zondag 4 november 2007

04.11.2007: dag 111: Varanasi-Kathmandu



Een vlucht van drie kwartier bespaart ons een busreis van vierentwintig uren en een overnachting aan de grens met Nepal. We permitteren ons de luxe van een vlucht met Indian Airlines naar Kathmandu.
De luchthaven van Varanasi is een rommelig gebouwtje en niet aangepast om veel passagiers te verwerken. Het is er druk: de minister van cultuur komt eraan; een rij zenuwachtige personaliteiten met bloementuilen in plastieken folie in de hand vormen de erehaag. Gewapende agenten kijken nors. Een colonne witte politieauto’s staat klaar om het hoge bezoek te begeleiden naar de stad. De vertrekhal kan hooguit enkele tientallen mensen herbergen en als er ruim tweehonderd reizigers opdagen voor de vlucht is chaos troef: een incheckbalie kan de drukte niet meer aan en de oude computer slaat tilt: er kunen geen instapkaarten meer afgedrukt worden en de bagagebehandeling ligt stil. Alles wordt vanaf nu manueel met de pen verwerkt. We blijven in de buurt om te controleren of onze rugzakken labels krijgen.
De screening van passagiers is zeer strikt: dubbele controles van personen en persoonlijke identificatie van bagage vooraleer ze ingeladen wordt. Een jonge Nepalees wordt niet tot de vlucht toegelaten: zijn paspoort wordt geweigerd.
Met een uur vertraging vertrekken we. De airbus zit vol met westerse toeristen, verschillende groepen uit Belgie en de Verenigde Staten. De vlucht verloopt prima en de landing is zacht op de kleine luchthaven van Kathmandu waar het nevelig is en vijfentwintig graden warm.
De formaliteiten duren lang omdat we hopen formulieren moeten invullen voor ons visum dat op de luchthaven uitgereikt wordt. Na wat stubbelingen en enkele lelijke woorden met een reisleider van een Vlaamse groep in verband met het al dan niet voorkruipen in de rij voor de visumaanvraag, staan we eindelijk buiten. We worden opgewacht en kunnen met het busje van het ‘Kathmandu Guesthouse’ gratis mee naar de binnenstad. We logeren in het drukke toeristengetto Thamel: straatjes vol met winkeltjes met bergbeklimmers- en trekkersmateriaal, piratencd’s en video’s, hotelletjes, kledingboetieks met warme jassen en mutsen – modejaar 1973, restaurants en cafés met muziek van Bob Marley: “no woman no cry ...” en de onvermijdelijke fluisteraars: "you want hasj, mariuwana? good quality!"
Het valt ons op: de straten zijn opvallend proper: geen vuilnis, geen heilige of andere koeien. Het verkeer is druk en gediciplineerd. Mensen gekleed in truien, lange broeken en jassen. We passen niet echt in het straatbeeld in onze korte broeken en zomerhemdjes. We zullen morgen een andere outfit kiezen.
We hebben nu al zo lang uitgekeken naar de fameuze applepie en chocolatecake van Kathmandu en trakteren onzelf op enkele stukken heerlijk gebak, en dat was lang geleden, maar wat blijft dat zwaar op de maag liggen.
Morgen en de volgende dagen moeten we zaken regelen: een visum voor Birma bemachtigen, een permit voor onze trektocht in de Himalaya kopen, dragers en een gids contacteren, warme jassen en slaapzakken huren, voor Sander een cadeau zoeken en tussenin veel applepies eten.

Geen opmerkingen: