatste nijdige klim en bijbehorende afdaling brengt ons op een brede piste en het dorp waar jeeps en enkele oude bussen op passagiers naar Beni wachten. Welkom in de beschaafde wereld ...
We kopen meteen een ticketje voor de minibus naar Beni, een uur rijden over een miserabele hobbelige en stoffige keienpiste. Wij moeten het dubbele van de prijs betalen omdat we vreemdeling zijn. Discussieren over dit onrecht helpt niet; we mogen van de chauffeur de vijftien kilometer ook gerust tevoet wandelen. Zo principieel zijn we nu ook weer niet, maar we eisen en bekomen wel een echte zitplaats in de overvolle schrootbus. Lakhpah en Theez kruipen op het dak bij de bagage.
In Beni staat al de volgende bus klaar die meteen naar Pokhara vertrekt. We twijfelen nog even of we vandaag nog de vier uren durende rit willen uitzitten, maar de druk van de kinderen is te groot; we maken er dan maar een korte pijn van en kruipen tenslotte allemaal in het roestige vehikel, samen met een vijftal Israeliers die vandaag eveneens de geur van propere lakens willen opsnuiven.
Lakpah en Theez verkiezen opnieuw het gezelschap van onze bagage en het comfort van het dak in de wind en het stof. Vreemd!
De weg is verschrikkelijk slecht, de bus schommelt en kreunt als ze de vallei uitrijdt. Twee uren later begint onverwacht het gladde asfalt en volgt er een lange klim door de bergen. Pokhara is nauwelijks veertig kilometer ver maar het duurt nog ruim twee uren vooraleer het meer en de stad in de diepte zichtbaar zijn. Het is pikdonker als we het stadje binnenrijden. We zijn moe en het kan ons niet meer schelen waar we gaan overnachten. Gelukkig zijn er de touts die in deze momenten nuttig zijn. Een hoteleigenaar biedt ons een gratis taxirit aan naar zijn hotel en dat is op dit ogenblik prima want we hebben geen flauw benul waar we ons bevinden.
Enkele minuten later staan we in de lobby van een mooi hotel. Onze sjerpa's, die zelf voor onderdak moeten zorgen kijken bezorgd: deze prijzen kunnen ze niet betalen. We bieden ze op onze kosten een mooie kamer aan. Ze zijn blij en een bijkomende toelage voor een goed avondmaal maakt ook hun vermoeiende dag goed. Hun opdracht zit erop en zij worden dan ook uit onze dienst ontslagen. Een verdiende fooi wordt met veel dankbaarheid aangenomen. Morgenvroeg nemen zij de bus terug naar Kathmandu waar ze opnieuw beschikbaar zijn voor een nieuwe trektocht en het sleuren van andermans rugzakken. Wat een hard leven! Als ik ze goeienacht kom wensen liggen beiden geheel gekleed en met de muts op het hoofd onder de dekens, de hete douche hoeft niet; zij wassen zich bijna nooit.
Doodmoe maar fris gewassen kruipen ook wij onder de knisperende lakens.

Geen opmerkingen: